Direct naar artikelinhoud
taalcolumn

Reactiedag: een schoolvoorbeeld van een eufemisme

Ann De Craemer.Beeld Eric De Mildt

Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: reactiedag.

Wie de voorbije weken het woord niet had opgepikt in de media, zal de wenkbrauwen hebben gefronst toen het dinsdag trending werd op Twitter: #reactiedag.

Betrof het een reactie tegen het al te lange uitblijven van een nazomer die naam waardig? Tegen het opdraven van steeds dezelfde BV’s in spelprogramma’s op de kijkbuis? Tegen de stijgende avocadoprijs die #foodies weldra zal verhinderen om foto’s van hun #lekkergezond #ontbijt op Instagram te posten?

Driewerf nee. De socialistische overheidsvakbond ACOD gebruikte het woord ‘reactiedag’ voor de dag waarop ze staakten tegen het zomerakkoord van de regering-Michel. En gestaakt werd er wel degelijk: rond de middag reed in Vlaanderen nog slechts de helft van de treinen, in ellenlange files werd er gezucht en gevloekt, en volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen had de stakingsdag een prijskaartje van 40 miljoen euro.

Ik had erbij willen zijn toen ten kantore van de ACOD iemand zei: “Hé, weet je wat? Een groot deel van de bevolking is die stakingen kotsbeu, dus laten we het kind gewoon een andere naam geven. Niet ‘stakingsdag’ maar ‘reactiedag’. Geniaal, toch?”

Nou. Reactiedag: een schoolvoorbeeld van een eufemisme

Nou. Reactiedag: een schoolvoorbeeld van een eufemisme, volgens Van Dale ‘het gebruik van een verzachtend, verbloemend, verhullend woord of aantal woorden i.p.v. een of meer woorden die misplaatst, ruw of kwetstend geacht worden’.

Wanneer eufemismen worden gebruikt om anderen niet te kwetsen, heb ik er geen problemen mee. Ze zijn vaak zelfs broodnodig om menselijke communicatie mogelijk te maken. Met ‘het is niet echt mijn smaak’ bereik je meer dan ‘het trekt op niets’, en u hoort uw dierenarts liever zeggen ‘we gaan uw hond laten inslapen’ dan ‘we gaan uw hond afmaken’.

Voor eufemismen moeten we echter ook op onze hoede zijn, meer bepaald wanneer ze een realiteit trachten te verhullen. ‘Reactiedag’ is daar een treffend voorbeeld van, en in de politieke wereld en bedrijfswereld wemelt het van de eufemismen die de werkelijkheid willen omkneden tot een ander en leugenachtig verhaal. ‘Iemand ontslaan’ wordt ‘iemand moeten laten gaan’. Mensen massaal op straat zetten wordt ‘reorganiseren’.

De drang naar eufemismen vind je echter niet alleen in de politiek. Deze week nog hoorde ik in De Bende van Annemie op Radio 1 dat het woord ‘bejaarde’ dringend een alternatief nodig heeft en we bijvoorbeeld beter over ‘oudere’ zouden spreken of over ‘bewoner van een instelling’. Dat laatste vind ik pas écht stigmatiserend. Maar dat is net het probleem met eufemismen: het nieuwe woord is nooit voor iedereen goed, en na veelvuldig gebruik geraakt een nieuw eufemisme al snel versleten en wordt het zelf een taboewoord. Dat is een proces dat taalkundige Steven Pinker ‘de tredmolen van het eufemisme’ heeft genoemd.

Het probleem met eufemismen: het nieuwe woord is nooit voor iedereen goed

Het zoeken naar eufemismen om bijvoorbeeld bevolkingsgroepen anders te benoemen is wat mij betreft in elk geval een voorbeeld van ‘voortschrijdend inzicht’: het wijst op beschaving en toont aan dat in onze maatschappij de beeldvorming verandert, en daarmee ook de taal. Gelukkig wordt iemand met psychische problemen niet langer zomaar ‘gek’ genoemd, en gelukkig is het woord ‘achterlijk’ voor mensen met een verstandelijke beperking niet langer aanvaard. Misschien moeten we in die gevallen niet langer over eufemismen spreken, maar over ‘vooruitgangswoorden’: termen die aantonen dat we als mens en als maatschappij evolueren, en ons taalgebruik dat weerspiegelt.