© Jan Van der Perre

Gevechtsduikers oefenen voortaan op silhouetten in Brasschaat: “Als we moeten schieten, hebben we eigenlijk gefaald”

Over het meer van het Groot Schietveld van Brasschaat scheurde woensdag een snelboot en klonk het venijnig geblaf van geweervuur: een van de meest speciale eenheden van het leger was er aan het oefenen: de gevechtsduikers van het 11de Genie-bataljon van Burcht. Die schieten sinds kort op silhouetten aan de waterkant, en leggen tijdens dit exclusieve plaatsbezoek uit waar ze voor worden ingezet.

Paul Verbraeken

Wie ooit – lang geleden – zijn legerdienst deed, herinnert zich hoe de sergeant het er inhamerde dat je wapen te allen tijde zuiver en droog moest blijven. “Daar hangt je leven van af!” Met een sardonisch genoegen liet hij je tijdens het doorwaden van een beek alles opnieuw doen, als dat verdomde wapen nat was geworden. Hier op de speciale schietstand op het Groot Schietveld van Brasschaat – in feite Wuustwezel – liggen de kaarten helemaal anders. Hoe natter, hoe liever. Hier zwemmen soldaten met hun wapen onder water. En laden ze tot op zeven meter diepte.

© Jan Van der Perre

Sinds twee jaar heeft het leger aan de noordkant van dit terrein een bijzondere oefenmogelijkheid: op de oever staan elektronisch opverende silhouetten, schietschijven gericht naar het meer. Alleen hier kan het peloton gevechtsduikers van het 11de Genie-bataljon van Burcht twee keer per jaar oefenen om zijn kwalificaties op peil te houden. Het is dan ook weinig bekend dat het 11de Genie een aparte compagnie paracommando’s heeft, bestaande uit drie pelotons: gevechtsduikers, bestuurders van amfibieboten en commando- gevechtsgenie.

“Lopen omhoog!”

Geheel op maat van het Belgisch leger bestaat het peloton uit zestien man, onderverdeeld in een commandoploeg en twee Amfibie Recce Teams (ART’s) van elk zes man. Elk lid heeft zijn specialiteit: de ploegleider, zijn adjunct, de scherpschutter, de mitrailleurschutter, de radioman, de EHBO’er. Maar alle zes zijn ze para en specialist in duiken en explosieven.

© Jan Van der Perre

De gevechtsduikers zijn dan ook in de eerste plaats verkenners, recce’s. Met een speciale opdracht: jaloneren. Dat betekent dat zij, 48 uur voor een amfibische operatie, met rubberboot en al gedropt worden om de landingszone te verkennen en met speciale lichtjes af te bakenen. Of dat ze met speciale sabotage-opdrachten belast worden. Alles bij voorkeur ’s nachts. Dat droppen gebeurt overigens vanuit C130’s vanop 300 meter: het absolute minimum om nog een parachute open te trekken.

© Jan Van der Perre

“Als verkenners moeten we zien zonder gezien te worden”, legt kapitein P., de commandant van de gevechtsduikers, uit. “Wij moeten zo onzichtbaar mogelijk blijven. Als we toch moeten schieten, als we dus onder vuur komen te liggen, betekent dat dat we als team gefaald hebben.”

Dat noodvuren wordt op het Groot Schietveld keer op keer herhaald. Eerst met blankmunitie, dan met scherp. Daarbij wordt ook de coördinatie ingeoefend met een bijsnellende zodiac, die telkens het vuren overneemt en de duikers oppikt. Intussen weerklinkt voortdurend de kreet “muzzles up!”, “lopen omhoog”. Want niets zo vervelend als wanneer een schutter per ongeluk in een rubberboot schiet.

Vandaag zijn alle soldaten uitgerust met de FN Scar, kaliber 5.56. De duikers hebben daarentegen een Scar Heavy (kaliber 7.76) in ‘over the beach’-versie. Daarmee kunnen ze diep onder water laden en herladen.