Direct naar artikelinhoud
Huis van Hiele

Hugo Broos: "Afrika heeft mij voorgoed veranderd"

De voetbalcoach van Kameroen is te gast in de Zomeruur-interviewreeks 'Huis van Hiele'
Beeld Bob Van Mol

Op de recente Confederations Cup in Rusland was het wat minder, maar dat kan Hugo Broos (65) niet deren. Sinds ‘zijn’ Kameroen begin dit jaar de Afrika Cup won, geniet hij daar een absolute heldenstatus. Inclusief presidentiële gunsten en huwelijks­aanzoeken. "Ik heb toch maar nee gezegd."

en

Slow food meets slow journalism. Negen zaterdagen lang verwelkomen telkens twee De Morgen-journalisten in het restaurant van Willem Hiele in Koksijde een spraakmakende gast. 

Hij is twintig minuten te laat. Even vermoeden we dat Hugo Broos de Kameroense à l’aise-mentaliteit heeft omarmd. Maar zijn vertraging blijkt het gevolg van de gps, die de wat verscholen, idyllische locatie van Willem Hieles restaurant aan de kust maar moeilijk vindt. “Dat ding sloeg tilt. Ik zat al bijna in de duinen”, klinkt het eerder sakkerend dan verontschuldigend bij aankomst. “De ingebouwde gps is net als mijn wagen twaalf jaar oud. Maar zolang hij rijdt, vind ik het te stom om een nieuwe te kopen.”

Een andere voetbaltrainer zou zichzelf eens goed in de watten hebben gelegd na de Afrika Cup. Onder het motto: een mens boekt niet elke dag een historische overwinning. Want dat was het, begin februari. Broos en ‘zijn’ Kameroens nationaal elftal stuntten toen op het Afrikaanse landentoernooi.

Niemand die vooraf veel rekening hield met Kameroen. Ooit domineerden de ‘Ontembare Leeuwen’ het Afrikaanse voetbal, maar het was al meer dan tien jaar geleden dat ze hun bijnaam nog enige eer aandeden.Van trainer Hugo Broos werd zo mogelijk nog minder verwacht. Bij zijn aanstelling noemde de lokale pers hem een stoffige loser die zo dom was om de grootste namen uit het team te schrappen.

Vandaag staat die ‘loser’ maar mooi in de geschiedenisboeken, als eerste Belgische trainer die ooit de Afrika Cup binnenhaalde. Meer zelfs: als eerste Belgische trainer die sinds zowat een eeuw de hoofdprijs wegkaapte op een internationaal voetbal­toernooi (voor de quizfreaks: de laatste was Raoul Daufresne de la Chevalerie in 1920, met de Belgische ploeg op de Olympische Spelen in Antwerpen).

Kameroen werd gek, Broos werd uitgeroepen tot held van de natie. Van het volk kreeg hij de bijnaam ‘de witte magiër’, van de president de titel van ridder.

“Het was waanzinnig”, vertelt Broos terwijl gastvrouw Shannah hem een glas droge witte wijn inschenkt. “Op de avond van de Afrika Cup hebben de autoriteiten van Yaoundé op een bepaald moment alle straatlichten in het centrum gedoofd. Zodat het volk wel naar huis móést gaan. Anders hadden die gewoon zes weken door­gefeest.” En de trainer zelf? Die vierde de zege gewoon met een fris pintje. “Meer moet dat voor mij niet zijn.”

Hugo Broos.Beeld Bob Van Mol

Kunt u vandaag in Kameroen nog ongestoord over straat?

Hugo Broos: “Nee, dat is er niet meer bij. Als iemand je in de smiezen krijgt, staat er binnen de kortste keren dertig man met zijn gsm om je heen. ‘Selfie, coach?’

“Ik dacht dat ik na de kwartfinale met België op het WK ’86 wel iets gewoon was. Niet dus. De hal van mijn hotel in Yaoundé stond in de weken na de Afrika Cup elke dag vol supporters. Toen ik naar het presidentieel paleis moest voor de titel van chevalier, kreeg ik zelfs een politie-escorte. Zoiets streelt de ijdelheid natuurlijk. Maar na een paar dagen ben ik naar de bondsvoorzitter gestapt: ‘Geef mij nu een vliegticket naar België.’ De gekte werd me te veel.”

