Direct naar artikelinhoud
Opinie

Lessen democratie, prima. Maar zijn de scholen democratisch?

Ellen ClaesBeeld rv

Lies Maurissen is onderzoeker Centrum voor Politicologie, KU Leuven. Ellen Claes is docent Burgerschapsvorming SLO Maatschappijwetenschappen en filosofie, KU Leuven

en

Het gemeenschapsonderwijs start met een proefproject rond burgerschapseducatie in tien scholen (DM 30/8). Dit initiatief kan alleen maar worden aangemoedigd. Jongeren opleiden tot verantwoordelijke, actieve en liefst ook kritische burgers is mede een verantwoordelijkheid van de school. Maar over de manier waarop dit best gebeurt, daar valt over te discussiëren. Het verankeren van burgerschapsvorming in een apart vak is op zich geen slecht idee, maar het vak zien als een snelle oplossing om complexe doelstellingen te bereiken, is te kort door de bocht.

Jongeren zijn erg vatbaar voor meningen, houdingen en gedragingen van mensen rondom hen. Ze worden tijdens de zogenaamde vormende jaren, ruwweg tussen 14 en 24 jaar, beïnvloed door diverse actoren zoals de ouders, vrienden, de media en de school. Zo vormen ze hun politieke identiteit. Aangeleerde democratische attitudes tijdens deze cruciale periode, zoals politiek vertrouwen, tolerantie en een politiek zelfbeeld, zullen een langdurig effect hebben tijdens de rest van hun leven. Diverse internationale studies (zoals ICCS 2009), hebben reeds aangetoond dat Vlaamse jongeren niet bepaald de meest politiek geïnteresseerde, tolerante en democratische burgers zijn in Europa. Een recente peiling van burgerzin en burgerschapseducatie bij 18-jarige scholieren laat daarenboven zien dat vooral jongeren in het bso de eindtermen met betrekking tot burgerzin niet bereiken. Dit zijn ook vaker dan in het aso jongeren die minder democratische geletterdheid meekrijgen van thuis uit. Goede burgerschapsvorming op school kan vooral voor jongeren met minder kansen echt een verschil maken. De vraag is nu hoe scholen dit potentieel best kunnen verzilveren.

Lies MaurissenBeeld rv

Internationaal onderzoek wees er al meermaals op dat een vak, enkel gericht op kennisoverdracht over de werking van de democratie, niet voldoende is. Wat moet er dan nog zijn? Naast de directe lessen over democratie moet een school zelf ook democratisch zijn. Scholen die een burgerschapsmissie serieus nemen, zetten dus niet enkel in op kennis maar bouwen aan een veilige schoolcontext, waar leerlingen kunnen verschillen van mening, grenzen leren respecteren, inspraak krijgen en actief participeren. Dit kan binnen een vak burgerschapsvorming, maar even goed via projectwerking op school, service learning en organen zoals de leerlingenraad.

Met andere woorden: leerlingen dus zelf democratische ervaringen laten opdoen en als school de nodige ondersteuning bieden als die ervaringen minder positief zijn. Het probleem bij de vakoverschrijdende aanpak zoals we die vandaag kennen is dat niemand echt verantwoordelijk is. Als het vakspecifiek wordt, lopen we het risico dat de verantwoordelijkheid enkel bij die ene leerkracht burgerschapseducatie terechtkomt. Dan valt de indirecte manier van burgerschapseducatie weg terwijl we uit onderzoek weten hoe belangrijk het schoolklimaat is voor het ontwikkelen van democratische houdingen en gedrag.

Het feit dat burgerschapseducatie vandaag hoog op de agenda staat is zonder meer positief. De school kan echt een rol spelen in het dichten van de democratische kloof die nu bestaat tussen verschillende groepen jongeren. Nadenken over de manier waarop we dit doen en dan ook actie ondernemen moedigen we zeker aan. Of die actie nu vakspecifiek of vakoverschrijdend wordt opgevat is minder belangrijk, zolang we niet enkel focussen op kennis maar ook het schoolklimaat mee opnemen in de discussie.