Economisch filosoof Antoon Vandevelde: ‘Het gevaar komt vandaag van de niet-bancaire organisaties, zoals Google’

ANTOON VANDEVELDE "De gemakkelijkste manier om betrouwbaar over te komen, is betrouwbaar te zijn." © Franky Verdickt
Sjoukje Smedts  medewerker van Trends

“Het begeren van geld en rijkdom is onuitroeibaar. Je moet er alleen voor zorgen dat het allemaal een beetje geciviliseerd verloopt”, meent economisch filosoof Antoon Vandevelde. Maar ondanks de lessen van de voorbije jaren is het risico op een nieuwe financiële crisis volgens hem reëel. “Wat ik zie gebeuren, is behoorlijk onrustwekkend.”

Bijna was Antoon Vandevelde (65) het beu zijn studenten te waarschuwen. Dertig jaar lang legde de economisch filosoof aan de KU Leuven hen uit dat het toch opvallend is dat mensen zo’n vertrouwen stellen in geld. Terwijl ze op basis van de geschiedenis weten dat geld om allerlei redenen kan worden gedevalueerd of gemanipuleerd.

“We doen alsof de waarde van geld van een eeuwige orde is. Met een klein beetje gezond verstand besef je dat dat een heel overtrokken verwachting is. Alleen, mijn voorspelling dat de geschiedenis zich zou herhalen, kwam lange tijd niet uit”, zegt Vandevelde. Tot in 2008 de financiële crisis uitbrak. “Plots werden mensen er zich opnieuw bewust van dat het gebruik van geld is gebaseerd op vertrouwen, en hoe makkelijk dat onder druk komt.”

Sindsdien waagt Vandevelde zich opnieuw aan voorspellingen. Het risico op een nieuwe financiële crisis is reëel, stelt hij in zijn boek Het geweld van geld. “De meeste bankiers zeggen me binnenskamers dat ik gelijk heb”, voegt hij daar nu aan toe. “Maar tegen de buitenwereld zullen monetaire autoriteiten altijd zeggen dat ze alles onder controle hebben. Logisch ook. Het zou nogal onethisch zijn, als een centrale bankier zou verklaren dat we eigenlijk in een casino leven. Maar wat ik zie gebeuren, is toch behoorlijk onrustwekkend.”

Bubbels, manieën en hypes

Het probleem komt volgens Vandevelde voort uit de manier waarop de financiële crisis na 2008 werd aangepakt. “Er worden nog altijd reusachtige bedragen in de economie gepompt, waardoor het systeem alleen maar verder wordt opgeblazen”, vindt hij.

“Toegegeven, een heleboel zaken is gereguleerd na de crisis. Je zult me dus niet horen zeggen dat de situatie dezelfde is als vroeger, maar de regulering kwam er vooral voor de banken. Terwijl veel grote bedrijven, zoals Google, ook op gigantische hoeveelheden geld zitten en zoeken naar manieren om dat te doen opbrengen. Zodra iets beloftevol lijkt, stroomt daar dus een heleboel geld naartoe. Daar moet je geen tekening bij maken: het is een recept voor bubbels, manieën en hypes. Het gevaar komt nu dus minder van de banken, maar van niet-bancaire bedrijven.”

Al is het de vraag of die voorspelling deze keer wel op korte termijn uitkomt. “We kunnen almaar meer mechanismen ontsluieren, maar wanneer ze precies in werking treden? Daarvoor schiet de wetenschap te kort. Hoe schat je een klein risico op een groot probleem in? Daar hebben we niet echt goede modellen voor”, beseft Vandevelde.

Hij ziet wel hoe ook particulieren vluchten naar markten waarvan ze hopen dat ze een eeuwigheidswaarde hebben. “Het is een van de redenen waarom de Belgische vastgoedmarkt het zo goed doet. Terwijl er al jarenlang wordt gewaarschuwd dat ook die op een crisis afstevent.”

Vandaag succes, morgen falen

Vandevelde begrijpt die reactie wel. “Het begeren van geld en rijkdom is onuitroeibaar. Dat schreef Aristoteles al en dat hoef je niet per se proberen te veranderen. Je moet er alleen voor zorgen dat het allemaal een beetje geciviliseerd verloopt.” Dat niet iedereen gelooft dat zoiets in een economische context kan, merkt Vandevelde al jaren. Heel regelmatig krijgt hij de vraag of de combinatie van ethiek en economie wel bestaat. Telkens weer verwijst hij dan naar het vertrouwen dat nodig is om een markt levend te houden.

