© Luc Daelemans

“Met anderhalf miljoen kan ik zelfs mijn droomhuis niet kopen”

Een koppeltje leeuwen houdt ons in de gaten vanuit de hoek van de kamer. “Een leeuw? Past in elk interieur”, zegt Pieter Porters (48) uit het Maasmechelse Leut. “Geen Vlaamse beesten, hè. Maar een flamingo, een papegaai, alles wat exotisch is, doet het goed. Vorige maand heb ik nog een tijger verkocht voor 70.000 euro.” Plots lijkt 35.000 euro voor een leeuw nog mee te vallen. Porters’ pet en dandyeske pak waren er twintig jaar geleden ook al. Bloemschikken doet hij niet meer, maar hij mag zich wel een van de bekendste woningdecorateurs van het land noemen.

U hoort nog van hen, 20 jaar later

Exact 20 jaar geleden stelde onze krant vijftig jonge Limburgers voor in de reeks ‘U hoort nog van hen’. De selectie was divers - van autopiloot over modeontwerper tot priester of boomchirurg - maar stuk voor stuk waren het frisse talenten die voortgestuwd werden door passie en ambitie. Deze eindejaarsperiode zoeken we hen opnieuw op. Zijn hun dromen uitgekomen? Had het leven verrassingen voor hen in petto? En vooral: hebben we van hen gehoord?

Aan de Antwerpse Kipdorpvest is House of Porters gevestigd, het theatrale stadskasteel van waaruit Pieter Porters zijn visie op wonen uitdraagt. Liefhebbers van een klassiek interieur en kristallen lusters komen er thuis, bewoners van strakke witte lofts lopen er gillend weg. “Ik vind zo’n strakke loft ook mooi, maar dat ben ík niet”, zegt Porters. “Ik hou van warmte, van gezelligheid, van romantiek. Ik heb altijd geprobeerd warmte te creëren, een gezellig nest voor de klanten.”

Twintig jaar geleden was u brandend ambitieus. U maakte er geen geheim van dat u de wereld wilde veroveren.

“Dat is nog altijd zo. En voor een gedeelte is dat al gelukt. Met onze eigen collectie hebben we jarenlang op Maison et Objet in Parijs gestaan, de bekendste interieurbeurs ter wereld. Winkeliers kwamen er twee keer per jaar inkopen. We draaiden er waanzinnige omzetten en onze collectie was wereldwijd te koop. Maar op dit moment bestaat dat scenario niet meer. Winkels leggen geen stock meer aan, ze mailen je als ze net dat ene meubelstuk nodig hebben dat in een project past. En dus hebben wij onszelf ook moeten heruitvinden. Wat we nu vooral doen, is klanten begeleiden van a tot z: verbouwing, schilderwerken, nieuwe badkamer tot en met de meubels en de nieuwe handdoeken.”

Klinkt niet goedkoop.

“Vaak zijn het klanten die kapitaalkrachtig zijn, maar ook mensen die er echt wel voor moeten sparen. Ze weten dat onze interieurs tijdloos zijn en over twintig jaar dus nog even schoon.”

Lijkt me commercieel geen goede zet.

“Ik denk dikwijls: ik zou ook beter de trends volgen. Na vijf jaar is een trend voorbij en kan je een nieuw interieur verkopen. Wij moeten een klant daarentegen maar één keer doen, tenzij hij zijn huis verkoopt of na vijftien jaar een opsmuk wil. Maar ik heb nooit willen meedoen met die trends. Ik heb het altijd moeilijk gehad met vergankelijkheid. Het is ook de reden waarom ik gestopt ben met bloemschikken. Ik stak heel mijn creativiteit in een bloemstuk, maar na vijf dagen lag het in de vuilnisbak.”

Wat was de belangrijkste drijfveer voor uw ambitie?

“Mijn grootste motor was mijn minderwaardigheidscomplex. Mijn hele jonge leven heb ik te horen gekregen dat ik er toch niks van ging terechtbrengen. Mijn broer studeerde voor ingenieur en ik bleef zelfs plakken in het beroepsonderwijs. Ik kon niet stilzitten, had concentratiestoornissen, van alles en nog wat. De leraars vergeleken me altijd met mijn broer en mijn ouders bleven er maar op hameren dat ik een diploma moest halen. Ik heb het geluk dat ik uiteindelijk mijn passie heb gevonden, anders was er misschien inderdaad niks van mij geworden. Volgens mijn vriend heb ik dat minderwaardigheidscomplex diep vanbinnen trouwens nog altijd, de drang om me te bewijzen. ”

Heeft opgroeien als homo in een klein dorp als Leut daarin meegespeeld?

