Genderonevenwicht in het onderwijs: ‘Mannelijke rolmodellen niet per se nodig’

Aylin Koksal
Aylin Koksal Journalist Weekend.be

Mannelijke leerkrachten worden steeds zeldzamer, schorsingen bij schoolgaande jongens steeds gangbaarder. Zijn jongens met problemen het slachtoffer van vrouwelijk onbegrip in ons onderwijs?

Dat het genderonevenwicht in Vlaamse scholen zeer groot is, is geen geheim. Amper veertien procent van alle leerkrachten in het Vlaams onderwijs is man. Uit een rapport dat vorig jaar verscheen blijkt dat twee derde van alle leerkrachten in Europa vrouw is. Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken dat het onevenwicht voor problemen kan zorgen: jongens hebben mannelijke rolmodellen nodig, klinkt het. Vrouwelijke leerkrachten zouden het agressieve en impulsieve gedrag van pubers minder begrijpen en tolereren.

Brave(re) jongens

De zogenoemde jongensproblematiek in het onderwijs wordt volgens Vlaams pedagoog Pedro De Bruyckere verkeerd geïnterpreteerd in de maatschappij: ‘Er wordt vaak veralgemeend terwijl het merendeel van de jongens geen wangedrag vertoont. We spreken dus de facto over een minderheid.’

De pedagoog stelt inhet nieuwe rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vast dat er zelfs een algemene “verbraving” is in onze samenleving. ‘Er is een opvallende daling in tabak- en alcoholconsumptie. Er is ook minder geweld en er zijn minder tienerzwangerschappen. Als je bovendien ziet dat het gemiddelde aantal GAS-boetes bij jongeren de voorbije tien jaar gehalveerd is, begrijp je waarom relativeren noodzakelijk is.’

Dat neemt niet weg dat er afgelopen jaren een drastische stijging van bijna veertig procent is op vlak van definitieve schorsingen op school. Opmerkelijk is dat acht op de tien uitgesloten leerlingen jongens zijn. ‘Er speelt een “verbraving” bij de meerderheid. Maar dat betekent niet dat ook de minderheid braver wordt. Integendeel, daar gaat het wellicht zelfs slechter’, zegt De Bruyckere.

De stoute minoriteit

‘We vergeten trouwens vaak dat een vijfde van de meisjes ook problematisch gedrag vertoont’, vertelt De Bruyckere verder, ‘Er was vroeger een zeer grote scheiding tussen de twee geslachten: winkeldiefstallen en vandalisme kwamen frequenter voor bij het ene geslacht dan het andere. Tegenwoordig is er een trage maar gestage evolutie van de twee geslachten die steeds meer naar elkaar toegroeien.’

Ook psychiater en hoogleraar Dirk De Wachter ziet ‘de karikaturale verschillen’ tussen de geslachtsrollen stilaan verdwijnen, maar benadrukt dat mannelijke rolmodellen wél nodig zijn: ‘Het onderwijs heeft als doelstelling niet alleen het doorgeven van kennis, maar ook het vormen van de jongeren. Ze leren daar hoe ze in het leven moeten staan. Het is belangrijk dat jonge mannen als model en als leidraad mannelijke volwassenen hebben. Zeker jongens die met zichzelf worstelen en soms de grenzen durven verleggen, hebben een figuur nodig die hen tot bedaren brengt.’

In dat opzicht vindt De Wachter dat het onderwijs niet altijd goed is aangepast aan de soms agressieve ontwikkeling bij jonge mannen. ‘Het heeft te maken met hormonale en culturele factoren dat een jongeling soms agressief moet kunnen uithalen. Het heel erg vrouwelijke onderwijssysteem beschikt daarvoor wellicht niet altijd over de optimale skills.’

Ik wil niet seksistisch en zeker niet vrouwonvriendelijk overkomen, maar het ontkennen van het geslachtsverschil in de ontwikkeling van kinderen lijkt me geen goede oplossing.

Dirk De Wachter

Gulden middenweg

Het evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke leerkrachten zou volgens De Bruyckere echter niet het verschil maken: ‘Het onderwijs of de leerlingen hebben niet per se mannelijke rolmodellen nodig, het is wel ingewikkelder dan dat.’ Uit een studie van 2012 blijkt inderdaad dat het geslacht van de leerkracht geen beduidende impact heeft op de prestatie of het gedrag van de leerling.

Kan competitie in het onderwijs de oplossing zijn voor het gedrag van jongens? Dirk De Wachter ziet er het nut van wel in: ‘Om het agressieve te kanaliseren is fysieke competitie onder jongens soms wel noodzakelijk. Maar het is daarom geen goed idee om dat in de klas in te voeren, de competitie in de klas is eigenlijk al veel te hoog.’

‘Simpelweg competitie kan negatieve gevolgen hebben’, voegt De Bruyckere eraan toe. Zo blijkt uit een studie dat competitie kan leiden tot een veranderde perceptie van de leerkracht. Het leidt ook tot faalangst en een laag zelfbeeld en eigenwaarde. Leerlingen zullen zich dan te veel bezighouden met de regels, valsspelen en favoritisme. Anderzijds kan te weinig competitie leiden tot onverschilligheid, verveling, minder motivatie en bijgevolg dus tot slecht gedrag.

De gulden middenweg? De Bruyckere vindt de herinvoering van competitie op basis van zelfverbetering een goede oplossing: ‘Leerlingen moeten zichzelf vergelijken met hun eigen prestaties, en zo verbeteren. Alleen zo krijg je het beste van beide werelden’, aldus De Bruyckere.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content