© Joren De Weerdt

Op zoek naar slangen die enkel in dit Kempens gehucht voorkomen: “Het zijn onze Bengaalse tijgers”

Hoe mooi is het leven in de stille Kempen? Waar je geen huisnummer bent, maar ­iedereen je naam kent. Elke maand gaan we op zoek naar het leven ­zoals het is in een Kempens gehucht. Vandaag trekken we naar de Schrieken, tussen Lille en Beerse. Zouden het schrikkepieten zijn, die Schriekenaren?

Een plaatsnaam om bang van te worden, de Schrieken. Welk roodogig monster woont daar, tussen de aarden wegen die naar herfstbos ruiken? “Meer dan honderd adders wonen hier”, zegt boswachter Daniël Josten (50). “Het zijn onze Bengaalse tijgers, daar zijn we trots op. Maar het is niet de schrik voor deze giftige slangen die de Schrieken zijn naam heeft bezorgd.”

Katrijn Serneels

© Joren De Weerdt

Schrik en schriek, het is maar een letter verschil. “Toch hebben schrikkepieten niets met de Schrieken te maken. Schriek is een oud woord voor een lager gelegen, vochtig gebied”, zegt Daniël Josten. “Er is meer dan één gebied in de Kempen dat de naam Schriek of Schrieken draagt. Je kan de Schrieken, die in de Visbeekvallei liggen tussen Beerse en Lille, het best vergelijken met een soepbord: een natte ondiepte in het midden en drogere, hogere randen.”

Of ze nu liggen te zonnen op een stuk hout of op een muisje jagen in drassig weiland, de adders voelen zich in hun sas in hun soepbord. “De Schrieken is de enige plek in de Kempen waar nog adders zitten. Nu de nachten kouder worden, glijden ze stilaan in hun winterslaap en zal je ze niet meer zien. In het voorjaar doen ze hun rode ogen weer open, en worden ze actief. De mannetjes eerst, eind februari al. De vrouwtjes wat later. De mannen hebben namelijk wat tijd nodig om hun zaad te laten rijpen, vandaar dat ze er zo vroeg bij zijn. Zo zijn ze klaar om de volgende generatie adders te verwekken tegen dat de vrouwtjes uit hun winterrust ontwaken.”

Geen adder onder het gras

© BELGAIMAGE

Dat adders altijd onder het gras zitten, is een misvatting volgens Daniël. “Ze houden helemaal niet van een gazon vol kort gras, zonder enige plek om zich te verschuilen als er onraad dreigt. Ze verkiezen wat wij slangenhopen noemen: een hoop dor hout, waar ze kunnen opkruipen om te zonnen en zich in kunnen verschuilen. Mensen interesseren hen echt niet, ze jagen vooral op muizen en ­levendbarende hagedissen. Je moet echt al geluk hebben om een adder te zien, ook in de lente als ze liggen te zonnen om zich op te laden. Door de trillingen van onze voetstappen voelen ze ons al van ver aankomen en schieten ze weg onder wat hout of struikgewas.”

Bang zijn van adders is nergens voor nodig. “Toch leeft het idee hier, zeker bij de oudere boeren, dat de enige goede adder een dode adder is. Misschien heeft het te maken met de slechte reputatie van slangen in het algemeen, van horrorfilms met anaconda’s tot de slang die met de tong van de duivel spreekt in de Bijbel. Ook al is de adder giftig, voor een mens is dat gif ongeveer even ­gevaarlijk als een stevige wespensteek. Dat doet pijn, je krijgt misschien wat koorts of moet overgeven als reactie op het gif, maar je gaat daar zeker niet dood van.”

De adders, waarvan er meer dan honderd zijn geteld in de Schrieken, zijn een beetje de trots van het gebied. “De adder is onze Bengaalse tijger. Als hij hier in Vlaanderen uitsterft, dan moet je naar de Ardennen, ten zuiden van Samber en Maas, om er nog te vinden. Dat wil niet zeggen dat er hier niet veel andere flora en fauna de moeite waard zijn. Ik ben hier geboren en getogen. Als jongen van 18 jaar kwam ik al heel graag in de Schrieken. Onder andere om naar de vogels te kijken.”

Buizerds, bosuilen, blauwborstjes… Daniël vertelt er met veel passie over. “Hoor je die tuut? Dat is een goudvink daar in de bomen. En dat hut-hut-hut-geluid? Dat zijn graspiepers, daar bij het lange gras.”

En daar, aan de rand van het grasveld, hangt een hoopje grijsbruine veren. “Oh nee, een bosuil die in de prikkeldraad is gevlogen en daar is gestorven. Hij eet, net als de adder, graag de muizen die hier zitten. Dit waren zijn laatste jachtvelden.”

Swiesh, pok! Aan dat geluid herken je de golfers die hun witte balletje in de nine holes van de Lilse Golf proberen te kloppen. “Dit is een bosbaan, dus hier vind je geen kale groene heuvels: de holes ­liggen tussen de bomen,” zegt eigenares Nienke Vink (38). “Sommige mensen staan hier in de ­zomer al om 6u ’s morgens, zodat ze voor ze naar het werk vertrekken hun balletjes kunnen slaan.”

© Joren De Weerdt

Toen Nienke, die Nederlandse roots heeft, tien jaar geleden met haar ex-man de Lilse golfclub overnam, wachtte haar een warm onthaal. “De sfeer is hier heel gemoedelijk, ik voelde me snel thuis. Van golf wordt soms gezegd dat het een elitaire sport is, maar deze club bewijst het tegendeel. Met kerst hebben we ons een keer om ter gekst verkleed in het rood of met rendiertruien, je hoeft hier niet stijf en belangrijk te staan doen. Je kan je hier gewoon ontspannen en jezelf zijn, zonder tralala. Gewoon doen is goed genoeg. Of dat typisch Kempens is? Zou kunnen.”

Wat zijn de adders onder het gras voor wie wil ­beginnen met golf? “Te veel nadenken. Er zijn heel wat dingen waar je op moet letten, zoals hoe je staat, de grip, de wind… Dat zorgt ervoor dat beginners soms een hele tijd aarzelen en van houding veranderen voor ze durven te slaan. En dan toch nog het balletje missen. Doen, is mijn advies. We geven ook golflessen aan kinderen en die treuzelen niet vaak, die kloppen er ­gewoon op. Soms ernaast ook, maar hoe vaker ze het doen, hoe beter ze worden.”

Nienke zou hier niet meer weg willen. “Het is een voorrecht om op zo’n mooie plek te mogen werken. De natuur is hier prachtig: ik zie vaak eekhoorntjes springen of reeën lopen. Ik heb zelfs al een zwijntje gezien.”

Krokodil

Wat verderop is Cor Braspenning (56) druk bezig met het schoonmaken van de tanden van zijn ­krokodil. “We hebben onder meer een krokodil, een smurfenhuisje en een prinsessenkasteel uit Frozen. Onze springkastelen bezorgen heel veel kinderen plezier”, zegt Cors vrouw Brenda van Brabant (39), die Huren4Fun een paar jaar geleden oprichtte. “We verhuren onze springkastelen vooral in de lente en de zomer. Nu zijn we met de schoonmaak bezig, tot de plastic tanden van de krokodil toe. In de herfst en winter zijn vooral onze hot tubs in trek: die verhuren we ook.”

© Joren De Weerdt

Die hot tubs of houtgestookte buitenbadenmaken, is een kolfje naar de hand van Cor. “Ik ben schrijnwerker van beroep, ik werk graag met hout. Een natuurlijk en heel veelzijdig materiaal, dat je ook op verschillende plekken in ons huis terugvindt. We zijn per toeval in de Schrieken terechtgekomen. Mijn vrouw komt uit Laakdal, ik ben van de kanten van Brasschaat: dit lag in het midden tussen de twee op de kaart”, zegt Cor, terwijl hij een blokje samengeperst merantihout in de houtkachel van zijn zelfgemaakte hot tub gooit. “Het duurt een viertal uren voor het water warm is, maar vanavond kunnen we lekker in onze tuin in de hot tub gaan.”

Hot tub Brenda

Het idee om hot tubs te verhuren komt van Brenda: “Ik heb een tijdje een online biowinkel gerund en natuurtherapie gegeven, maar zoals ze zeggen: op een dag vind je de job van je leven… Voor mij is dat het verhuren van hot tubs en springkastelen. Zo help ik mensen, groot en klein om in de buitenlucht te genieten. Altijd als ik ergens aanbel, zie ik vrolijke gezichten. Soms rennen de kinderen naar de deurbel, zo blij zijn ze dat wij een luchtkasteel komen brengen voor hun verjaardagsfeest.”

De hot tubs van Cor zijn vooral in trek bij koppels en groepen vrienden of familie. “Een man die zijn vrouw wil verrassen met een romantisch avondje in eigen tuin, een groep mensen die met eindejaar graag gezellig in de hot tub feestviert. Zelf vinden we het ook heerlijk om een avond onder de sterren in het water te zitten”, zegt Brenda.

