Direct naar artikelinhoud
Column

Waarom wordt het opeten van het ene dier als wreed en het opeten van het andere als normaal beschouwd?

Daan Heerma van Voss.Beeld Bob Van Mol

Daan Heerma van Voss is een Nederlandse schrijver.

Waarom wordt het opeten van het ene dier als wreed en het opeten van het andere als normaal beschouwd?

Hier in China heb ik, meestal onder sociale druk, vreemde dingen gegeten. Gestold varkensbloed, bijvoorbeeld. Maar ook zijderupsen. Eendennier. Vissenhuid. Koeienmaag. En vandaag loop ik, om mijn gastheer een plezier te doen, met hem over de voedselmarkt van zijn dorp. Het zien van al die opgehangen ribbenkasten, de dwarsdoorsnedes van wat ooit levende dieren zijn geweest, doet me verrassend weinig. Maar na een tijdje zie ik, in de verte, half verscholen, een kraampje dat me rillingen bezorgt. Traag wandelen we voort.

Heb ik gezondigd met mijn eetgedrag? Laten we het eens casuïstisch bekijken. Met rupsen kun je geen medelijden hebben, vies en kruiperig als ze zijn. Met vissen evenmin, die zijn koudbloedig en glibberig. Met het eten van koeien of kippen hebben we geen enkel probleem, terwijl biggetjes en lammetjes dan weer onschuldig heten te zijn. Aan welke gruweldaad zijn koeien en varkens dan schuldig, dat zij het lot verdienen door ons verorberd te worden?

Net zoals elk dier zijn eigen smaak heeft, heeft elk dier zijn eigen vorm van bewustzijn. Dat betoogde de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel in zijn invloedrijke, in 1974 verschenen essay 'What Is it Like to Be a Bat?' Daarin bindt hij de strijd aan met de zogenoemde reductionisten, de wetenschappers die zeggen dat een organisme niet meer is dan de som van de fysieke processen in lichaam en brein. Met die benadering gaan we volgens Nagel voorbij aan de ervaring van het dier.

Wanneer we recht voor het kraampje staan, ril ik opnieuw. Ineens begrijp ik het verschil tussen theorie en praktijk

Als voorbeeld noemt Nagel de vleermuis. Vleermuizen zijn zoogdieren, en dus worden ze geacht enigszins zelfbewust te zijn. Bovendien gebruiken vleermuizen echolocatie om hun omgeving te visualiseren, een proces dat biologisch gezien behoorlijk lijkt op hoe mensen de wereld waarnemen. En toch zal geen mens het zich kunnen inbeelden hoe het is om een vleermuis te zijn. Zelfs als een mens beetje bij beetje zou veranderen in een vleermuis, zouden zijn hersenen de transformatie niet aankunnen, en zou de man-bat de vleermuiservaring niet verwerken. Zodoende, concludeert Nagel, is onze mentale activiteit het enige onmiskenbare feit van ons bestaan. Met andere woorden: je inleven in een ander is onmogelijk, elk mens weet alleen hoe het is om zichzelf te zijn.

Als we die redenering volgen is het even barbaars om een hond te eten dan om een kip te eten, we kunnen ons immers geen van beide levens voorstellen. Toch?

Ik vraag mijn gastheer om me te vergezellen naar dat laatste kraampje, maar hij lijkt er weinig voor te voelen. Wanneer ik aandring, stemt hij met een moeilijk gezicht in met mijn verzoek, op voorwaarde dat ik geen foto's zal maken.

Wanneer we recht voor het kraampje staan, ril ik opnieuw. Ineens begrijp ik het verschil tussen theorie en praktijk; het verschil is dit kraampje, dat is gespecialiseerd in honden. Voor me liggen hondenkarkassen in verschillende stadia van uitbenen, daar staat een bak vol uitgelepelde schedels, er is een aparte ton voor de ingewanden. Geschokt laat ik mijn gastheer alleen. Bij de ingang van de markt zit een zwerfhond. Wanneer ik tegenover hem neerhurk, kijkt hij me lang en indringend aan. Dan schudt hij zijn hoofd en loopt bij me vandaan, op zoek naar een genadig mens.