© AVT

Lut is al 18 jaar getrouwd met man die ze alleen in gevangenis ziet: “Ik hoop dat we toch samen oud mogen worden”

“Eigenlijk is een levenslange gevangenisstraf even barbaars als de doodstraf.” Dat zegt Lut Van Goid­senhoven (62). Ze kan het weten. Ze is al achttien jaar getrouwd met een man die ze nog nooit heeft gezien buiten de muren van Leuven-Centraal. Iemand met wie ze lief en leed enkel kan delen tijdens de bezoekuren. Iemand met wie ze toch hoopt samen oud te kunnen worden. “Alleen weten we niet of hij ooit vrij kan ­komen. Dat is loodzwaar om dragen.”

Kim Clemens

“Ik wilde het eigenlijk niet weten, wat hij had gedaan. Als ik mijn eigen scenario had mogen schrijven, dan zou hij het me pas vertellen als we als tachtigers ergens naast elkaar op een bankje zaten. Terloops. Omdat het voor mij écht geen verschil had ­gemaakt. Een mens is meer dan een veroordeling. Alleen blijft bij levenslang voor veel mensen alleen dat etiket plakken.”

Lut Van Goidsenhoven aarzelt om dat etiket van haar echt­genoot te benoemen. “Een levens­delict”, zegt ze. Meer wil ze niet kwijt. Haar man ontnam dus iemand het ­leven, iets wat hij haar zelf vertelde nadat ze nog maar enkele keren bij hem was langsgeweest. “Ik denk dat hij me nog een uitweg wilde geven. Dat hij me de kans wilde geven om de vriendschap te verbreken. Maar ik ben gebleven. Ik kon die daden van vroeger makkelijk loskoppelen van de mens die voor mij zat. Eigenlijk was ik toen al verliefd geworden.”

Noodkreet

© AVT

Niet dat ze dat zelf had verwacht, 21 jaar geleden. Ze was alleenstaande, had drie kinderen en werkte in het UZ Gasthuisberg als bediende. Een keurige vrouw die nog nooit een voet in de gevangenis had gezet. En toen liet ze haar oog vallen op een zoekertje in De Streekkrant. Een gedetineerde zocht iemand om mee te praten. Man of vrouw. Een klankbord, geen lief. “Zijn moeder had het zoekertje geplaatst. Het kwam bij mij over als een noodkreet. Tegelijk vond ik het vertederend. Ik nam contact op en ging langs. Ik wist alleen zijn naam, zijn leeftijd en dat hij een levenslange straf uitzat.” Op dat moment zat hij al vier en half jaar vast. “Al van de ­eerste keer begon hij honderduit te praten. Alsof alles eruit moest dat hij jarenlang niet had kunnen zeggen. Ik luisterde vooral, tijdens die eerste ontmoetingen. En vertelde niet dat ik verliefd aan het worden was. Toen ik het wel zei, schrok hij. Voor hem was de liefde een afgesloten hoofdstuk. Gaandeweg heeft hij zich voor mij opengesteld, en twee jaar later zijn we getrouwd. Mijn omgeving schrok er niet echt van. Ze kennen me als ­iemand die altijd al vond dat mensen een tweede kans verdienen. Maar dat het al die jaren zou blijven duren, dat hadden we zelf ook niet verwacht.”

Een nette zoen

Hun getrouwd leven is er één van routine. Lut gaat elke ochtend langs bij haar man. In de week duurt dat bezoekuur een kleine drie uur, in het weekend anderhalf. “Ik vergelijk de gemeenschappelijke bezoekzaal vaak met een kantine van de voetbal. Een kille ruimte met drie rijen van elk tien tafels. Het is er krap. Soms zit je rug tegen rug met een andere bezoeker. We mogen er naast elkaar zitten en mekaars hand vasthouden. Een arm om de ander leggen, dat mag ook. En bij het binnenkomen en weggaan een zoen. Netjes, natuurlijk. Alleen handelingen die je ook zou doen als je ­samen op café of op restaurant zit. Vier keer per maand mogen we ongestoord bezoek aanvragen, even kunstmatig als een ­afspraak vastleggen bij de kapper. Maar voorts zien we elkaar dus alleen onder de mensen.”

