Direct naar artikelinhoud
Column

De man die een herinnering werd aan een koloniaal verleden waarvoor men zich schaamde

Joachim Pohlmann.Beeld Wouter Van Vooren

Joachim Pohlmann is woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en schrijver van Een unie van het eigen. Zijn column verschijnt wekelijks.

Als kind wierp zijn vader hem vanuit een prauw de Stille Oceaan in. Het was een initiatieritus. Als hij het vasteland zonder hulp kon bereiken, had hij zijn moed en doorzettingsvermogen bewezen en was hij een waardig leider voor zijn stam, die vanop het strand stond toe te kijken.

Die jongen heette Nicolaas Jouwe, en hij overleed vorige week op 93-jarige leeftijd. ‘Nicolaas Wie?’ zult u ongetwijfeld denken. Wel, Jouwe was de man die eens voorbestemd was om het staatshoofd van een onafhankelijk Papoea – nu een deel van Indonesië – te worden.

De enige Papoea die u wellicht kent, is Petoetje uit Nero. Vandaag is dat volgens sommigen een kwetsende en bedenkelijke karikatuur die beter uit de publieke ruimte kan verdwijnen. Met Jouwe ging het ongeveer ook zo: eens gevierd, vervolgens verguisd.

Streepje voor

De Papoea’s hadden, net als de Molukkers, steeds een streepje voor bij de Nederlanders. Omdat ze christenen waren in het grootste moslimland ter wereld. En omdat ze het koloniale gezag trouw dienden. De Molukkers in het leger, de Papoea’s in de ambtenarij.

Na de Indonesische onafhankelijkheid bleef van het Nederlandse imperium enkel het westelijk deel van Papoea – Nieuw-Guinea – over. Dat laatste stukje kolonialisme werd het thuisland van de Indo-Europeanen – kinderen uit Nederlands-Indische huwelijken – die er leefden naast de Papoea-stammen.

Indonesië erkende Nieuw-Guinea echter nooit. Nadat Atjeh, de Molukken en Timor waren ‘gepacificeerd’, richtte Indonesië zich op Nieuw-Guinea en startte voor Nederland een miniatuur Vietnam-oorlogje.

Jouwe hoopte dat zijn volk in opstand zou komen. Toen die opstand er kwam, bleken de Indonesische militaire macht en de apathie van de wereld te groot

Maar één neokoloniaal conflict in Zuidoost-Azië was wel voldoende voor de VS. Zij dwongen Nederland Nieuw-Guinea af te staan aan de VN. Jouwe sprak de Algemene Vergadering meermaals toe, maar het mocht niet baten. Indonesië legde beslag op Papoea.

Honderden gezinnen vluchtten naar Nederland en Jouwe werd een banneling. Het was maar tijdelijk. Eens Papoea – met Nederlandse steun – onafhankelijk werd, kon hij terugkeren. Maar de jaren gingen voorbij. En er gebeurde niets.

Jouwe sprak de Nederlandse staat aan maar vond geen gehoor. Hij trok weer naar de VN maar werd niet binnengelaten en voerde een eenzaam protest op een New Yorkse stoep. Hij schreef brieven, artikels, rapporten. Hij klaagde de mensenrechtenschendingen en de uitbuiting van de Papoea’s aan.

Laatste kaart gespeeld

Het was ijdele moeite. Nederland normaliseerde de relaties met Indonesië en erkende zijn territoriale integriteit, inclusief de Molukken en Papoea. Jouwe verloor zijn enige bondgenoot en kon de bitterheid over dat verraad niet onderdrukken.

De Molukkers reageerden met treinkapingen, gijzelingen, brandstichting. Jouwe hoopte dat zijn volk in opstand zou komen. Toen die opstand er kwam, bleken de Indonesische militaire macht en de apathie van de wereld te groot. De laatste kaart was daarmee gespeeld.

Jouwe werd een koloniaal relict, een herinnering aan een verleden waarvoor men zich begon te schamen

Jouwe werd een koloniaal relict, een herinnering aan een verleden waarvoor men zich begon te schamen. Oud en moegestreden verzuchtte hij: ‘Ik huil niet meer, mijn tranen zijn op.’ Zijn vrouw had zich er dan al lang bij neergelegd dat Papoea nooit onafhankelijk zou worden. Na decennia van miskenning en heimwee aanvaardde ook Jouwe die realiteit en keerde terug naar Indonesië.

De geschiedenis is voor niemand meedogenlozer dan voor zij die tussen haar plooien vallen. Als kind wierp zijn vader hem in de oceaan. Na een tocht vol offers en beproevingen heeft Jouwe de kust bereikt. Dat zijn voorouders hem de rust mogen gunnen die hij bij leven niet kende.