“Zeker. Als 15-, 16-jarige dacht ik dat ik de enige homo ter wereld was. Dat was wel een frustratie. Tot ik stage kwam doen in een Antwerpse bloemenwinkel. Net om de hoek lag de Rue de Vaseline, zoals de Van Schoonhovenstraat (uitgaansbuurt met homobars, nvdr.) genoemd werd. Dat was een openbaring: een straat vol met soortgenoten.” (lacht)

Heeft u het uw leraars en ouders intussen vergeven?

“O, maar er is nooit haat geweest. Mijn ouders zijn superlieve mensen. Zij waren degenen die zeiden: Pieter, je bent homo. En ik maar ontkennen. Want als je denkt dat je de enige bent, wil je het niet toegeven. Ik denk trouwens dat als je door een pilletje hetero kon worden, drie vierde van de homo’s het zou nemen. Wij zijn een minderheidsgroep en dat wil je eigenlijk niet zijn.”

Zou u zo’n pilletje slikken?

“Ik twijfel, omdat ik nu toch al te oud ben voor klein mannen. Maar een paar jaar geleden zou ik zeker ja gezegd hebben. Het gemis van een gezin speelt me tot vandaag parten. Als ik jonge papa’s met kinderen zie, doet me dat nog altijd iets. Maar mijn biologische klok staat ook niet stil en ik val dan meestal ook nog eens op jongere partners. Ik ben nu samen met een man die de helft van mijn leeftijd is. Tegen de tijd dat hij klaar is voor kinderen, ben ik bompa in plaats van vader.”

Er zijn wel meer oudere vaders.

“Ik ben ook nooit echt bezig geweest met leeftijd. Ik kan nog feesten als iemand van 25 jaar en in mijn hoofd voel ik me ook niet ouder. Als het in de krant over ‘de jeugd’ gaat, moet ik altijd even denken: o ja, daar hoor ik niet meer bij. Maar jonge mensen vinden iemand van veertig nu eenmaal oud.”

Ligt u soms nog wakker van uw werk?

“Als ik een oplevering moet doen bij een klant ben ik nog altijd bloednerveus. Mijn medewerkers zeggen dan: Maar allez, Pieter. Je weet toch dat het vlot zal gaan. Maar toch ben ik nog zenuwachtig, omdat ik wil dat de klant honderd procent tevreden is. Ik heb daar soms nog dromen over. Het betert niet met de jaren. Maar misschien blijft ik daardoor net scherp.”

Uw onafscheidelijke pet zit zelfs in het logo van House of Porters, uw hoofd met pet in profiel. Heeft u nooit zin om die pet af te zetten?

“Jawel, maar ik zet ze ook niet meer altijd op. Veel mensen denken dat ik ze draag omdat ik kaal ben, die schrikken als ze zien wat voor een bos haar ik heb. Mijn vriend vindt het fijn als ik mijn pet afzet: dan ben ik incognito. Zeker als ik dan ook nog een T-shirt en jeans draag. Ideaal als we in het weekend zot gaan doen in Antwerpen of gaan winkelen op een antiekbeurs. Dat logo met die pet is trouwens min of meer toevallig ontstaan. Ik had een cd met sfeermuziek uitgebracht, plakte mijn silhouette erop en iedereen vond het zo geweldig dat het mijn logo is geworden.”

U heeft de voorbije jaren van alles gedaan: cd’s en boeken uitgebracht, mode ontworpen, verf met uw naam erop... Doet u dat niet meer?

“Ik was met te veel tegelijk bezig. Daarom ben ik enkele jaren geleden meer gaan focussen op mijn echte job. Maar die cd’s waren wel een waanzinnig succes. Het was eigenlijk een bundeling van mijn favoriete muziek die ik speelde op mijn opendeurdagen. Welke muziek is dit?, was daar altijd de meest gestelde vraag. Van die drie cd’s zijn honderdduizend exemplaren verkocht en nog elke dag bellen mensen ervoor. Het schijnt zelfs dat ze online voor veel geld verkocht worden. Enfin, ik hoor dat, want ik heb geen computer.”