Af en toe komt er een scherpere vraag. Vandevelde ziet zich daar nog staan, als spreker op een seminar enkele jaren geleden, toen iemand in het publiek opstond en de hand opstak. “Allemaal goed en wel, ” klonk het, “maar loont het wel om eerlijk te zijn?” Ook voor het antwoord op die vraag grijpt hij naar het woord dat hij zo graag in de mond neemt: vertrouwen. “Ik antwoordde dat het inderdaad loont eerlijk te zijn, want een goede reputatie is een troef in het zakenleven. En de gemakkelijkste manier om betrouwbaar over te komen, is betrouwbaar te zijn.”

We doen alsof de waarde van geld eeuwig is. Een overtrokken verwachting.

Waarop de man zijn vraag herformuleerde. “Loont het eerlijk te zijn, als je oneerlijkheid toch niet wordt betrapt?” “Voordat ik daarop kon reageren, moest ik toch drie keer slikken en hard nadenken”, lacht Vandevelde. “Als je bedrog kunt plegen zonder dat je betrapt wordt, ben je natuurlijk succesvol.

Maar succes is niet noodzakelijk een uitdrukking van ethische kwaliteiten. Er zijn nog andere redenen om dat risico niet te nemen. Mensen die een klein beetje macht hebben, denken snel dat ze zo veel macht hebben dat hun oneerlijkheid niet wordt betrapt. Dat is gevaarlijk. Onjuist ook, want er zijn altijd mensen die afweten van de fraude. Denk aan een boekhouder, een secretaresse of een partner die een ex wordt. Als je een beetje je voeten op de grond houdt, weet je dus dat je niet immuun bent.”

De vuistregel blijft volgens Vandevelde dat ethisch handelen op lange termijn meer garantie biedt op succes. Maar wat dan met een voorbeeld zoals Volkswagen, dat met de installatie van sjoemelsoftware niet het toonbeeld van ethisch handelen werd, maar daar door de consument niet voldoende voor zou zijn afgestraft? “Ach, het succes van vandaag is het falen van morgen”, denkt Vandevelde. “Het probleem bij Volkswagen is natuurlijk dat alle autoproducenten het gesjoemel van de concurrenten moeten volgen om niet in hun eigen vel te snijden.”

“Maar markten waarop te veel oneerlijkheid heerst, verdwijnen op termijn. Je hoort nu al dat sommige autobouwers het niet zullen halen, omdat ze zich op de software concentreerden in plaats van op de elektrische wagen van de toekomst. Wat niet betekent dat er geen regels moeten zijn om te zorgen dat de spelers van een markt het economische spel eerlijker gaan spelen. Omdat consumenten te weinig georganiseerd zijn om een vuist te maken, doen goed geadviseerde overheden dat in hun plaats.”

Lagelonenlanden en gevangenissen

Die regels mogen voor Vandevelde ook wat strenger als het aankomt op de toplonen van managers. “De economische groei is gemiddeld 1 procent of iets meer, en daar komt de komende vijftien jaar wellicht weinig verandering in. Tegelijk komen gigantische kosten op ons af. Iedereen denkt altijd meteen aan de kosten van de vergrijzing, maar er zijn er zo veel meer.

Denk aan de jongeren, die almaar vaker worden opgevoed in een andere taal. Daarin moet je als maatschappij investeren. Of denk aan de gezondheidszorg. Er komen zo veel nieuwe – en dure – behandelingen op de markt, waarvan mensen zullen willen dat ze toegankelijk worden. Daar gaan we die ene procent groei voor nodig hebben. Dat betekent dat de actieve bevolking bijna geen materiële vooruitgang mag verwachten. In die constellatie zijn exuberante lonen voor CEO’s gewoon niet verdedigbaar.”

Dit systeem is het recept voor bubbels

Er zijn nochtans voldoende redenen die maken dat er nog altijd heel wat voorstanders van hoge managementlonen zijn. Zonder zou het moeilijk worden om bijvoorbeeld talent aan te trekken en te houden. Daarnaast dragen CEO’s veel verantwoordelijkheid. Gaat het mis, dan vliegen ze de laan uit en is een financieel vangnet welkom. “Zonder dat worden CEO’s meestal ook goed opgevangen, hoor”, meent Vandevelde. “Ik ben er niet tegen dat mensen veel verdienen, maar er mag best wel worden afgeroomd”, vult hij aan.

