Direct naar artikelinhoud
De Nieuwe Mens

Maakt Google ons dom?

Ons brein kan tegenwoordig bijzonder goed delegeren. Informatie memoriseren laat het over aan Google, zich oriënteren aan Waze en communiceren aan emoji’s. Maar verliezen we op die manier niet veel van onze capaciteiten? Worden we dommer naarmate de technologie slimmer wordt? Tijd voor een hersenscan.

Hebt u weleens het gevoel dat het u nauwelijks nog lukt een boek te lezen? Dat de compacte stukjes proza van Dagelijkse kost 4 er nog net in gaan, maar dat de 336 bladzijden van Oorlog en terpentijn niet echt meer tot u doordringen? U bent niet alleen. De Amerikaanse schrijver Nicholas Carr, auteur van The Shallows, beschrijft zijn groeiende onvermogen om zich nog op lange teksten te concentreren als volgt: “Once I was a scuba diver in the sea of words. Now I zip along the surface like a guy on a Jet Ski.”

Dat ons brein niet langer tot diepgang in staat lijkt, wijt Carr aan de digitale media en hun onophoudelijke informatiebombardementen. Het internet, betoogt hij, brengt ons niet alleen kennis en informatie bij (‘the stuff of thought’), maar verandert ook de manier waarop we die verwerken (‘the process of thought’). Volgens Carr nemen onze hersenen tegenwoordig informatie op zoals het internet die verspreidt: in een eindeloze stroom van kleine deeltjes. We hinkstapspringen van blogpost naar YouTube-video en van krantenwebsite naar Tumblr-pagina, maar verliezen onderweg de gave om ons te focussen.

“Zelfs goudvissen kunnen zich tegenwoordig beter concentreren dan mensen”, zegt de Nederlandse filosoof Hans Schnitzler. En de Britse hersenwetenschapper Susan Greenfield beweert dat er onder onze hersenpan een ware mind change plaatsvindt: het neurologische equivalent van climate change.

Digitale dementie

Moeten we ons – als ons brein daar tenminste nog toe in staat is – zorgen maken? Herleidt de digitalisering ons tot intellectuele dwergen? In een poging om verzinsels van feiten en onnodige muizenissen van terechte bekommernissen te onderscheiden, leg ik de technologie-experts van ‘De Nieuwe Mens’ een aantal breingerelateerde issues voor. Het bijbehorende verzoek is telkens hetzelfde: dame, heren, verlicht ons.

Nogal wat mensen zijn ervan overtuigd dat we, sinds we Google tot ons externe geheugen hebben gepromoveerd, minder goed kunnen onthouden. De Duitse geheugenonderzoeker Manfred Spitzer bijvoorbeeld, die zegt dat we allemaal lijden aan digitale dementie.

'Nu Google alles voor ons onthoudt, memoriseren we zelf wellicht minder dan ooit. Maar de vraag is of dat wel zo erg is'
Mark Coeckelbergh, technologiefilosoof

Mark Coeckelbergh, technologiefilosoof aan de universiteit van Wenen, nuanceert. “Het klopt dat ons geheugen minder performant is dan vroeger: wat je niet traint, verliest aan kracht. Alleen is dat een evolutie die al heel lang aan de gang is. De uitvinding van het schrift heeft de opslagcapaciteit van ons geheugen ook al verminderd. Nu Google alles voor ons onthoudt, memoriseren we zelf wellicht minder dan ooit. Maar de vraag is of dat wel zo erg is. Je kunt ook zeggen: ‘Dankzij Google wéten we meer en kúnnen we bijgevolg ook meer.’”

Ben Hammersby van het technologiemagazine Wired schaart zich in het VPRO-programma Tegenlicht aan de kant van de optimisten: “Dankzij mijn smartphone heb ik toegang tot alle informatie ter wereld, kan ik vanuit mijn flat in Londen gaan shoppen in een winkel in Abu Dhabi en zie ik overal op onze planeet wat mijn geografische positie is. Het enige nadeel is: ik kan geen telefoonnummers meer onthouden. Geloof me: I’ll take that deal any time.

