Direct naar artikelinhoud
Opinie

Leve gelanterfant in eigen land

Ann De Craemer.Beeld Eric De Mildt

Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: staycation.

Sommige woorden kunnen je zo irriteren dat je er ontembare jeuk ter hoogte van het middenoor van krijgt. Toch sluipen ze, omdat ze zo alomtegenwoordig zijn, je taal binnen. Woorden kunnen namelijk niet alleen helen maar ook als bacteriën je vocabularium infecteren.

Het overkwam me net voor mijn vakantie, toen ik op Instagram een foto deelde van de boeken die ik zou lezen. Ik nam ze niet mee naar een bloedheet cocktailstrand of idyllisch heuvelland: mijn verlof zou een ‘staycation’ worden.

Staycation, begot! Was dat wérkelijk als een griezelig insect uit mijn pen komen kruipen?

Ik had het zwart op wit neergeschreven: een staycation. ’s Avonds gaf ik mezelf een klap voor de kop. Staycation, begot! Was dat wérkelijk als een griezelig insect uit mijn pen komen kruipen? Taalkundig vind ik het woord nochtans geen onding: het gaat om een ‘porte-manteauwoord’ of een uit twee andere woorden samengetrokken woord. Staycation: stay + vacation. Het klinkt in elk geval hipper dan het Nederlandse ‘thuisvakantie’, maar net daarom, omwille van de hipheid die het wil uitstralen, heb ik er altijd zo’n hekel aan gehad. ‘Staycation’ wil iets pimpen wat helemaal niet gepimpt hoeft te worden: thuisblijven wanneer je vakantie hebt.

In tijden waarin elke plek van de aardbol bereikbaar is, een ticket naar de andere kant van de wereld geen maandloon kost en je met Airbnb zélfs in mijn veredeld dorp spotgoedkoop kunt overnachten, word je algauw poedelnaakt op de onderzoekstafel gelegd wanneer je tijdens de vakantie geen verre horizonten verkent. Wadde? Gij gaat niet op reis? Serieus? Maar allez jong! Kunt ge u dan wel bezighouden? Reizen is het nieuwe normaal geworden en wie zich niet conformeert aan die norm, wordt wat meewarig bekeken: thuisblijven, och gottekes toch. Voor wie zich van dat zielenpootimago wil bevrijden, is ‘staycation’ dé reddingsboei: je bent dan wel saai, maar hé, je kent tenminste hippe woorden!

Het is drie jaar geleden dat ik nog koffers heb gepakt en ik heb niet het gevoel dat ik iets gemist heb

Omdat ik thuisblijven helemaal niet zielig vind, draag ik staycation hier en nu ten grave. Bloemen noch kransen, en ten paradijze geleiden u de engelen. Ik heb, voor alle duidelijkheid, niets tegen reizen en geloof écht dat het ook figuurlijk je horizon kan verruimen. Alleen: het is drie jaar geleden dat ik nog koffers heb gepakt en ik heb niet het gevoel dat ik iets gemist heb. Tijdens de vakantie ben ik vooral op zoek naar rust en eigenlijk heb ik die thuis meer gevonden dan op reis: niet voor niets is #vakantiestress een populaire hashtag. Alleen mensen zonder noemenswaardige problemen hebben natuurlijk de luxe om ‘vakantie’ en stress’ in één adem uit te spreken, maar ik kén het fenomeen wel. Om het met een titel van de Nederlandse reisverhalenschrijver Bob den Uyl te zeggen: het reizen vereist sterke zenuwen. Ik heb dan ook binnenpretjes wanneer ik iemand aan een thuiskomer deze vraag hoor stellen: ‘En, al bekomen van je reis?’ Bekomen. Hoe veelzeggend kan een woord zijn?

Een staycation betekent letterlijk dat je thuisblijft maar wel in eigen land op stap gaat. Dat heb ik, op één namiddagje zee, niet gedaan. Ik heb gewoon niets gedaan – als je onder lezen en wat fietsen natuurlijk ‘niets’ kunt verstaan. Voor dat ‘nietsdoen’ en binnenblijven bestaat trouwens ook een woord: de ‘naycation’ of niet-vakantie. Edoch: een niet-vakantie had ik verre van. Niets moest, terwijl ik op reis vaak het gevoel heb dat er vanalles moet, en ik me schuldig voel wanneer ik terug thuis vrees niet alles ontdekt te hebben.

Ik was niet op zoek naar schoonheid door thuis te blijven, maar heb die wel gevonden

Laat me er een wijsheid van alweer Bob Den Uyl bijhalen: ‘Men vindt niet wat men zoekt, maar alleen dat wat men niet zoekt.’ Ik was niet op zoek naar schoonheid door thuis te blijven, maar heb die wel gevonden. In de brieven van mijn pas overleden oud-lerares Frans die ik herlas toen ik mijn berging opruimde. In de bange straatkat die ik sinds deze winter eten geef en die me na weken afwezigheid op een ochtend haar jong liet zien. In boodschappen doen zonder op je horloge te moeten kijken. In gewoon in de zetel liggen en naar de koers kijken. Luieren, dus, of, om het met een vergeten Nederlands woord te zeggen: lanterfanten.

Voor verrassende schoonheid vinden wanneer je die niet zoekt, bestaat er een woord: serendipiteit. Maar omdat ‘serendipiteitsvakantie’ te moeilijk klinkt, en omdat luiheid helemaal niet des duivels oorkussen is, roep ik een ander begrip in het leven: de lanterfantvakantie. Ter velerlei knusse zetels geleiden u de engelen!