'Een Senegalese zangeres solliciteerde open en bloot in een lokale krant naar mijn hand. Een publiciteitsstunt, dacht ik. Het bleek bittere ernst'

Klopt het dat u bestookt werd met huwelijksaanzoeken van Kameroense vrouwen?

“Er waren er toch een stuk of vijf. Drie in de euforie van het moment, twee serieuze. Een Senegalese zangeres solliciteerde zelfs open en bloot in een lokale krant naar mijn hand. Ze vond mij een goede partij omdat ik koppig mijn eigen ding deed. Een publiciteitsstunt, dacht ik. Het bleek bittere ernst. Ik heb ze wijselijk afgewezen. Ik denk niet dat ik een tweede vrouw aan mijn echtgenote verkocht zou krijgen.” (lacht)

Kameroen kon sinds 2002 geen Afrika Cup meer winnen. Wat is uw geheime wapen?

“Als bondscoach moet je vooral een vaderfiguur zijn. Een luisterend oor als het kan, streng als het moet. Voetballen kunnen ze al. Een nationaal elftal verzamelt de beste spelers van het land. Maar je moet ervoor zorgen dat die mannen door het vuur gaan voor jou. Ik mag wel zeggen dat ik daar in ben geslaagd.”

Hoe hebt u dat voor elkaar gekregen? Bij uw aanstelling reageerde men op zijn zachtst gezegd nog sceptisch. Sommige spelers weigerden zelfs mee te doen.

“Simpel: mijn regels gelden voor iedereen. Dat was nieuw voor hen. Onder de vorige bondscoaches mochten sommige vedetten pas twee dagen voor de wedstrijd op training verschijnen. Die spelers zagen het nationale team als Club Med, een leuk uitstapje tegenover de strakke discipline bij hun Europese clubs. Ik zei dan: als het zo zit, moeten ze helemaal niet meer komen.

“Dat waardeerden de anderen. Die waren gefrustreerd dat sommige toppers altijd werden voorgetrokken. En deden daarom ook minder hun best.”

Het schrappen van die vedetten viel niet bij iedereen in goede aarde.

“Het was een groot schandaal. Aan de habitués raak je niet. De pers in Kameroen heeft mij eerst nog onder druk proberen zetten om iemand als Samuel Eto’o terug te halen. Een wereldster, maar die ging zelf tegen mijn voorganger zeggen hoe de ploeg moest spelen. Sorry, dat pakt nu niet meer. Samen met mijn assistent Sven (Vandenbroeck, ex-Lierse en -KV Mechelen, red.) ben ik bijna een volledig nieuwe ploeg beginnen samenstellen.”

‘Ik heb bij Kameroen bijna een hele nieuwe ploeg samengesteld. Hoe je dat doet? Gewoon, Google. Zoeken op ‘Kameroense voetballer’’

Hoe begin je daaraan?

“Google. Zoeken op ‘Kameroense voetballer’. Jullie lachen, maar we kenden al die spelers niet. Daarna gingen we kijken. Nu hebben we een vijvertje van zowat vijftig spelers waaruit we kunnen vissen. Op acht na zijn het allemaal nieuwe namen in vergelijking met vroeger.”

Wat hebben deze spelers dan dat de vorige selectie niet had?

“Snelheid. Daar draait het moderne voetbal om. Vroeger was dat kracht, uithouding. Aan dat idee is Kameroen lang blijven vasthouden: spelers moeten beren van venten zijn. Maar als je niet aan de bal geraakt omdat de tegenstander sneller is, heb je niets aan het feit dat je hard kunt trappen of lang op het veld kunt staan.”

Was de zege op de Afrika Cup een lucky shot? Op de pas afgelopen Confederations Cup in Rusland lag Kameroen er al na één ronde uit.

“Als je tegen de Zuid-Amerikaanse kampioen en de wereldkampioen moet spelen, weet je vooraf al dat het moeilijk wordt. Tegen Chili en Duitsland komt er toch nog een kwaliteitsverschil boven. Logisch, want je bent een jonge ploeg aan het uitbouwen. Maar in Kameroen vinden ze zo’n uitspraak een zware belediging.

