Direct naar artikelinhoud

Jobkansen en studiekeuze: op naar de dictatuur van de statistiek?

Lieven BuysseBeeld rv

Hogescholen en universiteiten moeten per studierichting zoveel mogelijk cijfergegevens bekendmaken over de jobkansen van hun alumni. Nu, zo betoogt Tomas Roggeman (DM Online, 29/6), verbergen veel instellingen de harde waarheid voor kandidaat-studenten. Vanzelfsprekend moeten opleidingen correcte informatie verschaffen over hun opleidingen. Meten om te weten is overigens al lang een inherent deel van het kwaliteitszorgbeleid van elke instelling. Die informatie zonder context en zonder dialoog met andere cijfers en parameters beschikbaar maken voor het grote publiek is dan weer problematisch, en zorgt vaak eerder voor desinformatie. De conclusies die je uit statistieken trekt, zijn immers minstens zo belangrijk als de naakte cijfers zelf.

Al enkele jaren maken de universiteiten, inclusief mijn eigen universiteit, de slaagcijfers van eerstejaarsstudenten bekend, mooi moduleerbaar per vooropleiding. Dat is een toonbeeld van transparantie en speelt in op vragen van abituriënten. Alleen…wat is die 18-jarige ermee? Een slaagkans van 1 op 2: ben ik die ene geslaagde of die ene gebuisde? Zelfs een slaagkans van 9 op 10: wat als ik die ene niet-geslaagde ben? In persoonlijke contacten met jongeren en hun ouders wordt duidelijk dat men zich blind staart op de cijfers en niets dan de cijfers.

In persoonlijke contacten met jongeren en hun ouders wordt duidelijk dat men zich blind staart op de cijfers en niets dan de cijfers

Een focus op jobkansen is zo mogelijk nog problematischer. Een eerste probleem is al hoe je bepaalt hoe groot de jobkansen na een bepaalde opleiding zijn, en of de opleiding de volle verantwoordelijkheid draagt voor de vlotheid waarmee alumni zich op de arbeidsmarkt lanceren. Tomas Roggeman somt zelf een hele reeks relevante parameters op, wat de complexiteit van het concept illustreert. Een van die parameters zou zijn: het aantal studenten dat een job aanvat met andere diplomavereisten dan die waarvoor ze gestudeerd hebben. De redenering lijkt te zijn dat hoge cijfers voor die parameter als negatief beoordeeld moeten worden. Nochtans kan het omgekeerde net zo goed waar zijn: de competenties die studenten in een opleiding verworven hebben, worden in een selectieproces door bedrijven ruimer geapprecieerd dan een pure focus op het diploma zou laten vermoeden. Die alumni zijn dus ruim(er) inzetbaar. Een diploma is meer dan een titel; het is het bewijs van een vat vol competenties.

Een diploma is meer dan een titel; het is het bewijs van een vat vol competenties

Bovendien is er niet voor elk diploma een een-op-eenrelatie met een beroep, een functie of zelfs met een werkveld. Moet ons dat zorgen baren? Uiteraard zijn er jobs waarvoor een bedrijf gericht op zoek moet gaan naar kandidaten met een specifiek diploma. Een politicoloog zal geen huis kunnen ontwerpen bijvoorbeeld. Maar er zijn ook tal van functies waarvoor bedrijven een mix van competenties voor ogen hebben en kandidaten screenen met een open blik. Bedrijven werven ook pasafgestudeerden aan in een generische instapbaan, waarin ze hun rekruten een of twee jaar observeren om ze dan te laten doorgroeien naar een functie die hen op het lijf geschreven is. Die instapbaan kan dan misschien niet voor het volle pond aansluiten bij de opleiding van die werknemers maar ze heeft hen wel de sleutels in handen gegeven om zich te bewijzen bij een werkgever en snel de job van hun leven te vinden.

Al te vaak wordt de nadruk gelegd op de functies “die de arbeidsmarkt nu nodig heeft”. Niet alleen is dat een wat kortzichtige benadering (veranderen de noden van de arbeidsmarkt dan niet?), die boodschap is ook zeer eenzijdig. Ze weerklinkt zelfs al in de aanloop naar het middelbaar: de enige klok die lijkt te luiden, is die van STEM. Ongetwijfeld heeft onze maatschappij nood aan specialisten in de wiskunde- en natuurwetenschappen, maar dat mag er niet toe leiden dat de humane wetenschappen – pakweg talen, rechten, politicologie, communicatiewetenschappen, filosofie – als weinig nuttig weggezet worden. De maatschappij heeft meer dan ooit nood aan experts die de samenleving zelf kritisch benaderen, erover reflecteren en antwoorden formuleren om de uitdagingen die onze maatschappij vandaag kenmerken, het hoofd te bieden. En neen, de impact daarvan is niet altijd in cijfers te vatten. Utilitarisme kent nu eenmaal verschillende gedaanten.

Al te vaak wordt de nadruk gelegd op de functies “die de arbeidsmarkt nu nodig heeft”.

Wie op zoek is naar een geschikte opleiding in het hoger onderwijs heeft de absolute plicht om zich te informeren. Massa’s jongeren gaan naar infodagen, spreken met studenten die hen zijn voorgegaan, stellen vragen aan docenten en luisteren kritisch naar hun antwoorden, wonen proeflessen bij, nemen cursussen door, denken na over wat ze met hen leven willen doen… Informatie over de arbeidsmarkt waar de opleiding op voorbereidt, hoort daar zeker bij. Maar mag het iets meer zijn dan een bombardement van statistieken? Dat levert nu eenmaal vooral ofwel een heel eenzijdig beeld op ofwel een heel verwarrend beeld. Laten we ook het allerbelangrijkste niet vergeten: studenten moeten kiezen voor een opleiding die hen inspireert en motiveert; de job van hun leven volgt dan doorgaans wel vanzelf.