Mark Coeckelbergh.Beeld Martin Jordan

Reflexbrein

Het lijkt echter ook a part of the deal te zijn dat we al scrollend en swipend steeds jachtiger worden. “We mogen geen pushbericht krijgen of we gaan erop in”, schrijft neuropsychiater Theo Compernolle in zijn boek Ontketen je brein. “Daardoor riskeert ons reflexbrein – het primitieve deel van ons brein – ons denkende brein naar de achtergrond te duwen.”

Hoe dominant ons reflexbrein wel geworden is, mag blijken uit de krachttermen die we in petto hebben voor mensen die niet binnen de minuut reageren op e-mails of WhatsApp-berichten. Of uit de vaststelling dat Amazon in Amerika maar liefst 1,6 miljard dollar aan omzet zou verliezen als hun webpagina één luttele seconde langzamer zou laden dan gewoonlijk.

“Ons brein is gewend geraakt aan de onmiddellijkheid van het internet”, zegt Mark Coeckelbergh. “We reageren steeds sneller vanuit ons buikgevoel en gunnen onszelf en anderen nauwelijks nog momenten van reflectie. Het resultaat is dat we mentaal oververhit raken. We zouden sommige dingen beter bewust even laten liggen. De wereld stopt niet met draaien als je een e-mail pas een dag later beantwoordt. Het zal de kwaliteit van je antwoord zelfs ten goede komen.”

Er is nog een andere reden waarom we er goed aan zouden doen om ons brein nu en dan naar de geestelijke Bahama’s te sturen: mentaal lanterfanten stimuleert de creativiteit.

'Na een periode van diepe concentratie volgt het best een periode van intellectueel gelummel. Onze smartphone bemoeilijkt beide'
Wouter van Noort, technologiejournalist

“Wanneer we voor ons uit staren, in de tuin zitten of wandelen, legt ons brein de verbindingen die we nodig hebben om creatief te zijn”, zegt NRC-journalist Wouter van Noort. “Na een periode van diepe concentratie volgt het best een periode van intellectueel gelummel. Onze smartphone bemoeilijkt beide. Omdat we de hele tijd met dat ding in de weer zijn, zijn we nooit meer geconcentreerd én vervelen we ons ook niet langer.”

Silicon Valley is op planetaire schaal onze creativiteit aan het versmachten? “Dat is te sterk uitgedrukt. (lacht) Technologie stimuleert onze creativiteit ook. Via Google of Facebook ontdekken we meer dan ooit de creativiteit van ándere mensen. Dat wakkert onze eigen verbeeldingskracht aan. En we zijn ook beter geworden in ‘remixcreativiteit’: op een intelligente manier dingen samenvoegen die anderen al hebben bedacht. Maar aan het formuleren van fundamenteel nieuwe inzichten komen we volgens mij minder toe. En dat is jammer. De ideeën die de wereld veranderen, zijn de oorspronkelijke. Niet de gerecycleerde.”

Leve de Nokia 3310?

Precies om die reden kwalificeert de Nederlandse schrijfster Bregje Hofstede onze aandachtscrisis als ‘veel meer dan een lifestyleprobleempje’. Want: “Als niemand zich nog kan concentreren, wie gaat dan de visies ontwikkelen die de samenleving doen vooruitgaan?”

Wouter van Noort deelt haar bezorgdheid. “Terwijl de problemen die we moeten oplossen steeds complexer worden, wordt onze aandachtsspanne steeds korter. Dat is een vervelende combinatie. Ik was de afgelopen twee jaar op het World Economic Forum in Davos, het jaarlijkse evenement waarop wereldleiders en top-CEO’s zich over mondiale problemen buigen. Ook daar was iedereen tijdens vergaderingen op een smartphone aan het tokkelen. Het is aantrekkelijk om te denken: ‘De smartphone verstoort enkel de vergaderingetjes van het plebs.’ Maar het gebeurt dus ook tijdens meetings van mensen die geacht worden de grote problemen van deze tijd op te lossen.”

