Direct naar artikelinhoud
Opinie

Verwar het wetenschappelijke debat niet met het maatschappelijke debat

Manuel Sintubin.Beeld KUL

Manuel Sintubin is geoloog aan het departement Aard- en Omgevingswetenschappen van de KU Leuven.

De oproep van een aantal Leuvense academici om het tegensprekelijke wetenschappelijk debat vooral in de luwte te laten doorgaan, is vorige week door opiniemakers en collega’s geïnterpreteerd als een oproep om zich terug te trekken uit het maatschappelijke debat. Technocratische hoogmoed en zelfs dedain voor het publieke debat werd hen aangewreven. Deze ongelukkige interpretatie lijkt me grotendeels terug te brengen tot een verwarring tussen het wetenschappelijke debat en het maatschappelijke debat. Al is de scheiding tussen beide vormen van debat niet altijd strikt te maken, kennen beiden wel hun eigen – al of niet ongeschreven – spelregels; hun eigen finaliteit; en hun eigen fora.

Het wetenschappelijke debat heeft vooreerst de vooruitgang van de wetenschap voor ogen, vaak enkel gedreven door nieuwsgierigheid. Dit debat vindt plaats binnen de onderzoeksgroepen zelf, op wetenschappelijke bijeenkomsten, en via peer-reviewed publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Net om dit debat in alle hevigheid te laten plaatsvinden, is het misschien goed dat het in de luwte gebeurt, ver weg van het publieke forum. Dit moet de onafhankelijkheid en de objectiviteit van het wetenschappelijk onderzoek zoveel mogelijk garanderen. Ook het proces van peer-review – al is het niet zaligmakend – blijft tot nader order het beste wat er is om wetenschappelijk onderzoek te valideren. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat het wetenschappelijk debat niet in alle openheid en transparantie moet gebeuren. Vandaag beschikken wetenschappers over tal van instrumenten om zowel de resultaten van hun eigen onderzoek als controverses in hun onderzoekdomein, te delen met het publiek, gaande van populair wetenschappelijke tijdschriften, (micro)blogs, lezingen in parochiezaaltjes, of mediaoptredens.

En ja, wetenschappers zijn mensen van vlees en bloed. Ook zij hebben ambities, ego’s en overtuigingen. Maar in een wetenschappelijk debat, waar de vooruitgang van de kennis zou moeten primeren, worden deze best zoveel mogelijk thuis gelaten. Steeds dienen de wetenschappers er toch behoedzaam voor te zijn, dat hun onderzoek niet gestuurd wordt door enige politieke, religieuze, of andere overtuiging, noch door hun persoonlijke ambities of ego’s.

Dat het wetenschappelijk debat onvermijdelijk naar een consensus leidt, is natuurlijk onzin. In de wetenschap bestaat geen “onbetwistbare waarheid”. Elke wetenschapsdiscipline kent immers zijn ‘scholen’ die een wetenschappelijk strijd op het scherp van de snee voeren. Alleen stuwen deze wetenschappelijke veldslagen de wetenschap vooruit, net omdat modellen en interpretaties permanent worden in vraag gesteld. In het wetenschapsgebeuren vertaalt een zogezegde consensus zich eerder in een paradigma of theorie, maar ook deze hebben geen eeuwigheidswaarde. Denk hierbij maar aan de evolutietheorie, het paradigma van de platentektoniek, of de oerknaltheorie.

Natuurlijk mag in het maatschappelijke debat de persoonlijke overtuiging van de academicus ten volle meespelen, zolang duidelijk blijft wat de persoonlijke overtuiging is en wat een wetenschappelijk gedragen stelling

De rol van de academicus in het maatschappelijk debat is totaal anders. Deze rol kan heel wat vormen aannemen, van factchecker, expert, opiniemaker tot activist. Of ja, zelfs als ‘gewone’ burger, ook daar heeft een academicus recht op. In al hun academische vrijheid maken academici zelf de keuze hoe ver zij willen gaan in hun maatschappelijk engagement. Als experten ondersteunen academici vanuit hun expertise het maatschappelijk debat en geven zo beleidsverantwoordelijken de mogelijkheid om wetenschappelijk onderbouwde keuzes te maken. Als opiniemakers of activisten, zijn academici dan weer de luis in de pels en houden zij de maatschappij een kritische spiegel voor. En geen rector haalt het in zijn/haar hoofd aan deze academische vrijheid te tornen.

Natuurlijk mag in het maatschappelijke debat de persoonlijke overtuiging van de academicus ten volle meespelen, zolang duidelijk blijft wat de persoonlijke overtuiging is en wat een wetenschappelijk gedragen stelling is, ook al is dat niet steeds gemakkelijk.

En wat met de wetenschappelijk consensus in het maatschappelijke debat? Daar ligt een vaak moeizaam proces achter waarbij experten vertrekken van een stand-van-zaken van de voorhanden zijnde kennis en zo trachten de onzekerheden inherent aan modellen en interpretaties in kaart te brengen. Uiteindelijk wordt dit vertaald in een standpunt dat door een meerderheid van de wetenschappers gedragen wordt. Een schoolvoorbeeld hiervan is het IPCC dat nu voor 95% - geen 100% – zeker is dat de mens verantwoordelijk is voor de huidige klimaatopwarming. Dit is wat de klimaatproblematiek betreft, de huidige wetenschappelijke consensus. Wetenschappers die dit meerderheidstandpunt afvallen, vallen tegenwoordig onder de noemer van de klimaatontkenners.

Laat het wetenschappelijke debat maar in de luwte van de ‘ivoren toren’ gebeuren. En laat de academici ook toe – meer zelfs, stimuleer hen – om een actieve rol op te nemen in het maatschappelijk debat

In het maatschappelijke debat wordt uiteindelijk best gestreefd de wetenschappelijke consensus – het meerderheidstandpunt – zoveel mogelijk te respecteren. Een overdreven aandacht voor minderheidstandpunten kan inderdaad leiden tot een publieke perceptie dat de wetenschappers het ook niet weten en ook maar een ‘mening’ verkondigen. De geloofwaardigheid van de wetenschap wordt zo ondergraven. Dit moeten ook wetenschappers, die fervent de wetenschappelijke consensus blijven in vraag stellen, beseffen. Zij staan best stevig in hun wetenschappelijk schoenen, om hun minderheidstandpunt hard te maken en zo de maatschappij te overtuigen van hun gelijk. En ja, sloganeske uitspraken zijn dan waarschijnlijk niet de beste manier om dit doel te bereiken. Ook hier kan peer review van pas komen door alle deelnemers aan het publieke debat een zekere houvast te geven in hun gezonde kritische ingesteldheid ten opzichte van de experten.

Laten we het wetenschappelijke debat en het maatschappelijke debat niet met elkaar verwarren. Laat het wetenschappelijke debat maar in de luwte van de ‘ivoren toren’ gebeuren. En laat de academici ook toe – meer zelfs, stimuleer hen – om een actieve rol op te nemen in het maatschappelijk debat. Het maatschappelijk debat zal er alleen maar bij winnen. Het publieke debat verdient inderdaad de branie, het genie en de kritiek van zoveel mogelijk academici. Maar academici zijn zich ook steeds bewust van de uiteindelijke ‘autoriteit’ die hen toebedeeld wordt. En dan is enige bedachtzaamheid zeker geen blijk aan gebrek aan durf.