Pardon?

“Ik heb in mijn hele leven nog nooit een mail gestuurd. Ik heb wel een gsm, maar ik zet meestal het geluid af omdat ik anders uit mijn concentratie gehaald word. Mails komen aan bij mijn rechterhand en zij drukt die af en legt ze op mijn bureau. Als ik het interessant vind, dicteer ik een mail terug. Mensen verwachten dat ik binnen het kwartier antwoord als ze een mail sturen, maar daar doe ik niet aan mee.”

Leeft u in de verkeerde tijd?

“Iedereen zegt me dat ik honderd jaar geleden had moeten leven. Wat kleding en interieur betreft misschien wel, maar als je een verkoudheid kreeg, was je wel dood. Het afzien en de armoede van een eeuw geleden zou ik niet graag hebben meegemaakt.”

Over armoede gesproken, u was een van de mensen die financieel doorgelicht werden in het VIER-programma ‘Hoeveel ben je waard’. Geld is geen taboe voor u?

“Ik wou er eigenlijk niet aan meedoen. Maar ze hebben me heel slim weten te overtuigen door te zeggen dat minister van Staat Herman De Croo ook meedeed. Ik dacht: als hij het doet, zal het wel meevallen. (lacht) Nu, ik zou het morgen opnieuw doen. Ik ben absoluut niet met geld bezig. Uiteindelijk was het goede reclame. Mensen zagen dat ik vanuit mijn hart bezig ben, niet vanuit de bedoeling om geld te verdienen.”

Conclusie van het programma: u bent 1,5 miljoen waard.

“Ik vond dat eerlijk gezegd tegenvallen. Op mijn rekening staat zo goed als niks, want alles steekt in het bedrijf. Het is veel geld, maar niet eens genoeg om mijn droomhuis te kopen.”

Dure smaak.

“Dat is typisch als je professioneel in die middens komt. Ik denk niet dat ik er de rest van mijn leven mee zou toekomen. Maar dat hoeft ook niet, want ik zie me nooit met pensioen gaan. Als mijn vriend verwacht dat ik een zondag niks doe, word ik al nerveus. Ik ben bezeten van mijn job.”

Komt u nog vaak in Leut?

“Zeker, bij mijn ouders. Al komen zij vaker naar hier. Ik hoop dat ik hun genen heb. Papa is 86 en mama 75, maar ze zijn nog zo jong qua mentaliteit. Mijn papa is een paar jaar geleden nog begonnen met pianospelen. En mijn moeder stelt vragen over mijn seksleven en of ik af en toe nog eens drugs gebruik. Dan denk ik: mama, het zal wel gaan zeker. (lacht) Ik vind het wel jammer dat het verenigingsleven zo is stilgevallen. In Leut had je vroeger minstens tien cafés en als ik er nog eens kwam, vond ik het leuk om de toer van de cafés te doen. Nu zijn het er nog één of twee. Als ik er nog eens iets ga drinken is het eerste wat ze vragen: Jonke, kenstich nog dialect? Bestich nog eine van os?”

Zo te horen lukt het nog aardig.

“Ik zal het nooit verleren. Ik zal ook altijd trots blijven dat ik Limburger ben, ook al lijken de Limburgers daar soms aan te twijfelen.”

Waar hoopt u over twintig jaar te staan in uw leven?

“Ik denk dat ik dan nog wel een pied-à-terre heb in Antwerpen, maar dat ik in de States zal wonen. De markt is er groter en de Amerikanen houden van onze stijl, dus waarom zou het daar niet lukken? Ik ben momenteel trouwens aan het onderhandelen om onze collectie te laten verdelen in de Verenigde Staten. Die internationale droom is nog intact. De zaken gaan goed, ik heb twintig mensen in dienst, maar ik heb niet het gevoel dat ik het gemaakt heb. Naar mijn gevoel sta ik nog nergens, er ligt nog heel veel werk voor me.”

Bent u nu gelukkiger dan twintig jaar geleden?

“Ja, omdat ik iets minder bewijsdrang heb. Vroeger was ik veel te gevoelig en als ze op mijn tenen trapten, kon ik fameus tekeergaan. O my god, wat was ik toch een moeilijke mens. Veel temperament en een kort lontje. Nu denk ik: laat ze maar doen.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer