© HBvL

Kinrooise mariene bioloog Joris Jeursen onderzoekt oceaan op Fiji

Deze rubriek over Limburgers in het buitenland loopt ruim elf jaar. Nooit eerder had ik het idee dat iemand zo ver weg van huis kon zijn als Joris Jeursen uit Molenbeersel. Ook figuurlijk. Fiji roept paradijselijke Bounty-stranden op. “En die zijn er ook”, zegt Joris. Al is het leven er evenzeer hard. In het basiskamp waar deze mariene bioloog leeft, is er nu geen elektriciteit. Kortsluiting in het zonnepaneel. Om zijn telefoon op te laden, moet hij naar Naiseuseu, tien minuten verder doorheen de jungle. Daar hebben ze een generator. Zonder was deze langeafstands-WhatsApp onmogelijk. “We moeten ophouden”, zegt hij twee uur later. “Ik heb nog drie procent batterij. Ik moet weer naar het dorp.”

Jan BEX

Op 1 augustus is hij aangekomen op Beqa, een eilandje van 36 km², negen dorpen en zo’n 3.000 inwoners. Nu is het eind oktober. Voor hem is het ochtend, hier bij ons is het ’s avonds laat. Zo’n 16.000 km verder in vogelvlucht, hoor ik via de telefoon exotische vogels op de achtergrond kwetteren. “Heel aangenaam om mee wakker te worden of te gaan slapen”, vindt Joris ook. “Ik zit hier in een korte broek en een T-shirt in de schaduw. Nu is het zo’n 25 graden, lekker warm. Al waren de voorbije dagen ontzettend warm. Zo’n vochtige warmte. En nu ik dat vertel, eet een kat voor mijn ogen een hagedis op. De natuur hier is overweldigend. Met heel veel planten en dieren. Mangroves ook. Fiji is van wereldniveau als het over duiklocaties gaat. Alleen al in de baai zwemmen is fantastisch. Niet alleen voor een mariene bioloog is het mooi om hier te zijn.”

© HBvL

Mooi. Is er dan dichterbij geen werk in je sector?

“Als 18-jarige wist ik niet goed wat studeren. Bio-ingenieur leek bij mij te passen, maar gaandeweg voelde ik dat mijn echte passie de biologie was. Zeker de onderwaterfauna en -flora. Pas achteraf, na mijn studies, werd me duidelijk dat het niet gemakkelijk zou zijn om werk te vinden in die sector.”

“Zo heb ik voor grote aquaria gewerkt in Lissabon en Boedapest. Heel tof, maar vaak moest ik ook glas vrijmaken van algengroei. Tussendoor heb ik uiteenlopend werk gedaan. Van een carwash tot bijles geven. Mijn laatste job was bij een marktonderzoeksbureau in Kontich. Uiteindelijk niets voor mij. Wel onderzoek, maar altijd bureauwerk. En dan die eeuwige files erbovenop. Die mis ik helemaal niet. Dus heb ik gesolliciteerd om in Fiji te kunnen werken als vrijwilliger voor de Britse ngo Frontier. Intussen had ik er wel voor gezorgd dat er iets op mijn spaarrekening stond.”

Wat voor werk doe je er precies?

“Ik ben hier een van de vijf stafleden. Bijna allemaal hebben we een biologische achtergrond. De meesten van ons blijven hier een half jaar om andere vrijwilligers op te leiden. Die blijven zo’n drie weken en betalen zo’n 500 tot 1.000 pond per week om hier te kunnen werken. Meestal zijn het jonge mensen die het als een nuttige, leerrijke vakantie beschouwen. Voor Frontier, hier toch op Fiji, is dat het belangrijkste inkomen. Wij leiden hen op voor ecologische conservatie van de kustwateren hier. Via veldwerk. We leren hen duiken en kijken naar visgemeenschappen en koraalriffen. We meten veel. Er wordt hier op Beqa al vier jaar gemonitord. Dat is intussen een pak informatie.”

Betrekken jullie lokale mensen daarin?

“Natuurlijk. We leren de mensen technieken om duurzaam om te gaan met de oceaan en het leven daarin. Ze leven hier voor een deel ook van visvangst. Hoe doen ze dat dan het beste zonder aan roofbouw te doen? Dat is ook voor hen belangrijk. Oké, ze wonen dan wel in het paradijs, en als ze wakker worden, zien ze de oceaan, de bergen, de vogels... Maar ze hebben bijna niets. Ze boeren, vissen en verkopen wat. Of brengen ons met hun bootje naar het hoofdeiland. Wat ze hier het vasteland noemen. (lacht) Werkgelegenheid is er niet. Tenzij bij enkele resorts.”

