Direct naar artikelinhoud
Expo

De 'Beat Generation' in Centre Pompidou: pulserende chaos en orale poëzie

De Beat Poets joegen in de fifties met hun ongeremde schriftuur en kunst een schokgolf door puriteins Amerika en ver daarbuiten. Een niet te missen roadtrip in Parijs vangt de vibe van Jack Kerouac en co.

Waren de Beats een zootje spuitend, drinkend, slikkend en neukend ongeregeld? Of wel degelijk een invloedrijke literaire en artistieke beweging? Academici vliegen elkaar nog steeds in de haren over de impact van deze merkwaardige kliek.

Zeker is dat Jack Kerouac en zijn spitsbroeders William S. Burroughs en Allen Ginsberg het naoorlogse Amerika een ferme schop onder de kont verkochten. Het drietal, dat elkaar leerde kennen aan de New Yorkse Columbia University, publiceerde geruchtmakende boeken als On the Road (1957), het gedicht Howl (1956) of The Naked Lunch (1959).

In hun kielzog zochten generaties jongeren in de jaren 50 en 60 ongebreideld het avontuur op, bij voorkeur in de vorm van een met drugs en seks overgoten roadtrip. Het was een niet mis te verstane voorbode van mei '68 en de Woodstock-hippies. Later beschreef Kerouac de beats als "a generation of crazy, illuminated hipsters suddenly rising and roaming America, serious, bumming and hitchhiking everywhere, ragged, beatific, beautiful in an ugly graceful new way."

Beat - een woord uit het straatjargon dat 'arm, 'aan de grond zitten', 'zonder domicilie' en 'gebroken' betekent - werd de roepnaam van een verloren generatie, in verzet tegen conformisme en racisme. "Alles behoort mij toe, omdat ik arm ben", predikte Kerouac.

De 'beatitude' voegde daar nog een hang naar weidse, open natuur en spirituele bevrijding aan toe. "Zonder Beat Generation geen Beatles en geen Bob Dylan, om maar eens twee pregnante erfgenamen te noemen", schreef René Zwaap ooit in De Groene Amsterdammer. Maar ook de Vijftigers in Nederland zijn aan hen schatplichtig. Simon Vinkenoog was de man die hen hier introduceerde. En Patti Smith, die op Jazz Middelheim vorig weekend nog 'Footnote to Howl' ten gehore bracht, is misschien wel de grootste levende volgelinge van de beatniks.

De kleurrijke Singing Posters van Allen Ruppersberg.

Op het ritme van pulserende bebop-jazz (Charlie Parker!) lieten de Beats losjes improviserend een stroom magazines, gedichten, collages, kalligrafieën en spoken word op de wereld los. De syntaxis werd op zijn kop gezet en de surrealistische erfenis schemerde door, net als de bewondering voor Charles Baudelaire, Walt Whitman en Arthur Rimbaud. Op smoezelige Parijse hotelkamers flansten ze straatvideo's en cut-upmontages in elkaar waarin ze hun multitalenten botvierden. In de City Lights Bookstore van Lawrence Ferlinghetti te San Francisco broeide en bruiste het.

Zoek evenwel niet naar een afgelijnd manifest of dogma van deze multimediale troupeau. Spontaneïteit was het ordewoord. 'Follow your inner moonlight, don't hide the madness', dichtte Ginsberg in Howl.

Wat de Beats vooral verbond, was een misprijzen voor het conservatieve Amerika, waar de Koude-Oorloghetze hoogspanning veroorzaakte, de homorechten met voeten werden getreden én zwarten vochten om gelijkberechtiging. De Beats waren vervuld van een ontembare drang om het leven tot het uiterste te vieren. Aangezwengeld door zijn vroege, in alcohol gedrenkte dood werd Kerouac het rebelse Amerikaanse culticoon van de Beat Generation. Met zijn filmsterlooks groeide hij uit tot een godfather van de tegencultuur. Dat hij finaal een racistische reactionair en Ku Klux Klan-supporter werd, is vaak veronachtzaamd. Pas later kwam het aandeel van Beat-nevenfiguren als Brion Gysin, Bruce Conner, Peter Orlovsky, Gregory Corso of Michael McClure duidelijker aan de oppervlakte.

'a generation of crazy, illuminated hipsters. Serious, bumming and hitchhiking everywhere, ragged, beautiful in an ugly graceful new way', zo omschreef Kerouac de beats

Wie had ooit kunnen vermoeden dat zo'n heterocliete undergroundbende het tot museumstukken zou schoppen? Met de expositie in het Centre Pompidou wordt hen gepaste eer aangedaan. Een van de curatoren, Jean-Jacques Lebel (die de Beats van nabij meemaakte en hun werk vertaalde), gaat er prat op dat zijn enscenering alle aspecten van de artistieke nieuwlichters belicht. Goed voor een tour d'horizon met circa 600 tentoongestelde objecten, waaronder vele zelfs niet eens in de Verenigde Staten te zien waren.

