Wie zit er achter het stuur van een salariswagen?

De Kamer zette gisteren het licht op groen voor de "cash for car"-regeling. Dat wil zeggen dat mensen hun salariswagen zullen kunnen inleveren voor meer loon.  De regering verwacht dat 3 tot 9 procent van de mensen met een wagen hun auto zal inleveren.

Het aantal salariswagens gaat - ondanks de kritiek op het systeem - nog steeds in stijgende lijn. Tussen oktober 2016 en oktober 2017 steeg het aantal bedienden met een salariswagen met 10,3 procent, zo blijkt uit de jongste Acerta-mobiliteitsbarometer.

Uit de cijfers blijkt ook dat 19,5 procent van de bedienden een salariswagen heeft. Bij de mannelijke bedienden is het aandeel het grootst: 33,9 procent van hen heeft een salariswagen. Bij de vrouwen is dat veel minder: 10,2 procent. Hun aantal gaat wel sneller omhoog dan dat van de mannen.

Tussen arbeiders en bedienden kampt er een grote kloof. Slechts 1,9 procent van de mannelijke arbeiders heeft een auto van het werk. En van hun vrouwelijke collega’s kan slechts 0,3 procent het woon-werktraject in een salariswagen afleggen.

Als je het gemiddelde profiel opstelt, kom je uit bij een mannelijke bediende van rond de 40, met meer dan 15 jaar anciënniteit en een loon boven de 75.000 euro. Hij woont op 30 km van zijn werk en zijn auto heeft een cataloguswaarde van gemiddeld 40.000 euro.

Die cataloguswaarde gaat gestaag omhoog. Op de waarde van de salariswagen wordt dus niet bespaard. En hoe hoger het loon, hoe groter de kans op een salariswagen. In de categorie tussen 30.000 en 40.000 euro per jaar gaat het om 11,4 procent. In de categorie 150.000 tot 200.000 euro is dat 87,2 procent.

Nog steeds 91 procent van de salariswagens rijdt op diesel. Het aantal benzinewagens gaat snel omhoog, maar maakt nog steeds geen 5 procent uit van het wagenpark. Elektriciteit en gas winnen aan populariteit, maar blijven zeer zeldzame keuzes: respectievelijk 0,3 en 0,2 procent.