Direct naar artikelinhoud
Column

We aten gepofte aardappels, bouwden vuur en klonken de weken in tot tijd niet meer bestond

Daan Heerma van Voss.

Daan Heerma van Voss is een Nederlandse schrijver. 

Quatorze Juillet, Parijs. Het is een moderne gewoonte geworden, om bij elk evenement waar meer dan tien mensen bijeen zijn, te verzuchten dat het wel de ideale plek zou zijn voor een aanslag. Ditmaal zei ik het, tegen mijn geliefde, terwijl we de Pont des Arts betraden, waar zich enkele honderden Parijzenaars met hun picknickmanden en flessen wijn hadden verzameld. Zij telden de minuten af tot het vuurwerk zou losbarsten boven de Eiffeltoren. We stommelden voort, dronken nog een Kir in een cafeetje, om uiteindelijk de trap naar de waterkant te nemen. Het was de laatste avond van onze vakantie.

Twee weken hadden we in een landhuis in de Loirestreek verkeerd. Allerlei types kwamen langs, mijn broer, een goede vriend met zijn nieuwe gezin, vrienden van mijn geliefde. Op de velden rondom het huis lagen hooibalen, als opgerolde tongen. Zoemende, trage vliegen boven de ontbijttafel. Ik werkte tot de anderen ontwaakten. Soms nam ik de baby op mijn schouder en liep naar het dorp om verse croissants te halen voor de anderen.

Elke ochtend rond elf uur brak de hemel open. Mensen lazen in ligstoelen, Purity, Franny & Zooey. De baby kroop voor het eerst, hij schrok er zelf van

Elke ochtend rond elf uur brak de hemel open. Mensen lazen in ligstoelen, Purity, Franny & Zooey. De baby kroop voor het eerst, hij schrok er zelf van, vertrouwde zijn armen nog niet helemaal, het was een alledaags moment met historische allure. Een halve Madeleine lag in het gras, niemand die het in zijn hoofd haalde over Proust te beginnen.

We aten geroosterde vis en gepofte aardappels, met kernen van gesmolten boter en peterselie. Het vuur bouwde ik zelf, de bladeren uit de tuin en de bladzijden uit mijn nieuwe manuscript brandden het felst. Het kraken van oesters, het zoute water dat via de schelp op mijn overhemd druppelde. Mijn huid gloeide na van de zon, mijn haar was stug en onkambaar van het zwemmen in de oceaan. Twee weken die inklonken, elke dag leek op de vorige, met als gevolg een snoer van dagen waartussen geen onderscheid te maken viel. Twee weken die eindeloos leken, mijn gewone leven bestond niet meer.

Maar ook tijdloosheid is verantwoording schuldig aan een kalender. Ons bezoek aan Parijs zou een einde maken aan de dromerige idylle; een wereldstad, een groot feest, overal mensen.

Rode en groene vuurballen stegen op naar de hemel, de explosies waren groot en luid, het water kleurde mee

Het vuurwerk kwam minder hoog dan gedacht. Rode en groene vuurballen stegen op naar de hemel, de explosies waren groot en luid, het water kleurde mee, soms zuchtten mensen vanwege de schoonheid, anderen kusten elkaar, omhelsden elkaar, hoopten zo een moeilijk Frans jaar af te sluiten. Het vuurwerk duurde een uur, vreedzaam sjokte de menigte naar huis. Pas op de hotelkamer vernam ik het nieuws uit Nice, over de aanslag op precies eenzelfde viering als waar wij net vandaan kwamen.

De volgende dag, het vertrek. Tegenover ons in de trein zat een meisje dat eindeloos naar haar vriendje zwaaide, haar vriendje dat elke zwaai beantwoordde, dat gebaarde dat hij haar zou bellen, echt, echt waar. Het laatste hoofdstuk van een vakantieliefde, dat kon niet anders. Toen de trein in beweging kwam, viel mij haar nagellak op: witte Eiffeltorens op zwarte nagels.