“Kijk, wat maakt van iemand een goede manager? Je kunt daar dikke boeken over lezen, maar eigenlijk moet je vooral de juiste mensen kunnen binnenhalen en ervoor zorgen dat ze intrinsiek gemotiveerd zijn en blijven. Dus zonder dat ze daar extra voor worden beloond. Uiteraard zullen mensen die slecht betaald of uitgebuit worden ook niet lang gemotiveerd zijn, maar zodra er een behoorlijk loon als basis is, heb je als CEO geen duizend mogelijkheden om een werknemer gemotiveerd te houden. Een van de dingen die je kunt doen, is zelf het goede voorbeeld geven. Sta je als CEO zelf heel berekend in het leven, dan moet je niet verwachten dat je medewerkers anders naar hun baan kijken.”

Ook het argument dat topmanagers met hun harde werk banen creëren, kan Vandevelde niet overtuigen. “Er zijn zo veel mensen die hard werken en veel verantwoordelijkheid dragen. Neem het voorbeeld van beschutte werkplaatsen. In de grootste zijn tot 1600 mensen aan de slag, van wie meer dan de helft een beperking heeft. De CEO’s die daar de leiding hebben, moeten concurreren met lagelonenlanden, gevangenissen en gerobotiseerde werkplaatsen om bestellingen binnen te halen. Zij moeten dus onvoorstelbaar creatief zijn en hard werken. Dat zijn topmanagers, en ze werken voor een habbekrats in vergelijking met andere bedrijven die evenveel werknemers tellen.”

De exuberante lonen van CEO’s zijn gewoon niet verdedigbaar

Almaar meer bedrijven doen daarom een beroep op een remuneratiecomité, een groep van niet-uitvoerende en onafhankelijke bestuurders die beloningen kan aftoppen. “Ik denk dat het er bij zo’n remuneratiecomité vaak toegaat zoals bij een doctoraatsverdediging. Als je daar te moeilijk doet, word je geen tweede keer gevraagd”, merkt Vandevelde op. “Zo worden zaken toegedekt. Dat bleek ook na de financiële crisis in 2008. Ik zeg daarom altijd wat ik denk, zelfs al zit de wind anders. Het is niet omdat iedereen zegt dat het wel zal meevallen, dat je het daarmee eens moet zijn. Dat is een van de dingen die ik heb geleerd.”

Een basisinkomen in natura

Zo’n 25 procent van het bruto binnenlands product. Zoveel is er volgens berekeningen nodig om Belgen een basisinkomen van 1000 euro te geven. “Als je daarvoor de ministeries van Onderwijs en Cultuur moet sluiten, en publieke zwembaden en andere voorzieningen, dan pas ik”, stelt Vandevelde. “En als je die zaken behoudt en daarnaast een basisinkomen invoert, wordt het overheidsbeslag wel heel groot.”

Vandevelde is nochtans gewonnen voor de argumenten om in een basisinkomen te voorzien. “Onze maatschappij heeft nu eenmaal meer en minder aantrekkelijke posities. De aantrekkelijkste posities gaan uit efficiëntieoverwegingen naar een beperkt aantal mensen die de juiste kwaliteiten bezitten. Zij moeten wel beseffen dat ze iets monopoliseren wat in principe gelijk moet worden verdeeld. Anderen kiezen niet met welke talenten en in welke omstandigheden ze worden geboren.

Ook de opbrengsten die samenhangen met een aantrekkelijke positie moeten dus worden herverdeeld”, vindt Vandevelde. “Hoe hoger mensen klimmen op de maatschappelijke ladder, hoe meer ze denken dat dat hun eigen verdienste is. Terwijl het net zo is dat hoe hoger je opklimt, hoe meer geluk je ook hebt gehad.”

Toch zijn er volgens Vandevelde andere prioriteiten dan de herverdeling via een basisinkomen. “Je kunt die argumenten evengoed gebruiken om een kwaliteitsvol aanbod van publieke diensten te verdedigen. Een basisinkomen in natura, zeg maar. Daar voorziet België eigenlijk al vrij goed in. We schatten alleen niet meer juist in hoe groot bijvoorbeeld de luxe is om onze kinderen naar een goede school te kunnen sturen.”

Antoon Vandevelde, Het geweld van geld, Lannoo Campus, 288 blz., 19,99 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content