Is een jacuzzi niet simpeler dan zo’n hot tub met houtkachel? Vier uur stoken voor het water warm is, dat is niet niks. “Het is een beetje als een bar­becue: daar steek je ook wat tijd in. Dit is puur ­natuur, water en vuur. Geen jacuzzi­gebrubbel, met het gezoem van de motor op de achtergrond. Het enige wat je hoort als je vanuit het water naar de sterren kijkt, is het geknetter van een houtblok in de kachel.”

Het is fijn wonen in de Schrieken, zo dicht bij de bossen en natuur. Maar soms droomt Brenda van nog meer rust. “Naar de Languedoc verhuizen en er een B&B beginnen, daar hebben we het al wel eens over gehad, Cor en ik. Maar met onze ­zeven kinderen, van wie de jongste 7 is en de oudste 19, is dat niet zo evident. Misschien later.” Wie weet hoe de sterren boven de Schrieken dan staan.

Walking lunch

Bouwen tegen de sterren op, dat is wat Dennie Keunen (33) en zijn collega’s van bouwbedrijf DCA in Beerse bezighoudt tijdens de werkuren. Tijdens de middagpauze gaan ze op wandel in de Schrieken. “Dit is onze walking lunch. We zijn er enkele jaren geleden mee ­begonnen met een paar collega’s en de groep is alleen maar gegroeid. We hebben geluk dat we vlak bij mooie wandelwegen werken, in de stad zouden we niet zo’n mooie wandeling kunnen ­maken ’s middags.”

© Joren De Weerdt

Waar Dennie woont, in Meeuwen-Gruitrode, zijn er ook veel bossen. “Het ene bos is het andere niet, de omgeving van de Schrieken heeft zijn eigen schoonheid. De meeste collega’s zijn ‘mooiweerwandelaars’. Maar we hebben een vaste kern die zelfs bij slecht weer eropuit trekt. Daarna gaan we met nieuwe energie weer aan het werk.”

Naar het werk joggen, dat doet Ief van Gompel (42) eens per week. “Meestal is dat op ­maandag. Ik werk op de sportdienst van Beerse. Dan leg ik in totaal 9 kilometer af waarvan maar enkele kilometers over verharde weg. De rest gaat door bossen en heide. Het is hier prachtig om te joggen, daarom hebben we ook een loopparcours door de Schrieken aangelegd. Er is ook een nieuwe fit-o-meter met acht haltes geïnstalleerd, van klimrek tot evenwichtsbalk.”

De looppiste door de Schrieken wordt elk jaar ­bestormd door een duizendtal monsters. “Onze Halloweenrun is nu al enkele jaren een traditie”, legt Iefs collega Stijn De Backker (38) uit. “De loopwegen zijn dan verlicht met pompoenen, er zijn vuurspuwers, griezeltaferelen en andere randanimatie. Ook heel wat mensen van buiten de Schrieken en het dorp komen dan langs. De avond sluiten we af met een gezamenlijke nachtwandeling door de griezelig verlichte Schrieken met alle deelnemers. Als er dan wat mist hangt, is de sfeer compleet.”

Sportsmurfen

Zijn er geen lokale heksen of spoken die de levenden de daver op het lijf jagen? “Nee, we hebben niet echt legendes of spookverhalen in de Schrieken. Daar moet niemand bang voor zijn.”

© Joren De Weerdt

Was Stijn dit jaar verkleed als groene hulk of ­crimiclown? “Ik beperk mij tot een geschminkt ­gezicht”, zegt Stijn. “Bij onze Halloweenrun is er altijd een professionele grimeur aanwezig die elk gezicht tot een griezelige smoel omtovert. Zelf verkleed ik mij niet. Omdat ik van de organisatie ben, hou ik mijn blauwe sporttenue van de gemeente Beerse aan, zo blijf ik herkenbaar als ­iemand iets wil vragen.”

Blauwe sportsmurfen Ief en Stijn zijn in hun schik op het loopparcours van de Schrieken. “Waarom gaan sporten in een fitnesszaal als het ook kan in de boslucht?”, vraagt Ief zich af. “Het is hier ideaal voor wie van outdoor sporten houdt. Er woont hier ook een ultraloper in de buurt. En ik zie steeds vaker mensen die hier vlakbij werken ’s middags een wandeling komen maken, dat zit echt in de lift. Al die groene loop- en wandel­wegen zijn de echte troeven van de Schrieken.”