"Zowel de poëzie, schilderwerken, teksten, foto's, montages en beelden worden getoond op een niet-lineaire manier", zegt Lebel. Een geografische leidraad loodst ons door de chaos, de expo is "een reis". Want de Beats spreidden hun tentakels uit van New York tot San Francisco, van Londen tot Mexico en van Tanger tot Parijs. In de Franse hoofdstad werkte Burroughs bijvoorbeeld in Hotel Rachou in de Rue Gît-le-Coeur 9 zijn The Naked Lunch af. Tussen 1957 en 1960 was het marginale 'Beat Hotel' een epicentrum van creativiteit, "met oeuvres gemaakt van alles en niets, van papier en pellicule of gepuurd uit geluiden. Altijd radicaal en compromisloos, zonder rekening te houden met de eisen van de markt", aldus museumdirecteur Bernard Blistène in de catalogus.

35 meter 'On the Road'

Het valt meteen op als je deze uitstekend gedocumenteerde expo binnenwandelt. Waar in musea gewoonlijk vijftigplussers de meerderheid vormen, laat zich hier een overwegend jong publiek verleiden door de lokroep van Kerouac en compagnie. Ook nogal wat Amerikaanse toeristen in Parijs maken een omweg via het Centre Pompidou. Met gepast ontzag en milde sensatie staren ze naar het grote scharnierpunt van deze Beat Generation-teletijdmachine, waarin je makkelijk twee à drie uur rondstruint.

Ouverture is het typoscript van On the Road van Jack Kerouac (1922-1969). Gevat in een vitrine van bijna 35 meter lang, als een tapis roulant dat ieder moment in beweging kan komen, lees je de beroemde eerste zinnen: 'I first met Dean not long after my wife and I split up'. Aangedreven door benzedrine en koffie hamerde Kerouac On the Road in april 1951 in drie luttele weken op zijn typemachine, al zou de Beatbijbel pas in 1957 verschijnen.

Gemiddeld 6.500 woorden per dag op acht papierrollen van 3,6 meter die vervolgens aan elkaar werden gekleefd. Dat was nodig om zijn 'spontane proza' zo weinig mogelijk te verstoren door het indraaien van een vers vel papier.

"Truman Capote beschuldigde Kerouac van 'typing rather than writing'. Maar ik zou zeggen dat Kerouac het talent had om een typemachine te gebruiken als een jazzinstrument, zoals een saxofoon, zeg maar", aldus Kerouac-kenner Dick Ellis. Voor deze expo verliet het typoscript de privécollectie van verzamelaar Jim Irsay, die er in 2001 2,4 miljoen dollar voor neertelde.

'Zowel de poëzie, schilderwerken, teksten, foto's, montages en beelden worden getoond op een niet-lineaire manier. De expo is een reis door chaos'
Jean-Jacques Lebel, curator

Aan het eind van dit lint stuit je achter glas op het reisplunje van Kerouac. Eenvoudige sportschoenen, die het na een wasbeurt niet slecht zouden doen bij bebaarde hipsters, plus een heupflesje, een rode broeksriem, een wit T-shirt, een kaki legerbroek en een verschoten petje. Aandoenlijke relikwieën van een rusteloos bestaan. Verderop hangen ook een aantal (matige) abstracte schilderijen van Kerouac.

Intussen kom je ogen en oren tekort. Psychedelische affiches, dadaïstische collages van George Herms, de Singing Posters van Allen Ruppersberg, boekencovers, schreeuwerige krantenkoppen uit de fifties en sixties of obscure magazines als Big Table of Umbra eisen de aandacht op. Er is het filmpje van Bob Dylan die met Ginsberg over Père Lachaise struint terwijl ze hun grafsteen uitkiezen, én de beroemde clip met de vallende pancartes van Dylans 'Subterranean Homesick Blues'.

Het manuscript van On the Road wordt verder geflankeerd door roadmovies en straattaferelen, die garant staan voor een trance-effect. Aan de andere zijde hangen foto's uit Robert Franks baanbrekende serie The Americans (1958), waarin hij de vibe van de beats én hun treklust door een veranderend Amerika leek te betrappen. Het boek bevat niet voor niets een voorwoord van Kerouac. Frank tekende samen met Alfred Leslie ook voor Pull My Daisy, (1959) de eerste beatfilm, gebaseerd op een collectief gedicht van Kerouac, Ginsberg en Neal Cassady. 'Een meesterwerkje van improvisatie', volgens de pers. Maar de opnames bleken haarfijn gepland.

De typemachine waarop Kerouac in drie weken On the Road tikte.

Fotografie heeft sowieso een ruim aandeel in deze expo, zeker omdat de Beats zelf driftig met camera's in de weer waren. Vaak met hilarische dronken foto's, voorzien van bijschriften, tot gevolg. In de beelden van Bernard Plossu of Harold Chapman, die de Parijse periode van nabij documenteerde, merk je hoezeer de Beats een uitgesproken mannenbeweging waren waarin vrouwen weinig te zoeken hadden.