“Het land mocht dan al jaren geen succes meer hebben geboekt, het idee van ‘wij zijn de besten’ is gebleven. Kameroeners rakelen voortdurend hoogtepunten van weleer op. ‘Ja maar, in 1996 hebben we die en die wel met 4-0 van het veld gemaaid.’ Ik probeer dan uit te leggen dat het voetbal is geëvolueerd, en als ze in de toekomst meewillen met Europa, dat ze ook moeten evolueren. Hebben ze geen oren naar. ‘Oui oui, coach, mais en quatre-vingt-six...’”

De voetbalcoach van Kameroen is te gast in de Zomeruur-interviewreeks 'Huis van Hiele'
Beeld Bob Van Mol

Ai, de witte magiër is zijn toverkracht al kwijt.

(lacht) “Zo erg is het nog niet. Op zo’n Afrika Cup kun je gelukkig wel even teren.”

Hij steekt nog snel een licht gegaarde kokkel naar binnen voor Shannah het voorgerecht afruimt. “Met al dat gebabbel moet ik zien dat ik hier niet vergeet te eten.” Een interview met een voetballer of coach is altijd een beetje een risico. Te goed getraind in het geven van ontwijkende of cliché­antwoorden. Broos is een welgekomen uitzondering. Zo stug hij op het veld lijkt, zo ongeremd en ongedwongen is hij als tafelgast. Niet het type dat elk woord wikt en weegt. Wel integendeel: het hart op de tong.

Ook wanneer het over de minder feestelijke periodes in zijn leven gaat. Zoals de jaren voor Kameroen, toen hij werkloos thuis zijn kas zat op te vreten. Na passages bij onder meer Club Brugge, Anderlecht, Genk, Moeskroen en Zulte Waregem kwam hij in 2011 als trainer plots nog amper aan de bak.

‘De periode vóór Kameroen, toen ik zonder werk zat, was verschrikkelijk. In de zomer kun je nog op je fiets springen. Maar in de winter loop je tegen de muren op’

“Verschrikkelijk”, zegt hij daarover. “In de zomer kon ik nog op mijn fiets springen. Maar in de winter, als het regende, liep ik de muren op. Ik geef het je op een briefje: eenmaal je krant uit is, duurt zo’n dag lang. Voor mijn vrouw was dat evenmin plezant. Ze was het gewend dat ik voortdurend weg en bezig was, en plots zat ik daar dag in, dag uit in de zetel.

“Elke keer dat er ergens een trainer vertrok, zat ik naast die telefoon te wachten. Maar er kwam niets. Ik raakte daar enorm gefrustreerd door. Van de ene op de andere dag tel je niet meer mee. Alsof ik plots niets meer waard was. Ik had toch al een en ander bewezen?”

Was u te duur geworden?

“Dat verhaal deed de ronde. Terwijl ik ook wel besef dat je bij een club als pakweg Beveren niet hetzelfde verdient als bij Club Brugge of Anderlecht. Maar als er zelfs geen ploeg interesse toont, kom je niet aan onderhandelen toe. Een ander fout gerucht was dat ik te ouderwets trainde. Ik werk ook met hartslagmeters en periodisering.”

Heeft uw koppige reputatie u ook parten gespeeld?

“Ik zie dat persoonlijk eerder als een kwaliteit.”

De voetbalcoach van Kameroen is te gast in de Zomeruur-interviewreeks 'Huis van Hiele'
Beeld Bob Van Mol

Clubs zien dat mogelijk anders. U zei recent nog: ‘Je kunt als trainer beter ontslagen worden met je eigen ideeën dan met die van anderen.’ Vindt u dat de trainers van tegenwoordig zich te slaafs schikken naar de wensen van hun bestuur?

“Trainers moeten meer op hun strepen staan. Met mij zullen ze niet zo sollen als met sommige anderen. In Algerije heeft het bestuur mij één keer een papiertje gegeven met de ploeg die moest spelen. Ik heb nog één match afgewerkt, met de ploeg van mijn keuze. We wonnen, maar daarna heb ik gezegd: ‘Salut, want dit pik ik niet.’”