Wouter van Noort.Beeld Karel Duerinckx
'Terwijl de problemen die we moeten oplossen steeds complexer worden, wordt onze aandachtsspanne steeds korter'
Wouter van Noort, technologiejournalist

VUB-cyberneticus Francis Heylighen ziet een oorzakelijk verband tussen ons slinkend concentratievermogen en de comeback van het populisme. “Ons brein is overbelast. Subtiele of complexe interpretaties van de werkelijkheid dringen niet meer tot ons door. Mensen hebben het gevoel dat de wereld één grote chaos is en kiezen voor snelle, duidelijke oplossingen. Ergo: het succes van Donald Trump en de brexitpolitici.”

Digitaal detoxen dan maar? Onze iPhone X inruilen voor een Nokia 3310? Van Katleen Gabriels moet het niet. “Waarom zouden we uitloggen? Technologie biedt ons ook veel voordelen. Alleen moeten we, zoals Herman De Coninck ooit schreef, onszelf en ons gedachteleven regelmatig wat ‘snelheidsbeperkingen’ opleggen. Af en toe eens schermloos door het leven gaan. De stilte opzoeken. En ondertussen Deep Work van Cal Newport lezen: over hoe je gefocust kunt werken in een wereld vol afleiding. (lacht)

Roep om aandacht

Francis Heylighen sluit niet uit dat de meer verlichte technologieproducenten zich vroeg of laat uit eigen beweging zullen intomen. “De makers van World of Warcraft hebben onlangs zelf gebruikslimieten in hun game ingebouwd: als je het te lang speelt, treedt er een virtuele vermoeidheid op die je spelcapaciteiten aantast. Speel je toch nog verder, dan val je op een gegeven moment zelfs helemaal stil. Zoiets zouden sociale netwerken in principe ook kunnen doen. Waarom zou Facebook mij niet melden: ‘Francis, je bent al vrij lang aan het Facebooken. Misschien is het tijd om even iets anders te doen?’”

In de praktijk is het echter weinig waarschijnlijk dat bedrijven als Facebook, Amazon en Google ons ooit zullen aanraden om hun diensten minder vaak te gebruiken. Hoe meer tijd we met hen doorbrengen, hoe meer data ze over ons kunnen verzamelen en hoe meer geld ze kunnen verdienen aan bedrijven die ons iets te verpatsen hebben.

‘Ons brein is overbelast. Subtiele of complexe interpretaties van de werkelijkheid dringen niet meer tot ons door’
Francis Heylighen, cyberneticus

Aandacht is in de huidige economie even begeerd als cocaïne in Antwerpen-Zuid. En dus beginnen Instagram-filmpjes te spelen zonder dat we daarom gevraagd hebben, houdt Twitter ons op de hoogte van alles wat we ‘tijdens onze afwezigheid’ gemist hebben en kan Netflix na het spelen van de eerste aflevering van Mindhunter niet snel genoeg de tweede laten starten.

“Op de tabaksindustrie na is er geen enkele bedrijfstak die mensen zo openlijk verslaafd maakt aan haar producten als de technologie-industrie”, zegt Wouter van Noort. “De developers in Sillicon Valley gebruiken zelfs trucjes uit de gokindustrie om ons afhankelijk te maken.”

Het is maar een kwestie van tijd voor we de technologiebedrijven trakteren op liability lawsuits? Zoals we dat in de jaren 90 met de tabaksindustrie hebben gedaan? “Ik vind de vergelijking niet eens zo vergezocht”, zegt Francis Heylighen. “De tabaksproducenten maken hun producten opzettelijk verslavend om er meer geld aan te kunnen verdienen. Wel, de technologiebedrijven doen precies hetzelfde.”

Katleen Gabriels is minder overtuigd. “Van smartphones krijg je geen kanker. Bovendien moeten we opletten met het woord verslaving. Als we zo vaak op Facebook zitten, is dat niet alleen omdat Mark Zuckerberg ons pushberichten door de strot ramt. We Facebooken ook omdat we op die manier bij onze vrienden kunnen zijn. We zijn sociale dieren: het is heel menselijk dat we sociale netwerken leuk vinden.”