Dus praten ze en praten ze. Zonder rem. En zonder einde. “Ik voel hoe mijn aanwezigheid ervoor zorgt dat mijn man op een dag nog mee zou kunnen in de maatschappij. Die verantwoordelijkheid is bij mij gelegd, want vanuit het gevangenissysteem is er geen enkele zorg voor hem. Ja, hij krijgt eten en een droog bed, maar geen begeleiding. Voor mensen die een lange straf uitzitten, is er niets voorzien. Die ­gedetineerden worden ­ontmenselijkt. Alle hoop en elk perspectief is hen afgenomen. Men staat er niet bij stil, dat er heel veel langgestraften zijn, die een straf ­uitzitten van twintig jaar of langer. Men denkt dat die allemaal snel weer buiten zijn, maar in de praktijk is dat dus niet zo. Mijn man zit al 25 jaar vast en heeft geen enkel zicht op ­mogelijke vrijlating. Hij is nu 65 jaar.”

Geen meerwaarde

En toch. Hoe omfloerst het woord ‘levensdelict’ ook klinkt, het gaat wel om moord. Met een slachtoffer en ­nabestaanden. “Ik probeer altijd de twee kanten te bekijken, ook die van de slachtoffers. Maar zolang iemand een straf aan het ondergaan is, kunnen ook zij het niet volledig afsluiten. We zijn levenslang met hen ver­bonden. Door iemand zo lang en ­ongemeen hard te straffen, ontneem je hen alle kansen om ooit nog iets terug te doen voor de maatschappij. Om te tonen dat ze veranderd zijn. Nu is er geen enkele mogelijkheid om er iets uit te leren of er iets positiefs uit te halen. Zo’n lange straf lijkt meer op een vorm van wraak dan op gerechtigheid. Men heeft de doodstraf ­afgeschaft, omdat dat niet in een beschaafde ­wereld thuishoort. Maar ik vind levenslang eigenlijk even barbaars.”

Daarom dat Lut nu met haar verhaal naar buiten wil ­komen. Ongegeneerd, eerlijk en open. Anderen in haar situatie doen er doorgaans liever het zwijgen toe. “Het taboe is enorm. Maar ik wil aandacht voor het lot van de langgestraften. ­Politici moeten beseffen dat die lange straffen geen meerwaarde hebben.”

Altijd alleen

Voor haar man zijn het zware ­dagen. Zware jaren, zelfs. Maar de straf is ook voor Lut bijzonder ­slopend. De gevangenis bepaalt haar leven. “Ik vind het zelfs moeilijk om eens op ­vakantie te gaan en enkele dagen niet langs te kunnen gaan”, zegt ze. Maar vooral dat haar huwelijk buiten die muren niet bestaat, is hard. Even ­bellen als er iets scheelt, zoiets eenvoudigs is voor haar ­onmogelijk. “We kunnen niets samen beleven. Toen mijn moeder stierf, mijn vader, zat ik daar met mijn verdriet dat ik niet kon delen. ’s Anderendaags kon ik erover vertellen in de gevangenis, maar op de begrafenis zat ik alleen. Ik heb daarmee leren omgaan. Maar zeker zo pijnlijk als de droevige momenten is het om de leuke kanten van het ­leven niet samen te kunnen beleven. Uitgenodigd worden voor een etentje bij vrienden, en dat niet met mijn man te kunnen doen. Of de geboorte van de kleinkinderen. Ik hoop dat we het ooit mogen meemaken, dat we ­samen oud mogen worden. Ik moet die hoop vasthouden. Voor hem en voor mij.”