Direct naar artikelinhoud
Interview

StuBru-nethoofd Jan Van Biesen: "Mainstream of alternatief? Dat zijn woorden uit het verleden"

StuBru-nethoofd Jan Van Biesen: "Mainstream of alternatief? Dat zijn woorden uit het verleden"
Beeld Thomas Sweertvaegher

Tien jaar geleden werd Jan Van Biesen baas van Studio Brussel. Vandaag zit de zender (die op 1 april 35 kaarsjes uitblaast) op een hoogtepunt. "Ik ben een betere baas geworden", zegt de man die ooit de missionaris was van house en techno. Een gesprek over hokjes die er niet meer zijn, warme weken, sociale media en natuurlijk: plaatjes draaien.

Niet dat ze bij Studio Brussel een reden nodig hebben om te feesten (de kou, de hitte, het begin van de werkweek, het einde van diezelfde week, de file, de zondagmiddag... alles eigenlijk kan voor hen de ­aanzet zijn om vreugdevol het leven te bezingen op de radio), maar dezer dagen hebben ze er toch zeker twee.

Op 1 april zal het 35 jaar geleden zijn dat Studio Brussel aan zijn ­allereerste uitzending begon, en van die plezierboot mag Jan Van Biesen zich nu al tien jaar kapitein noemen. Als nethoofd is Van Biesen verantwoordelijk voor de koers die Studio Brussel vaart, en zijn vaarroute is op z’n zachtst gezegd niet onsuccesvol gebleken. Van een marktaandeel dat in 2007 rond de 4 à 5 procent schommelde, blinkt op het rapport van Studio Brussel nu een mooie 12 procent. “Om precies te zijn: 12,4 procent.”

'StuBru moet een open zender zijn. Met een duidelijk profiel en ­attitude'
Jan Van Biesen

Wat Van Biesen heeft gedaan met Studio Brussel, is waar elk mediamerk in moeilijkheden van droomt: een bereik dat flink gegroeid is, een visibiliteit die groot is, en een aanwezigheid die – zoals dat klinkt in managementtaal – ‘360 graden’ is. StuBru is veel méér dan radio, het is ook YouTube, Facebook, Instagram en evenementen, en zit sinds kort zelfs met documentaires op het onlineplatform VRT NU.

Bel mensen in zijn omgeving en dit is wat die zoal zeggen over het goudhaantje van de VRT: dat hij vurig, hevig, eerlijk en ongeduldig is, maar diep verscholen ook een zachte kant heeft. Dat Van Biesen écht rock-’n-roll is, in tegenstelling tot veel mensen die pretenderen dat te zijn, en daarom ook zo lang baas kan blijven van StuBru. Dat hij voor StuBru zijn eigen intuïtie en ervaring volgt, zelfs al druist het in tegen wat iedereen rondom hem denkt en zegt. Dat er ­niemand zo vernieuwend is als hij, want zelfs als de dingen goed gaan komt Van Biesen met een plan om het weer anders aan te pakken, wat achteraf dan ook een juiste inschatting blijkt te zijn geweest.

En vooral: dat hij een supertalent is. “De onderkoning van Vlaanderen”, noemt iemand hem zelfs. (Kritiek is er ook, maar dat is voor straks.)

Een marktaandeel meer dan verdubbelen in tien jaar tijd, hoe hebt u dat gedaan?

Jan Van Biesen: “Het belangrijkste is dat ik Studio Brussel openheid gegeven heb. Die beweging was al ingezet door mijn voorganger Mark Coenen. Het ging slecht met de zender, en Mark begreep toen al dat er iets fundamenteel anders moest. ‘Minder wijsneuzen, meer snotneuzen’ was zijn slogan.

“Dat heb ik altijd voor ogen gehouden, en ik ben er heel radicaal in geweest: StuBru moet een open zender zijn. Met een duidelijk profiel en ­attitude, maar we spelen wel midden op het veld in plaats van aan de kant te staan roepen. Zwaaien met het vingertje, dat gaan we echt niet meer doen.

“Heel snel heb ik ook alles omarmd wat digitaal was. De social media hebben ons geholpen om te weten wat er echt leeft. Om ‘midden de mensen’ te staan, eigenlijk. (fronst) Nu klink ik als een politicus, maar het is wel heel belangrijk voor ons. Het houdt in dat je ontvankelijk bent voor alles wat er rondom jou gebeurt.”