Waarom wil iedereen toch zo graag voetbaltrainer worden? Tegenover de stevige vergoeding staat wel dat je voortdurend kritiek en inmenging moet slikken, en na een paar slechte matchen al riskeert om zonder pardon bij het groot huisvuil gezet te worden.

“Daarom ben ik content dat ik in de winter van mijn carrière zit. Als je ziet wat er nu allemaal met trainers gebeurt: dat is niet meer correct. Toen de telefoontjes uitbleven, ben ik uiteindelijk zelf maar sollicitatiebrieven beginnen sturen. Geen enkele club die zelfs het fatsoen had om te antwoorden. Zelfs geen standaardbriefje. Dat kwam hard aan. Gaat het er dan echt zo koud aan toe in het Belgisch voetbal?”

Maar waarom dan toch blijven hengelen naar een nieuwe trainersjob? U had, eenmaal de zestig voorbij, ook gewoon van het leven kunnen genieten.

‘Met die spelers bezig zijn, een tactiek uitstipspelen en dan zien dat die aanslaat... dan voel ik me nuttig. En gelukkig’

“Sonja (zijn vrouw, red.) heeft het me wel tien keer gezegd terwijl ik daar naast die telefoon zat te wachten. ‘Zijt gij zot? We gaan er geen boterham minder om moeten eten.’ Ze had gelijk. Maar ik sta gewoon graag op dat veld. Met die mannen bezig zijn, een tactiek uitstippelen en dan zien dat die aanslaat. Dan voel ik me nuttig. En gelukkig. Bovendien wilde ik mijn carrière eervol eindigen. Gewoon in stilte doodbloeden: daar ben ik te ambitieus voor.”

Michel Preud’homme is met Club Brugge één keer kampioen geworden, u twee keer. En toch is de kans groot dat Preud’homme als trainer een prominentere plaats zal krijgen in de geschiedenisboeken van Club Brugge dan u, omdat er rond hem – ook door Preud’homme zelf – een hele personencultus is gecreëerd. Steekt dat?

“Preud’homme wordt ongelooflijk terecht in de bloemen gezet. Maar ergens is er wel een stemmetje in mijn hoofd dat zegt: ‘Tiens, ik heb hetzelfde gedaan.’ In die zes jaar dat ik daar trainer ben geweest, hebben we twee keer de Belgische beker gepakt, twee keer kampioen gespeeld, drie of vier Supercups gewonnen, de halve finale in de Europabeker gehaald. Waarom werd dat toen niet op evenveel applaus onthaald?”

Omdat u het imago meesleept van een wat saaie, kleurloze coach?

“Er heeft ooit iemand tegen mij gezegd: je relativeert de zaken te veel, dat pakt niet goed in de wereld van het voetbal.”

Misschien had u zich als trainer wat excentrieker moeten opstellen? Af en toe eens wat journalisten afblaffen, met flesjes gooien en naar de tribunes verbannen worden. Dat schijnt respect af te dwingen.

“Ik ben zo niet. Ik ga ook niet elke match met een geel sjaaltje op de bank zitten. Hoe Georges Leekens zichzelf altijd heeft verkocht: ik ben daar jaloers op. Ik laat altijd meteen zien en voelen hoe ik over de zaken denk. Er zijn in mijn carrière momenten geweest dat ik dat beter niet had gedaan. Maar dat heb ik aan mezelf te wijten. Ik kan niet faken.

‘Ik kan niet faken. Ik laat altijd meteen zien hoe ik over bepaalde zaken denk’

“Zo zou ik liever wat socialer zijn. Veel mensen denken dat ik arrogant ben. Ik voel me absoluut niet beter dan een ander, ik heb gewoon heel veel moeite met small­talk. Mijn vrouw praat meteen tegen Jan en alleman. Terwijl ik eerst de kat uit de boom kijk. Niet argwanend. Afwachtend.”

Was winst in de Afrika Cup revanche voor u?

“Ja, voor een stuk wel.”

Naar wie hebt u allemaal een mentale middelvinger opgestoken?

