Onderzoek bewijst: aanslagen verharden politiek discours in Vlaanderen

John Crombez © Belga

De terreuraanslagen in Parijs en Brussel hebben het politieke discours in Vlaanderen beïnvloed. Dat blijkt uit onderzoek van de VUB. N-VA en sp.a spreken de meest gespierde taal.

Voor de studie werden 1.212 artikels uit De Standaard, Het Nieuwsblad, De Morgen en Het Laatste Nieuws onderworpen aan de Terror Management Theory (TMT). Die Amerikaanse onderzoeksmethode werd na 9/11 ook gebruikt om de uitspraken van George Bush te analyseren.

Onderzoekster Liesbet Polspoel selecteerde artikels waarin de Vlaamse partijvoorzitters uitspraken doen in verband met terreur of dreiging. Elke partij maakte een eigen evolutie door, blijkt uit de resultaten. N-VA blijft van mei 2014 tot eind vorig jaar dezelfde retoriek hanteren, met de nadruk op angst en agressie. De partij legt wel almaar meer de nadruk op de eigen waarden en normen.

Bij Open Vld is er pas na de aanslag op Charlie Hebdo (januari 2015) sprake van agressie in het taalgebruik, met een hoogtepunt na de aanslagen in Parijs. Ook de liberalen leggen vooral de nadruk op het vrijwaren van eigen normen en waarden. Ze evolueerden van een verzoenende opstelling naar een hardere wij-zij-houding.

Bij CD&V zien we een gelijkaardige evolutie, van een verzoenende houding naar een uitgesproken agressief discours vanaf de aanslag op Charlie Hebdo. Tijdens latere periodes zwakte die houding opnieuw af. Opvallend zijn de resultaten voor Groen en sp.a. De groenen houden tot eind 2016 hetzelfde verzoenende taalgebruik aan en kunnen enkel na de aanslagen in Brussel op enig agressief taalgebruik worden betrapt. Ze delen wel de angst met de andere partijen na de aanslagen in Brussel.

Sp.a voert al vanaf de periode tussen de aanslagen op Charlie Hebdo en die in Parijs een relatief agressief discours en moet hierin niet onderdoen voor N-VA. Het discours van sp.a is eerder reactief: ze reageren op uitspraken van N-VA. De socialisten tonen gaandeweg minder angst en spreken harde taal.

‘Tijdens de eerste periode, nog voor de aanslag op Charlie Hebdo, is alleen bij Bart De Wever (N-VA) sprake van een sterk veiligheidsdiscours in de pers’, zegt Liesbet Polspoel. ‘Zo zegt De Wever onder meer dat er een reële dreiging is. Het is in die periode dat scholen hun schoolreis naar Brussel annuleren.

Na de aanslag op Charlie Hebdo verwijst De Wever voor het eerst rechtstreeks naar de islam als bron van gevaar. Het gevolg is een aanzwellend veiligheidsdiscours, waarin vooral sp.a en Vlaams Belang meegaan, sp.a telkens in een reactie op uitspraken van De Wever.’

In de derde periode, na de aanslagen op muziekzaal Bataclan en het Stade de France, verhardt de taal significant bij alle partijen, op Groen na. Er verschijnen militairen in ons straatbeeld en alle partijen doen voorstellen om de veiligheid van de burgers te versterken. ‘Toch is het weer De Wever die de toon zet’, zegt Polspoel. ‘Hij noemt de aanslagen in Parijs het 9/11 van Europa en hoopt dat Parijs een kantelmoment wordt in ons veiligheidsbeleid.

Open Vld blijft in deze periode hameren op de bescherming van eigen waarden en normen, sp.a trekt volop de kaart van de veiligheid. De Wever stelt begin december een Patriot Act voor en spreekt over ‘een gerechtvaardigde culturele angst voor het westen’.

De socialisten werpen tegen dat ze het veiligheidsthema niet langer aan rechts wil overlaten, ze pleiten voor een Homeland Security naar Amerikaans model.’

Partner Content