Over Sven Mary en Jan Jambon: "Advocaten mogen geen vijanden van de samenleving worden"

De uitspraken gisteren in "De Zevende Dag" van minister Jan Jambon (N-VA) over de strategie van advocaat Sven Mary in het proces-Abdeslam, lokten hevige kritiek uit bij advocaten en hun vertegenwoordigers. Maar niet alle confraters zijn het eens met die kritiek op Jambon. "Advocaten mogen geen vijanden van de samenleving worden", besluit Paul Quirynen.

opinie
Paul Quirynen
Paul Quirynen is advocaat en plaatsvervangend vrederechter. Hij heeft een belangrijke stem in de katholieke wereld.

Confrater Sven Mary (zie hiernaast) heeft gelijk wanneer hij stelt dat hij volledig vrij is in zijn wijze van spreken en methodiek van verdediging. De principes van “vrijheid van spreken” en “immuniteit van pleidooi” zijn fundamenteel voor het functioneren van onze rechtsstaat.

Confrater Joris Van Cauter heeft ook gelijk wanneer hij stelt dat men niet de advocaat mag viseren doch wel de wetgever die procedureschendingen gebeurlijk sanctioneert met de absulute nietigheid  van procedurestukken en -handelingen.

Geert Noels heeft gelijk dat er wellicht opnieuw een witte mars zal volgen wanneer de heer Abdeslam vrijuit zou gaan voor een volgens het parket ernstig terroristisch misdrijf op basis van een taalwetgeving, die vooral in Brussel een soort mijnenveld blijft.

Minister Jan Jambon waagt zich op glad ijs om en rond de scheiding van machten maar heeft ook ergens gelijk dat alle inspanningen inzake veiligheid en terreur door politiediensten, parket, OCAD en anderen gebagateliseerd worden zo een taalrel de rechtsgeldigheid van al deze moeizame prestaties zou aantasten. 

Ieder advocaat heeft bij aanvang van zijn loopbaan ooit eenzelfde eed afgelegd, geformuleerd in artikel 429 Gerechtelijk wetboek :

“….Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk, dat ik niet zal afwijken van de eerbied aan het gerecht en de openbare overheid verschuldigd, en geen zaak zal aanraden of verdedigen die ik naar eer en geweten niet geloof rechtvaardig te zijn.”

Een stafhouder heeft in de rechtsleer recent een modernere formule willen voorstellen, met name :

Ik zweer als advocaat mijn taken waardig , gewetensvol, in onafhankelijkheid en rechtschapen uit te voeren.

In beide teksten is er uiteraard heel wat keuzevrijheid. In het interviewboek van Margot Vanderstraeten “Het geweten van strafpleiters” heb ik zelf vastgesteld hoe verschillend die diverse interpretaties aanwezig zijn bij confraters. Ikzelf heb in het boek het belang willen onderstrepen van waarheid en van een grondhouding dat je waarheid nooit mag verloochenen.

In hetzelfde boek stelt een Brussels confrater dat waarheid hem nauwelijks interesseert…

Recht en ethiek blijkt en blijft een zeer complexe relatie.

Het is evenwel evident dat ieder advocaat zelf moet oordelen over de ethische begrenzing van zijn spreken en handelen. Eenieder zal dit doen binnen zijn filosofisch of ideologisch denkkader. De rijkdom van ons beroep is alleszins de verscheidenheid van denkwerelden tussen vele confraters. In maatschappelijk belangwekkende dossiers kan deze verscheidenheid verwarrend zijn, daar de begrenzing  van bijstand van een rechtszoekende niet voor iedereen hetzelfde is.

Conscientia

Volgens Wikipedia wil de term het geweten (Latijn: conscientia) zeggen “bij of met zichzelf weten” en wordt de vergelijking gemaakt van een aangeleerde of ingeboren ethische norm met een praktische situatie. Metaforisch wordt het geweten beschreven als de stem van het goede in de menselijke geest en in films wordt het geweten vaak neergezet als een engeltje dat op een schouder zit en af en toe goede raad in het oor fluistert.

Ieder advocaat, maar ook ieder mens, heeft zodoende zijn eigen moreel kompas en heeft ook zijn eigen verantwoordelijkheid om in moeilijke en zeer specifieke situaties beslissingen te nemen die door hem worden ervaren als juist, menselijk en rechtvaardig.

Binnen de juridische wereld is er de wetenschap van de rechtsfilosofie, waarin men nadenkt over fundamentele vragen zoals wat is de aard van het recht, moet men steeds aan het recht gehoorzamen of in hoeverre is het recht een machtsinstrument.

Plato wordt beschouwd als de grondlegger van het natuurrecht. Hij loochent niet de noodzaak van menselijke wetten, doch stelt dat deze hun beperkingen hebben. In zijn geschriften “Politea” schrijft hij: een wet zal nooit bij machte zijn nauwkeurig te omvatten wat voor allen samen het beste en het rechtvaardigst is. Dat zal verschillen van mens tot mens en van handeling tot handeling. De menselijke wet behoort tot het veranderlijke, het natuurrecht tot het blijvende, alhoewel beide niet onafhankelijk zijn van elkaar.

Keuze Sven Mary?

Ik respecteer confrater Sven Mary voor zijn soms durvend en uitdagend optreden. Hij moet evenwel ook kunnen aanvaarden dat burgers en beleidsmensen kritiek leveren met wellicht als enige bedoeling onze samenleving leefbaar te houden.

Ten slotte heeft ook de woordvoerder van de Orde van de Vlaamse Balies slechts gedeeltelijk gelijk wanneer hij stelt dat advocaten geen “vrienden” mogen zijn van de publieke opinie. Het is voor mij duidelijk dat advocaten ook  geen “vijanden” mogen worden van onze samenleving, die als actoren van justitie enkel het zuivere privatieve belang dienen en zouden handelen zonder enige vorm van maatschappelijke verantwoordelijkheid.

---

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. 

Meest gelezen