Direct naar artikelinhoud
Opinie

Waar blijven de schone kleren van het voetbal?

Marnix Beyen.Beeld rv

Marnix Beyen doceert politieke geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen. 

De massale en felle reacties op het debacle van de Brusselse ‘voetbaltempel’ tonen nog maar eens hoezeer de Rode Duivels een zaak van nationaal belang – en dus ook een staatszaak – zijn geworden. Zoiets moeten ze ook bij de Schone Kleren-campagne hebben gedacht toen ze bij monde van Sara Ceustermans de nationale mannenvoetbalploeg opriepen rekening te houden met de arbeidsters die tegen extreem lage lonen hun uitrustingen hebben vervaardigd. Via de nationale helden probeerde de campagne zichzelf in de kijker van de natie te werken.

Toch bleef, voor zover ik weet, deze oproep voorlopig onbeantwoord. Het was ongetwijfeld onrealistisch van de Duivels zelf een antwoord te verwachten. Zij dromen van sportieve roem (en in tweede instantie vaak ook van een luxeleven), niet van een betere wereld. Dat de Koninklijke Belgische Voetbalbond niet heeft gereageerd, stemt al meer tot nadenken. Natuurlijk staat ook deze organisatie zwak in haar onderhandelingen met multinationals als Adidas, maar als één van de grootste ledenorganisaties van het land zou zij toch een ethische stem mogen laten weerklinken.

Het meeste ontgoochelende is wel dat de oproep van de Schone Kleren-campagne nauwelijks gedeeld lijkt op de sociale media

Het meeste ontgoochelende is wel dat de oproep van de Schone Kleren-campagne nauwelijks gedeeld lijkt te zijn op de sociale media. Anders dan de initiatiefnemers hadden gehoopt, genereert dus toch niet al het nieuws over de Rode Duivels massaal veel aandacht. Nochtans belangt de boodschap die de campagne brengt niet alleen het nationale mannenteam aan, maar zou zij iedereen die in het dagelijkse leven met voetbal te maken heeft aan het denken – en liefst ook aan het handelen – moeten zetten. De Voetbalbond telt momenteel ruim een half miljoen leden, die allemaal jaarlijks of tweejaarlijks betalen voor een min of meer uitgebreid kledingassortiment. 

Zowat al deze kleding wordt vervaardigd in lageloonlanden en vermoedelijk ligt het bedrag dat de arbeid(st)ers er per stuk voor krijgen niet hoger dan de 0,7 procent die in de oproep van de Schone-Kleren-campagne wordt aangehaald. Zo dragen de voetbalclubs in hoge mate bij aan een toestand die onlangs nog prangend tot uitdrukking werd gebracht door de Nederlandse schrijver Gustaaf Peek: “We hebben de uitbuiting gewoon geëxporteerd, zodat we ze niet meer moeten zien en wij er dus ook niet langer verantwoordelijk voor lijken.” Men moet zich niet zoals Peek tot het communisme bekeren om het diepe onrecht van deze situatie in te zien.

Individueel kunnen de clubs die toestand vanzelfsprekend niet verhelpen. Maar samen vormen zij potentieel een machtige consumentenorganisatie, die druk kan zetten op de kledingfabrikanten. Is het utopisch te dromen dat alle voetbalclubs (en waarom niet bij uitbreiding alle sportclubs?) in België een charter ondertekenen waarin zij eisen stellen in verband met de minimumlonen, de arbeidsomstandigheden en de vakbondsvrijheid voor de arbeid(st)ers in de fabrieken waar hun sportkleren worden vervaardigd? Hoe die eisen precies worden geformuleerd zou het voorwerp moeten zijn van breed overleg met alle betrokkenen en met experts, maar ze zouden er in elk geval toe moeten bijdragen dat arbeid een factor van emancipatie kan worden in de lageloonlanden. Onrechtstreeks zouden ze misschien ook dappere textielondernemers ertoe kunnen aanzetten hier te lande weer kleinschalige productieprocessen op te starten en op die manier een bijdrage te leveren aan de strijd tegen sociale ongelijkheid en verarming.

Een gecoördineerde actie moet er in de eerste plaats op gericht zijn de winstmarges van de kledinggiganten te verlagen

Een dergelijke actie zou op internationale schaal een belangrijk democratiserend effect kunnen hebben, maar mag er natuurlijk niet toe leiden dat het voetbal zelf zijn (relatief) democratisch karakter verliest. De hogere lonen voor de textielarbeiders mogen met andere woorden niet lineair worden doorgerekend aan de spelers en hun ouders. Een gecoördineerde actie moet er in de eerste plaats op gericht zijn de winstmarges van de kledinggiganten te verlagen. Als ze toch meerkosten voor de clubs zou meebrengen moeten die op een sociaal gedifferentieerde manier worden gespreid. Meer nog dan vandaag al het geval is, moet het voetbal immers een plaats van sociale inclusie worden. Dat doel, dat me veel belangrijker lijkt dan EK-wedstrijden op Belgische bodem, kan best tegelijk op lokaal, nationaal en globaal niveau worden nagestree