Autonoom Sint-Maarten: hoe de onvrede na orkaan Luis bepaalt wie de schade door Irma zal vergoeden

De Nederlandse koning Willem-Alexander brengt vandaag een bezoek aan de eilanden Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba in de Caraïben na de doortocht van de orkaan Irma. De drie eilanden hebben allemaal een speciaal statuut. Die bepaalt mee de verhoudingen met Nederland en kleurt de cruciale vraag: “Wie draagt er mee de kosten van Irma?”

Sint-Maarten is een eiland in de Caraïbische zee en is verdeeld in een Frans deel en een Nederlands.  Het Franse deel behoorde tot 2007 tot het departement Guadeloupe. Na een referendum in december 2003 koos het voor zelfbestuur. In 2007 werd het een overzeese gemeenschap, een ‘collectivité d'outre-mer’.

Ook het Nederlands deel is een speciaal geval. Tot 2010 was het een onderdeel van de Nederlandse Antillen. Sindsdien is het een zelfstandig land, maar het maakt wel nog deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden.

Orkaan Luis basis voor zelfstandigheid

Opmerkelijk is dat een voorganger van Irma mee aan de basis lag van de autonomie van het Nederlandse deel van Sint-Maarten. In 1995 verwoestte orkaan Luis er een groot deel van de huizen en infrastructuur. De heropbouw verliep niet vlot genoeg volgens de inwoners. Zij voelden zich in de steek gelaten door Nederland.

De onderlinge relatie verslechterde en de schreeuw naar autonomie klonk steeds luider en luider. Zo luid, dat er in 2000 een referendum werd georganiseerd. In 2010 werd het Nederlandse deel van Sint-Maarten een zelfstandig land, maar het maakt wel nog deel uit van het Nederlandse koninkrijk.

Geldkraan dichtgedraaid

Sint-Maarten is sinds 2010 dus een zelfstandig land. Het heeft een regering, een premier. Door de autonomie werd ook de geldkraan vanuit Den Haag dichtgedraaid. Het is verantwoordelijk voor de eigen inkomsten en uitgaven. Na de verwoestende doortocht van de orkaan Irma borrelt nu de vraag: wie gaat dit (mee) betalen?

Sint-Maarten draait vooral door het toerisme. Dat ligt nu zo goed als plat. Hotels zijn verwoest, de haveninfrastructuur is vernield. Het valt te betwijfelen of er snel weer toeristen geld zullen uitgeven op het Caraïbische eiland. Het is duidelijk dat een snelle wederopbouw cruciaal is voor de toekomst van Sint-Maarten, maar het kleine land kan het broodnodige geld onmogelijk zelf ophoesten.  En dus kijkt iedereen ook naar Nederland.   

Brengt artikel 36 redding voor Sint-Maarten?

Heeft Nederland nog een verantwoordelijkheid? De relaties zijn er door de strijd om zelfstandigheid niet op verbeterd. Statutair is er ook niet veel bepaald. Er is artikel 36 in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, waarin staat: “Nederland, Curaçao en Sint-Maarten verlenen elkaar hulp en bijstand." De militairen die Nederland naar het eiland heeft gestuurd, passen perfect in dat artikel.  

Nergens staat gestipuleerd dat het ook om financiële hulp of -bijstand gaat. Sint-Maarten kan zich sterken aan de woorden van Minister-president Mark Rutte. Hij heeft al laten weten dat Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt als Koninkrijkpartner. Hoe diep Nederland in de buidel zal of wil tasten, zal de toekomst uitwijzen.

Andere stituatie voor Sint-Eustatius en Saba

Sint-Eustatius en Saba vormen samen met Bonaire, de zogenaamde BES-eilanden. Sinds 10 oktober 2010 zijn ze als drie ‘afzonderlijke openbare lichamen’ een deel van Nederland. Ze fungeren als zogenaamd ‘bijzondere gemeenten’. Hun organisatie en bestuur is te vergelijken met die van Nederlandse gemeenten zoals Amsterdam, Utrecht of pakweg Geldermalsen, met een vergelijkbare gemeenteraad en bestuurscollege (burgemeester en wethouders).

Door dit statuut ligt de verantwoordelijkheid van Nederland bij de BES-landen enigszins anders. Ze krijgen jaarlijks 200 miljoen euro van Nederland voor overheidsvoorzieningen. Dat geld dient niet om schade te betalen na een natuurramp. Dit moet uit de Nederlandse staatskas komen.

Meest gelezen