Elastisch brein

Tijd voor een round-up: doet Google onze intellectuele capaciteiten sneller krimpen dan Dash onze linnen zomerbroeken? Wouter van Noort meent van niet. “Je moet naar onze totale hersencapaciteit kijken: de vermogens van ons biologische brein én die van onze technologische hulpmiddelen. Als je die twee bij elkaar optelt, zie je dat technologie ons net slimmer – of in elk geval erudieter – maakt. Ook al is de verwerkingscapaciteit van ons biologische brein kleiner geworden, toch weten we meer dan vroeger.”

‘We zijn sociale dieren: het is heel menselijk dat we sociale netwerken leuk vinden’
Katleen Gabriels, filosofieprofessor

Technologieondernemer Peter Hinssen vindt kwalificaties als ‘slimmer’ en ‘dommer’ weinig zinvol. “We gebruiken onze hersenen gewoon anders dan vroeger. Driehonderd jaar geleden waren we niet zo goed in rekenen. In die tijd was het veel belangrijker om het weer te kunnen analyseren. Tot we ook die vaardigheid niet meer nodig hadden omdat we de barometer uitvonden. Onze hersenen evolueren gewoon mee met de werkelijkheid.”

Kan ons brein zichzelf eindeloos heruitvinden? Zullen onze hersenen over een paar decennia twee keer zo performant zijn als nu? “Nee”, zegt Francis Heylighen. “Ons brein is elastisch, maar binnen bepaalde limieten. We zullen over twintig jaar niet plots spectaculair méér informatie kunnen verwerken dan vandaag.”

Peter Hinssen.Beeld Karel Duerinckx

Tenzij we onze hersenen straks kunnen upgraden, natuurlijk. Wat extra geheugen op een chip zetten, het zaakje aan ons brein koppelen en klaar. “Als je daarin gelooft, ga je ervan uit dat de mens een machine is”, zegt Mark Coeckelbergh. “Dat we onszelf kunnen bijsturen met een eenvoudige plug-in. Maar in mijn mensbeeld is dat een utopie. Ons lichaam en onze geest zijn zo sterk met elkaar verbonden dat het ons nooit zal lukken om het menselijke brein volledig na te bootsen.”

Francis Heylighen trekt een minder duidelijke scheidingslijn tussen mens en machine. “Mens en technologie zullen steeds meer in elkaar overgaan. Op een gegeven moment zullen we niet meer kunnen zeggen waar de mens eindigt en de technologie begint. Als je een Google Glass draagt (een draagbare computer in de vorm van een bril, red.), zie je informatie die niet uit je eigen brein afkomstig is. Maar vreemd genoeg voelt het toch aan alsof die gegevens in je eigen bewustzijn gevormd zijn. We hebben de neiging om onze technologische verlengstukken na een tijdje te beschouwen als een onderdeel van ons eigen lichaam.”

Chemische computers

“Mensen met een heupprothese of een pacemaker zíjn eigenlijk al versmolten met technologie”, zegt Katleen Gabriels. “En dat is ook helemaal niet erg. Technologie vernietigt onze menselijke waardigheid niet. Integendeel: in een aantal gevallen herstelt techniek net onze menselijkheid.”

Toch geloven transhumanisten als Kevin Kelly, auteur van What Technology Wants, dat de mens een verschijnsel van voorbijgaande aard is. “Volgens Kelly zijn wij er enkel om technologie naar het volgende stadium van haar ontwikkeling te brengen”, zegt Peter Hinssen. “Hij ziet technologie dus niet als een verlengstuk van de menselijkheid, maar menselijkheid als een hulpmiddel van de technologie. In zijn visie zullen mensen ooit vervangen worden door andere, betere wezens. Misschien is ‘de nieuwe mens’ uit de titel van jouw reeks straks helemaal geen mens meer. De wetenschap toont hoe langer hoe meer aan dat ook mensen in feite maar chemische computers zijn. Waarom is het dan zo ondenkbaar dat we op een dag vervangen zullen worden door computers die nog straffer zijn dan wij?”

'Misschien is ‘de nieuwe mens’ uit de titel van jouw reeks straks helemaal geen mens meer'
Peter Hinssen