“Naar iedereen die de afgelopen jaren deed alsof ik niet meer bestond. Jullie wilden me niet meer bezien? Wel, kijk nu.”

De voetbalcoach van Kameroen is te gast in de Zomeruur-interviewreeks 'Huis van Hiele'
Beeld Bob Van Mol

Brede smile als het volgende gerecht voor zijn neus wordt gezet: een Belgisch gatje (kleine langoustine, red.), gemarineerd in citrus en olie. Zijn slanke lijn blijkt bedrieglijk. Broos gaat graag op restaurant.

Maar een echte gastronomische durfal kun je hem moeilijk noemen. De Kameroense keuken? Daar waagt hij zich niet aan. “En een darminfectie oplopen zeker? Nee bedankt. Als ik daar op restaurant ga, ga ik naar de Italiaan. Er is ook een hele goede Turk.”

Voor hij tekende bij Kameroen had hij nog nooit een voet in zwart Afrika gezet. “Een cultuur­schok. Met niets te vergelijken.”

De acteur Lucas Van den Eynde, die jaren geleden zes maanden in Zimbabwe verbleef voor de opnames van de tv-reeks Congo, zei nadien: ‘Afrika blijft in je ziel zitten.’

“Hij heeft gelijk, dat voel ik nu al. Afrika kruipt onder je huid, maakt een andere mens van u. Dat voelde ik vanaf het eerste moment. Mensen lachen daar veel meer, zelfs al leven ze in miserie. Dat werkt aanstekelijk. In het Westen ergeren we ons zo snel.

“In het begin werd ik gek als iedereen daar weer eens te laat op een vergadering lachend arriveerde. ‘Ah coach, ça va?’ ‘Ça va?! Ik zit hier godverdomme al een halfuur te wachten.’ ‘Maar coach, we zijn hier toch, wat is het probleem?’ Na een tijdje besefte ik dat ze gelijk hadden: ik was de enige die geïrriteerd als een opgejaagde hond rondliep. Je leeft daar gemakkelijker. Zorgelozer.”

Waarom woont u als bondscoach van Kameroen dan in Jabbeke?

“Hoe geweldig ik de mensen er ook vind, in Yaoundé wonen is niet te doen. Te druk, te anders. Mijn vrouw is na lang aandringen eens een week mee geweest. Ze kwam meteen tot de constatering dat ze daar nooit zou kunnen leven. Die kan daar niets doen. De winkels zijn daar niet zoals hier. Als we spelen in Kameroen, vlieg ik een dag of tien voordien naar daar, en ik blijf tot drie dagen na de match. Dan ben ik toch stiekem blij dat ik opnieuw op het vliegtuig kan stappen.

De voetbalcoach van Kameroen is te gast in de Zomeruur-interviewreeks 'Huis van Hiele'
Beeld Bob Van Mol

“Mijn vrouw ging wel mee toen ik Panserraikos in Griekenland coachte. We woonden daar in een klein stadje met restaurantjes, terrasjes, winkeltjes. In een heel gewoon huis, maar mijn vrouw kon er te voet naar het centrum. De kinderen woonden al alleen en kwamen af en toe bij ons op vakantie. Familiaal was ik daar het gelukkigst.”

En professioneel?

“Nu. Bij Kameroen.”

Toch hekelde u al verschillende keren het totale gebrek aan professionalisme in Kameroen: de spelersbussen zijn vaak defect, het gras op de oefenvelden staat soms kniehoog, de ploegdokters moeten zelf hun medicijnen en verbanden financieren, de spelers krijgen in hun hotel geen eten omdat de bond het hotel in kwestie is vergeten te betalen…

“Vergeten?! (trekt een bedenkelijk gezicht) Ze hadden gewoon niet betaald. We moesten die middag een oefenwedstrijd spelen tegen Guinée in Brussel (in maart, red.) en zaten al klaar voor de lunch. Maar het buffet bleef leeg. Ik wilde al gaan klagen toen de hotelmanager naar mij toe kwam. Heel gênant.

