14.200 personen met handicap wachten op (hoger) persoonsvolgend budget

© Getty Images/iStockphoto

In Vlaanderen beschikken momenteel ruim 24.200 personen met een handicap over een persoonsvolgend budget (PVB), een budget waarmee ze zelf hun zorg en ondersteuning kunnen aansturen. Tegelijk zijn er wel nog 14.200 personen met een handicap die wachten op zo’n budget of op een hoger budget.

Dat blijkt uit (voorlopige) cijfers die James Van Casteren, administrateur-generaal van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) dinsdag heeft toegelicht in het Vlaams Parlement.

2017 was voor de sector het jaar van de Copernicaanse omwenteling. Begin 2017 werd namelijk de persoonsvolgende financiering (PVF) ingevoerd. Met dat systeem kunnen personen met een handicap zelf meer hun zorg en ondersteuning aansturen. Het is de zorgvrager die zelf met zijn budget (via voucher en/of cash) zijn zorg inkoopt. Het oude model van aanbodgestuurde zorg behoort daarmee tot het verleden.

Uit de eerste, nog onvolledige, cijfers blijkt dat er momenteel ruim 24.200 personen met een handicap een persoonsvolgend budget hebben. Het gaat dan vooral om mensen die al zorg en ondersteuning kregen volgens het oude systeem. In 2017 zelf werden er 1.529 persoonsvolgende budgetten ter beschikking gesteld. De overgrote meerderheid van die budgetten, meer bepaald 1.266 van die 1.529 (of 85 procent), ging naar mensen die behoren tot de groepen die automatisch een budget krijgen. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die plots zonder netwerk vallen of mensen met een snel degeneratieve ziekte zoals ALS. Ook jongvolwassenen, die vroeger soms plots zonder ondersteuning vielen wanneer ze volwassen werden, zitten in die categorie die automatische een budget krijgt.

De andere 263 toegekende budgetten gingen naar mensen in de drie prioriteitengroepen. Het grootste aantal daarvan (80 procent) ging naar mensen in prioriteitengroep 1, zeg maar de mensen met de meest prioritaire noden.

Voorts blijkt dat er wel nog 14.200 mensen wachten op een budget of op een hoger budget. Ongeveer één op de drie (29 procent) van hen heeft al wel een budget, maar vraagt een hoger budget. Van de 14.200 ‘wachtenden’ zit het overgrote deel, bijna 13.000, in de laagste prioriteitengroep (prioriteitengroep 3). Toch zijn er ook 492 vragen in prioriteitengroep 2 en 848 vragen in prioriteitengroep 1.

Voor wie (nog) geen persoonsvolgend budget heeft, bestaan er een aantal alternatieven. Zo is er de rechtstreeks toegankelijke hulp met mogelijkheden tot begeleiding, dagopvang en verblijf. In 2017 maakten 23.400 personen met een handicap hier gebruik van. Daarnaast bestaat er het zorgbudget of basisondersteuningsbudget (BOB) van 300 euro per maand die personen met een handicap vrij kunnen besteden aan bijvoorbeeld thuiszorg, schoonmaakhulp of dagopvang. In 2017 waren er ruim 14.000 personen met een handicap met een BOB, onder wie 7.773 meerderjarigen. En er zijn ook de Diensten ondersteuningsplan waar men kan aankloppen om zijn netwerk te versterken. Die diensten telden vorig jaar 27.958 prestaties.

Uit de VAPH-cijfers blijkt nog dat 86 procent van de personen met een budget dat budget louter inzet via een voucher bij een vergunde zorgaanbieder. Naast een groep die een voucher combineert met een cashbudget is er een beperkte groep van zo’n 7 procent die enkel cash gebruikt. Wie kiest voor een budget in cash gebruikt dat bedrag vooral voor dienstencheques (21%), arbeidsovereenkomsten (20%), hulpverleners (13%) en vrijwilligers (13%). Een beperkter deel van het budget gaat naar zaken zoals het vergoeden van familieleden of naar vervoer.

Minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V) en topambtenaar James Van Casteren kregen door de leden van meerderheid en oppositie een waslijst vragen en kritische opmerkingen voorgeschoteld. De minister kreeg het daarbij wat op zijn heupen, met name van de soms scherpe kritiek uit sp.a-hoek. ‘Dit is de grootste hervorming in handicapspecifieke ondersteuning die we ooit gekend hebben’, aldus Vandeurzen.

Volgens de CD&V-minister zal het systeem zeker geëvalueerd en gemonitord worden, maar zal het wel ‘vijf, zes of zeven jaar’ tijd vragen om alle effecten in kaart te brengen. ‘Ik heb ook de indruk dat sommigen vergeten vanwaar we komen’, aldus nog Vandeurzen.

Nu zijn er bijvoorbeeld groepen die automatisch een budget krijgen. ‘En in het oude systeem was het ook alles of niks. Het was de full monty of niks. Dat hebben we met de persoonsvolgende financiering proberen te doorbreken en daarom is ook het basisondersteuningsbudget ingevoerd’.

Partner Content