Direct naar artikelinhoud
Column

Een zielige zak stront, gisteren en morgen tot de dood erop volgt, maar niet vandaag

Frederik De Backer schrijft elke donderdag over de grauwe wereld die we zo veel mogelijk proberen te negeren.
Beeld Stefaan Temmerman

Hij poetste zijn tanden voor gelegenheden. In het dode licht van een stoffig peertje. Amper. Een mondvol bloed landde op het porselein. Doffe ogen stervend in een grauwe smoel. Hij gooide de borstel in de pompbak en spoelde geen van beide.

Dat deed hij binnen een halfjaar dan wel. Of niet.

De hond liep pissend door de kamer. Hij gaf hem een trap en smeet hem een leeg blikje achterna. Natte tenen in gedragen sokken. En een communie op de koop toe.

Het was dat hij die kleine zo graag zag, want voor zijn ex had hij de moeite niet gedaan – die mochten ze morgen uit de Dender vissen als het van hem afhing – en voor die onnozelheid prevelende oude klootzak vooraan in zijn jurk al helemaal niet. Hij kende dat soort.

Verloren onschuld in de sacristie. Wierook en verschaald zaad. Maar al te goed.

Hij krabde een vlek van zijn broek en knoopte een halfslachtige das. Een zielige zak stront, gisteren en morgen tot de dood erop volgt, maar niet vandaag.

Hij liep terug naar de badkamer en herschikte de das net zo lang tot hij weer gewoon even slecht zat als daarnet. Een snelle wreef over zijn gemillimeterde kop en schilfertjes in bloed op porselein.

Nu nog schoenen.

Hij liep terug naar de badkamer en herschikte de das net zo lang tot hij weer gewoon even slecht zat als daarnet

Hij zweette en had het koud en rolde zijn mouwen weer naar beneden. Vandaag was geen dag om eraan toe te geven. Vandaag beet hij op vers gepoetste tanden.

De trut had gesmeekt. Hij zou een scène maken en hun zoon nog banger maken dan hij al was van de man die hem op de wereld had gespoten. Maar ze had haar hoerenbakkes moeten houden of had die nieuwe haar nog geen manieren geleerd misschien, en hij zou zelf wel beslissen of hij kwam of niet.

Hij zou geen scène maken, dat had hij allang voor zichzelf uitgemaakt, maar hij jaagde zijn ex graag op stang. Hij zou toekijken van achteraan in de kerk. Bij het buitengaan zou hij de naam van zijn zoon noemen, waarna die zou omkijken en zijn vader na maanden nog eens zien.

Hij had het uit een slechte film. Hij was zat toen hij hem zag.

De kleine zou zijn vader in de armen vliegen en heel even zouden beiden delen in een moment van perfect geluk dat nooit en nergens anders zou plaatsvinden dan in zijn gemillimeterde kop.