“De Kameroense voetbalbond heeft mij dat ongelooflijk kwalijk genomen, dat ik die historie in de pers heb aangeklaagd. Ik had hen ‘vernederd’. Een week na die match kreeg ik thuis in België een brief van de eerste minister van Kameroen. Ik moest in Yaoundé komen getuigen op het officiële onderzoek over de kwestie, op het ministerie van Sport. Een ongezien tafereel. Iedereen van de ploeg zat daar verzameld, van de persverantwoordelijke tot de kinesist, maar ook de minister van Sport zelf, de secretaris-generaal van de voetbalbond, de afgevaardigde van de premier én de afgevaardigde van de president.

“Het resultaat van dat tribunaal was het ontslag van de coördinator die voor de betalingen instond. En de boekhouder is naar verluidt gedetacheerd naar een bureautje waar niemand hem ooit nog terugvindt. Als ik intern van mijn oren had gemaakt, was dat potje gewoon dicht gebleven. Maar omdat ik naar de pers was gestapt, was het een groot schandaal en stond alles in rep en roer.”

Voor hetzelfde geld was u zelf ontslagen.

“Ik ben geen dommerik. Als ik de Afrika Cup niet had gewonnen, had ik dat niet gedaan. Want dan hadden ze mij afgemaakt. Maar nu durfde niemand aan mij raken. Want dan hadden ze heel het land tegen zich. Door de Afrika Cup had ik plots macht. Ik ben nu zes maanden gerust. Maar het is een kwestie van tijd voor er nog zo’n stoot gebeurt. Ik kan intussen een boek vullen met dergelijke verhalen.”

Voor het hele boek hebben we te weinig tijd. Wat is zo het vreemdste dat u er al hebt mee­gemaakt?

“Misschien toch die keer dat we een belangrijke match tegen Gabon moesten spelen, en de kok de avond ervoor zei dat hij geen rijst meer mocht serveren. Orders van hogerhand. Het duurde even voor ik het doorhad, maar blijkbaar had de medicijnman, de maraboe, gezegd dat rijst ongeluk zou brengen. Ik heb toen geëist dat we rijst gingen eten zoals elke andere dag. Gelukkig hebben we die wedstrijd gewonnen. Daarna had niemand het nog over de maraboe.

“Maar ik wil niet veralgemenen. Vijftien jaar geleden waren er nog veel verhalen over medicijnmannen die kleedkamers van de tegenstanders gingen betoveren, nu komt zoiets niet of bijna niet meer voor. Het gaat de goede richting uit met de professionaliteit. De Afrika Cup was bijvoorbeeld perfect georganiseerd.”

Maar er waren wel problemen met de premies achteraf.

(enigszins verveeld) “De bonus voor de ploeg die de voorzitter eerst noemde, lag niet alleen lager dan ons voorstel, we kregen de kans niet eens om erop te reageren. Pas toen ik naar de pers stapte, bougeerde er plots wel iets. Als een Belgische ploeg morgen de finale haalt op een Europees toernooi, krijgen ze volgens mij zowat 300.000 euro, wij kregen uiteindelijk nog niet de helft om te winnen op de Afrika Cup. Bon, dat blijft nog altijd veel geld, maar in vergelijking met de Europese sommen is het peanuts.”

Er zit een systeem in, hoe je de Kameroense voetbalbond in gang moet krijgen: naar de pers stappen.

“Je moet blijkbaar iets doen waardoor iedereen verschiet. De Afrika Cup heeft mij – althans tijdelijk – een zekere macht bezorgd.”

Politieke macht ook.

“Onrechtstreeks ja. Voetbal is daar politiek. Voor elke wedstrijd komt de minister van Sport speechen. Het Kameroens elftal is bezit van de staat, zegt hij dan. Ik ben als trainer ook verkozen. Uit alle sollicitaties maken de voorzitter van de Fédération Camerounaise de Football en de minister van Sport een shortlist met vijf namen en daarmee trekken ze naar de president.”

U bent gekozen door de president van Kameroen himself?

