Direct naar artikelinhoud
Column

Het leven van een shockrocker loopt niet altijd van een leien dakje

Stijn Van de VoordeBeeld Bob Van Mol

StuBru-presentator Stijn Van de Voorde loopt elke week voor de muziek uit.

Alice Cooper viert dit weekend zijn 70ste verjaardag. Vincent Furnier (dat is zijn echte naam) dankt de eretitel ‘Godfather of Shock Rock’ aan een optreden tijdens de Toronto Rock and Roll Revival in 1969. Alice Cooper speelde net voor zijn grote held, John Lennon. De hele band besloot er iets bijzonders van te maken. Zo was er het vage plan om tijdens het laatste nummer een hoop pluimpjes uit enkele hoofdkussens over het publiek te strooien. Dat was in pre-Tomorrowland­tijden een hele ervaring.

Zelfs in volle flowerpowertijd bleken ‘peace’ en ‘love’ eerder relatieve begrippen, zeker voor klein pluimvee

Door een vreemde samenloop van omstandigheden sukkelde er precies op dat ogenblik ook een kip op het podium. Alice Cooper dacht: ‘Kippen hebben pluimen. Kippen zijn vogels. Vogels kunnen vliegen. Ik gooi die kip de lucht in!’ De zwaartekracht maakte korte metten met zijn initiatief. Het beest flapperde drie keer met zijn korte vleugels en stortte vervolgens te pletter in de ­mensenzee. Dolgedraaide fans ­scheurden de kip volledig uit elkaar.

Zelfs in volle flowerpowertijd bleken ‘peace’ en ‘love’ eerder relatieve begrippen, zeker voor klein pluimvee. Enkele kranten schreven dat Alice Cooper net voor de fatale worp het dier zelf de kop had afgebeten. Op aanraden van ­producer Frank Zappa ontkende Cooper deze leugen niet. Slechte reclame blijft reclame.

Dankzij het aangedikte verhaal maakte de beschaafde wereld kennis met Alice Cooper. Zijn band moest het op muzikaal vlak afleggen tegen ­kleppers als The Rolling Stones, The Who en Led Zeppelin, maar op deze manier trokken ze toch enige aandacht. Nummers als ‘I’m Eighteen’, ‘School’s Out’ en ‘No More Mr. Nice Guy’ werden grote hits, maar de fans hielden nog meer van de bizarre outfits, onthoofde babypoppen, enorme slangen, ­gedoseerd vuurwerk en de obligate schijn­executie aan een galg, guillotine of elektrische stoel. Deze vaste formule onderging in de loop der jaren weinig veranderingen, maar dat vond ­niemand erg. Never change a winning team.

Er bestaat een goede reden waarom bands als Black Sabbath in deze ­periode ook enig succes verwierven. De Manson-moorden domineerden het nieuws, de Hammer-horrorfilms ­scoorden in de bioscopen en de boeken van Dennis Wheatley vlogen over de toonbank. Platenfirma’s ontdekten de commerciële mogelijkheden van een donker, bloederig kantje.

Vier langharige Britten die zichzelf ‘Black Sabbath’ noemen? Zij kwamen als een geschenk uit de hel. Hun platenfirma bepaalde (zonder enige inspraak van de groep) hoe het artwork van het eerste Black Sabbath-album er moest uitzien. Ozzy en zijn vrienden vonden het occulte gedoe vooral grappig. Het bracht hen succes (en gratis drank). Ze speelden het spelletje met plezier mee.

Een styliste stond in voor hun extravagante podiumkledij. Er hing geen omgekeerd kruis in hun slaapkamer. Geen enkel bandlid van Black Sabbath of Alice Cooper hield zich in zijn vrije tijd met de duivel bezig. Al vallen de ­diabolische krachten van cocaïne en alcohol misschien ook wel onder deze hoedanigheid. Natuurlijk namen een hoop fans het excentrieke theaterstukje wel heel ernstig. Dat komt er van.

In zijn recente biografie I Am Ozzy beschreef Ozzy Osbourne de satanisten die zijn hotelkamerdeur versierden met bloederige boodschappen als een pain in the ass. Schrale figuren in lange zwarte capes, omringd door kaarsen, doken overal op. Op een dag ging Ozzy tussen hen zitten. Hij haalde diep adem, blies alle kaarsen uit en zong luidkeels ‘Happy Birthday’. Dat werd hem niet in dank afgenomen.

Het leven van een shockrocker loopt niet altijd van een leien dakje. Hun entertainmentwaarde ligt meestal hoger dan hun muzikale kwaliteiten, maar er kleeft geen houdbaarheidsdatum op. Alice Cooper speelde vorig jaar op de Lokerse Feesten en in december stond hij nog in de Brielpoort. Ozzy Osbourne sluit in juni voor de allerlaatste keer Graspop af met Black Sabbath.

Misschien zorgt het feit dat deze ­mannen na 50 jaar drank, drugs, ­ nepbloed en geföhnde permanents nog actief leven wel voor de grootste shock: ‘I pray like hell, they go and dance themselves to death!