Hysterisch naakt sterven

De Beat Generation is misschien vooral ook een auditieve ervaring. De hele expo door gonst er een desoriënterende kakofonie van geluiden door de ruimtes, een regelrecht klankenpandemonium. "De Beats waren bezeten door orale poëzie", aldus conservator Philippe-Alain Michaud in de catalogus. "Ze debiteerden hun teksten in bars, cafés en galerieën en experimenteerden volop met nieuwe opnametoestellen en fonografen."

Wie had ooit kunnen vermoeden dat deze underground bende het tot museumstukken zou schoppen

Onderga het geratel van typemachines of de gedichten die uit de Dial-o-Phone van John Giorno galmen. Neem de bakelieten hoorn, draai een willekeurig nummer en je krijgt een beatgedicht te horen, ingesproken door Ginsberg of Burroughs himself.

Vanzelfsprekend is ook het beroemde Howl van Allen Ginsberg (1926-1997) een ereplaats gegund mét manuscript én live-opname. Het epische gedicht was voor het eerst te horen tijdens zijn legendarische voordracht op 7 oktober 1955 in de Six Gallery te San Francisco. Ginsberg brulde: "I saw the best minds of my generation lost in madness, starving hysterical naked, dragging themselves through the negro streets at dawn..."

Het publiek was in extase. Het gedicht verscheen in boekvorm bij de City Lights Bookstore van Ferlinghetti in de herfst van 1956, gevat in de karakteristieke, contrastrijke typografie die nu nog steeds herdrukken siert. Kort nadien nam de Amerikaanse douane 520 exemplaren van de bundel in beslag, afkomstig van een Engelse drukker. De autoriteiten waren ontzet door dit 'obsceen geschrift', waarin druggebruik en homoseksuele praktijken werden gepromoot, bijvoorbeeld in een zin als 'who let themselves be fucked in the ass by saintly motorcyclists, and screamed with joy'. Negen literaire specialisten sprongen in de bres voor de verzen, waarna Ferlinghetti en Ginsberg alsnog de vrijspraak genoten. Een mythe was geboren.

Wegbereider van de punk

Over de hele expo zweeft uiteraard de slagschaduw van de sardonische William S. Burroughs (1914-1997), auteur van Junkie en The Naked Lunch. Hij maakte van zijn verregaande drugs- en narcotica-experimenten een ware religie. Met zijn scherpe, onbetrouwbare tronie zag hij eruit alsof hij elk moment iemand kon neermaaien.

Wat hij ook heeft gedaan. Toen hij in 1951 in Mexico in een dronken bui een glas van het hoofd van zijn echtgenote wilde schieten ("It's time for our Willem Tell-act"), knalde hij haar per vergissing dood. Altijd dreigde er gevaar als Burroughs in de buurt was. Niet toevallig overschouwt hij ons met sombere blik vanaf een Parijse foto waarin hij voor een omheining staat met het woord 'DANGER'.

'Ondanks alle drank, drugs, ruzzies en escapades waren deze destructieve dandy's op fanatieke wijze met hun kunstoutput bezig'

Maar Burroughs had talloze pijlen op zijn boog. Alweer in dat fameuze Parijse Beat Hotel dokterde hij samen met Brion Gysin nieuwe geluids- en teksttechnieken uit, zoals de cut-up, waarbij ze zinnen verknipten en in ongewone combinaties samenvoegden. Of ze registreerden hetzelfde geluid vanop diverse micro-afstanden om reliëf te creëren. "De rap heeft veel aan hem te danken, net als de sampling", aldus Philippe-Alain Michaud. "En meer dan eens is de radicale Burroughs als wegbereider van de punk beschouwd."

Moeiteloos kun je de draad verliezen in deze labyrintische overvloed aan expokamers. Maar wie de tentoonstelling lichtjes overweldigd verlaat, staat ongetwijfeld versteld van de fenomenale, hyperkinetische uitbarsting van de Beat Poets, deze "furieuze gekken, gekken van het leven, gekken van het woord".

Beat Generation in Centre Pompidou: de catalogus.

Ondanks alle drank, drugs, ruzies, vechtpartijen én escapades waren deze destructieve dandy's op fanatieke wijze met hun kunstoutput bezig, in een explosie van cross-over avant la lettre. De Beats blijven springlevend. Ze bevruchten regisseurs als Walter Salles, die On the Road verfilmde, of Roy Epstein en Jeffrey Friedman, die Howl voor hun rekening namen.

Twijfel dus niet. Spring alsnog op die Thalys en dompel je onder in de Beat-waanzin. Of nee, doe het liftend, met een krakend busje of piepende, rammelende auto, terwijl je de woorden van Kerouac prevelt: "All that hitchhikin, all that railroadin, all that comin back."

Beat Generation, tot 3 oktober 2016 in Centre Pompidou Parijs, dagelijks tot 22 uur behalve op dinsdag. Catalogus 44,90 euro. centrepompidou.fr