“Ja, wellicht net omdat ik totaal geen band had met Kameroen. Zodat ik minder vatbaar zou zijn voor corruptie, in tegenstelling tot sommige voorgangers. Het is al gebeurd dat clubmanagers bellen met de vraag of ik tegen een procentje die of die Kameroense speler zou willen opstellen in het nationale elftal. Want dat staat goed als de club hem wil verkopen. ‘U hebt wellicht het foute nummer gedraaid’, is dan mijn antwoord.

“Na de Afrika Cup zei de president tegen mij: ‘Ça va réunir le pays.’ Ze hebben in Kameroen ongeveer hetzelfde probleem als in België, alleen zijn het daar Engelstaligen en Franstaligen die met elkaar in de clinch liggen. Maar voetbal lijmt alles.”

Gelooft u dat echt? Dat was ook de hoop met de Rode Duivels, maar het effect lijkt eerder van korte duur.

“Ik kan alleen dit zeggen: voor de Afrika Cup waren er grote problemen in het zuidoosten van Kameroen, rellen met Engelstaligen. De finale was gewonnen en alles was weer rustig. Goed mogelijk dat het binnen zes maanden opnieuw bagarre is. Maar op dat moment leek het te helpen.”

U zorgt dus mee voor het bewaren van de vrede?

“Zo kun je het een beetje stellen, ja.” (lacht)

Chef Willem Hiele legt uit wat er op het bord komt. Broos: ‘Aan de Kameroense keuken waag ik me niet. Als ik daar op restaurant ga, is het naar de Italiaan.’Beeld Bob Van Mol

Met een grote grijns serveert chef Willem Hiele zijn asperges uit de tuin. Met paarse koppen. Een persoonlijk eerbetoon aan kampioen Sporting Anderlecht. De kok bedoelt het goed, want hij weet dat Broos lang bij de Brusselse titelhouder heeft gespeeld, sinds zijn achttiende twaalf jaar om precies te zijn, én dat hij de club daarna nog heeft gecoacht. Wat Hiele niet weet, is dat het huwelijk nogal lelijk is geëindigd.

Sinds Broos in 2005 bij Anderlecht aan de deur werd gezet, vertikt hij het om nog een match van paars-wit te bekijken. Ook de asperges lijken maar moeizaam binnen te gaan.

Verbittering is niet gezond, meneer Broos.

‘Het is mijn slechte kantje: als je me verraadt, is het voor mij voor altijd gedaan. En dat is bij Anderlecht gebeurd’

“Dat is mijn slechte kantje. Als je mij verraadt, is het voor mij voor altijd gedaan. En dat is hier gebeurd. Ze hebben mij laten doodbloeden.”

Wat verwijt u Anderlecht eigenlijk? U weet toch ook: vallen de resultaten tegen, dan moet de coach gaan. En de resultaten víélen tegen in 2005.

(windt zich op) “Het gaat er mij niet om dat ze mij aan de deur hebben gezet. Ik voelde de bui ook wel hangen. Maar het is de manier waarop.

“Weet je hoe ik mijn ontslag te horen heb gekregen? Het was de dag na de 0-0 tegen Gent. Supporters waren toen zo agressief dat ik via een ondergrondse parking met een andere wagen ben weggereden. Ik wist: dit is het einde. Maar de dag nadien op training werd er niets gezegd. Op weg naar huis krijg ik telefoon van een journalist van Het Nieuwsblad die duidelijk had vernomen dat ik mijn C4 zou krijgen. Terwijl ik nog van niets wist. Ik heb meteen naar Van Holsbeeck (de sportief manager van Anderlecht, red.) gebeld. ‘Herman, moet ik in Brussel blijven of moet ik naar huis rijden?’ ‘Wacht Hugo, ik bel u meteen terug.’ Drie kwartier heb ik daar als een sukkelaar staan wachten op een parking naast de weg, tot Herman mij terugbelde om te zeggen dat ik in Anderlecht mijn ontslagbrief kon komen tekenen. Is dat de dank voor iemand die twaalf jaar als speler het beste van zichzelf heeft gegeven bij de club?”

Maar twaalf jaar is wel een heel lange tijd om kwaad te blijven.