Hoe doet de natuur het daar in de oceaan?

“Op deze plek in de wereld is het nog niet zo slecht met de natuur. De koraalriffen zien er nog gezond uit. Maar duikers, die al in de jaren zeventig doken, zien toch een verschil.”

© HBvL

Is er een verklaring voor dat de koraalriffen op langere termijn toch achteruitgaan?

“Veel wijst op klimaatopwarming. Eilandjes van Kiribati, een eilandenrepubliek hier in de buurt, lopen stilaan onder water. Inwoners van zo’n eilandje krijgen geld om weg te trekken. Koraal is dan weer een subtiel samenleven van twee diertjes: de koraalpoliep en algen. Als het zeeniveau stijgt, dringt het zonlicht moeilijker door. Dat kan al genoeg zijn voor het afsterven van die koralen en voor het mariene leven errond.”

Was Beqa een cultuurschok?

“Niet zozeer. Maar de eerste keer dat ik meeging naar het dorp waar we elke week iets gaan eten voor tien fijidollar per persoon (zo’n vier euro, red.), heb ik toch dingen gezien die ik nooit eerder gezien had.”

Wat zag je dan?

“Hele, héle simpele huisjes met een enkele leefruimte. Met een fornuis, wat rommel, een tapijt en een frigo in het beste geval. En waarbij iedereen op de grond zit. Ze slapen ook allemaal samen. Het was een Kava-ceremonie. Een plant waarvan ze de wortels fijnmalen waarmee ze een heel licht-alcoholisch mengsel maken. Het vreemde eraan is dat je de eerste keer niks ervan voelt. Maar hoe meer je het drinkt, hoe sneller het werkt. Blijkbaar is het bio-accumuleerbaar. Vandaar dat de oude mensen snel in slaap vallen rond de grote kom.” (lacht)

Is er een alcoholprobleem?

“Neen. Alcohol, zoals wij dat kennen, kennen ze op dit deel van het eiland niet. Wat best gezond is. Ik drink hier véél minder alcohol. (lacht) Voor de rest gaan ze veel naar de kerk hier. Op een zondag tot zelfs drie keer per dag. Het zijn hier methodisten. Heel christelijk dus.”

Jullie zonnepaneel in het kamp is nu stuk. Lukt het daar zonder elektriciteit?

“Het lukt. Alles is gewoon donker om zeven uur ’s avonds. Dan lopen we met zo’n zaklampje op ons hoofd rond. En als dat uitgaat, is de sterrenhemel hier bijzonder mooi. Sowieso ga ik hier al veel vroeger slapen dan thuis. Zonder lichtbronnen, zonder tv, zonder lampen, maakt je lichaam veel sneller stoffen aan die je slaperig maken.”

Hoe wonen jullie daar?

“Hier in het kamp staan er drie houten huisjes met golfplaten erop, gemaakt door de mannen van het dorp. We wonen op hun grondgebied. We delen die hutten met twaalf mensen nu. Ikzelf slaap in het huis van een Fiji-man met drie kinderen. In het weekend komen ze wel eens af. Fijne kinderen. Het leven hier is eenvoudig. Het is allemaal heel open en er loopt van alles binnen en buiten.” (lacht)

Heb je warm water?

“Nu niet. Maar koud water uit de douche valt hier wel mee. We kunnen natuurlijk altijd een bad nemen in het riviertje verderop in de jungle. Of gewoon buitenstaan als het regent. Het is wel vervelend als je je kleren wil wassen. Soms zijn die vuil en dan moet je toch uitkijken met schrammen links en rechts. Tv kijken of een auto mis ik hier niet. Elektriciteit wel. En familie en vrienden natuurlijk.”

Hoelang blijf je nog?

“Ik blijf zeker nog tot 30 januari in Fiji. Daarna is mijn visum afgelopen en ga ik een vriend bezoeken in Kuala Lumpur. Al kan het zijn dat ik langer blijf. Tenminste als mijn contract verlengd wordt. Ik zie wel. Er is niet echt een plan. Maar als het kan, wil ik iets blijven doen in de mariene biologie.”