(op dreef) “Toen Jestrovic en Zetterberg zich tegen mij keerden, heeft het bestuur koudweg de kant van de spelers gekozen. Ik werd afgemaakt in de pers, en niemand kwam tussenbeide. Als ik dan zie dat ze later wél een persconferentie organiseren om Franky Vercauteren als trainer openlijk te steunen, doet dat pijn.”

Wat moet er gezegd worden om u met Anderlecht te verzoenen?

“Pas op, ik zeg vriendelijk goedendag als ik voorzitter Roger Vanden Stock tegenkom. Maar verteren zal het nooit. Omdat ik er zo van overtuigd was dat men mij respecteerde. Ik was misschien maar een gematigd begaafd speler. Geen ster zoals een Rensenbrink of een Vercauteren. Maar weinigen kunnen zeggen dat ze twaalf jaar titularis zijn geweest bij de club en zo weinig matchen hebben gemist.”

Horen we daar een zweem van jaloezie?

“Absoluut niet. Ik verdiende goed mijn brood, en speelde wel elke week mee met de beste ploeg van het land. Ik wist van mezelf dat ik geen stervoetballer was. Maar als voorstopper kon ik als geen ander iemand uit de match houden. Voor mij was dat genoeg.”

Zijn vrienden noemen hem Hug. Engels voor knuffel. “Dat treft, want ik ben zelf een knuffelaar. Mijn vrouw lacht daar soms mee: ‘Zijt ge daar nu weer?’ Maar ik ben zo opgevoed. Ik heb mijn ouders ook veel zien kussen en knuffelen.”

Zestien was hij toen zijn vader overleed. Zijn vader, rijkswachter van beroep, was vijftig. Veel te jong. “Toen hij ’s ochtends na een nachtshift naar huis fietste, raakte hij in ademnood. De dokter heeft hij nooit gehaald. Hartaderbreuk.”

Het echte gemis is pas later gekomen, zegt hij. Bij de grote beslissingen in zijn leven. Toen de voorzitter van Anderlecht aan de deur stond bijvoorbeeld, op zijn achttiende. “Ik zat in het laatste jaar middelbaar. Ik kon 1.250 frank (goed 30 euro, red. ) vast verdienen per maand. Aangevuld met winstpremies zou ik dan aan zo’n 120 euro komen. Gelukkig zat mijn schoonbroer mee aan tafel. Die vroeg in mijn plaats om 100.000 frank (2.500 euro) op mijn spaarboekje te storten als ik tien matchen bij het A-team had gespeeld. Een pak centen toen. Met dat geld ben ik getrouwd.”

Maar zelfs nu nog, zegt de trainer, zou hij advies van zijn vader kunnen gebruiken. Want opnieuw dringt een belangrijke keuze zich op: blijft hij bij Kameroen of is het tijd voor iets nieuws?

De vraag is: kunt u met Kameroen nog iets hoger bereiken dan de Afrika Cup?

“Nee, want wereldkampioen zit er volgens mij nog niet meteen in. Ik ga geen vijf jaar trainer meer zijn. Nog genoeg energie, dat wel, maar ik vind niet dat je op je zeventigste nog op de bank moet zitten. Ofwel wordt mijn contract verlengd tot 2019 en wordt Kameroen het eindstation. Ofwel komt er nu an offer I can’t refuse. Er zijn al aanbiedingen geweest, maar waarom zou ik Kameroen voor pakweg Zuid-Afrika verlaten?”

Iets zegt ons dat u – mede door uw ontslag bij Anderlecht – nog heel graag eens in België wil schitteren.

“Als pakweg Club Brugge morgen belt, zou ik wel stom zijn om te zeggen dat ik bondscoach wil blijven. Het project heeft alleszins voorrang op de cijfertjes. Een mens kan ook geen vijf biefstukken per dag eten. Ik kan goed leven als ik nu de handdoek in de ring gooi.

“Van Sonja had ik vier jaar geleden al mogen stoppen. We zien wel wat er uit de bus komt. Met een beetje geluk hebben we nog vijfentwintig jaar te gaan. Om met de kinderen en kleinkinderen door te brengen. Ik zou ook nog graag een Afrikaanse safari doen. Alleen vrees ik dat ik mijn vrouw niet meekrijg. In de brousse slapen is niet echt iets voor haar.”