Zelf was Van Biesen zestien, toen Studio Brussel er in 1983 aan begon. De radio was voor hem hét medium om de wereld te ontdekken en wat verder te kunnen kijken dan Lebbeke, de gemeente waarvan hij afkomstig is. Er was geen enkele muziekstijl die Van Biesen niet beviel. “Disco, new wave, rock, pop, ik vond alles goed.”

Niet veel later mocht hij beginnen te draaien in de toen al gereputeerde dj-club van jeugdhuis Nijdrop in Opwijk. “Naar Nijdrop ging je voor de betere fuiven en concerten.” En toen kwamen de jaren 90 en werd de elektronische muziek ­geboren. Een genre waar de nationale radio en ‘ernstige’ pers op neerkeken, vond Van Biesen, en dus zag hij het als zijn missie om die muziek met hand en tand te gaan verdedigen toen hij als muzieksamensteller aan de slag kon bij Studio Brussel. Dat ging hem zo goed af dat hij het ­boegbeeld werd van die muziek.

'Muziek is er als je boos, verliefd, verdrietig of vrolijk bent. En het leven is tenslotte toch één grote tocht van emoties. StuBru begint en eindigt dus bij muziek'

“Veel mensen kennen me als een van de grote dj’s die house en techno draaide op de festivals of in de discotheken, maar eigenlijk heb ik altijd alles gedaan. Ook rockfuiven of easy strandfeestjes waar ik laidback reggae speelde. Zelf heb ik me nooit tot hokjes beperkt.”

Dat doet ook Studio Brussel allang niet meer. Zo werd de zender onder leiding van Van Biesen de allereerste mediapartner van Tomorrowland, vertelt organisator Michiel Beers via mail. “Jan geloofde meteen in ons festival, terwijl de rest van de wereld dat nog lang niet deed.” Partner van Rock Werchter én Tomorrowland zijn, voor Van Biesen is het niet schizofreen maar logisch.

Een muziekfreak, zo noemt Van Biesen zichzelf. Altijd geweest. Zijn allereerste job bij Studio Brussel in 1994 was singeltjes ordenen in een donkere archiefkamer zonder ramen. “Een ­uitstekende leerschool.”

Daarna begon hij voor Update te werken, dat destijds gepresenteerd werd door Chantal Pattyn. “Bij haar heb ik mijn eerste redactiewerk en interviews gedaan. Ze was een strenge leermeester, en daar ben ik haar nog altijd dankbaar voor.” Zijn zuurverdiende centen gaf hij ondertussen uit aan trips naar Londen, waar hij nieuwe muziek ging zoeken en ­gelimiteerde ­ pressings van lp’s.

Jan Van Biesen: "We zoeken voortdurend naar hoe we op nieuwe media en dus bij de gebruikers aanwezig kunnen zijn."Beeld Thomas Sweertvaegher

En nu zijn we 2018, enkele decennia en ­technologische evoluties later, en is Van Biesen dus de baas van de zender die dagelijks 700.000 mensen bereikt. Nog eens zoveel mensen vinden Studio Brussel elke dag via de digitale platformen.

Wat is Studio Brussel vandaag vooral, een muziekzender of een community?

“Beide. Ze kunnen niet zonder elkaar. We staan permanent in contact met onze mediagebruikers via al onze kanalen. We laten hen zoveel mogelijk participeren, via onze nieuwe app, bijvoorbeeld.

“‘Life is music’ is niet voor niets onze slogan. Van wie hij komt? Dan moet ik opnieuw Mark Coenen vermelden. Ik heb niet veel later ‘Music for Life’ bedacht. Muziek is emotie. Muziek is er als je boos, verliefd, verdrietig of vrolijk bent. En het leven is tenslotte toch één grote tocht van emoties. Studio Brussel begint en eindigt dus bij muziek.

“Maar we zijn wel veel meer dan enkel radio. We zoeken voortdurend naar hoe we op nieuwe media en dus bij de gebruikers aanwezig kunnen zijn. Ik ben ook iemand die heel graag dingen probeert. Een van mijn favoriete uitspraken is dat we constant in bèta-modus moeten zitten, waarmee ik bedoel dat het intuïtieve heel belangrijk is en dat je dingen vooraf niet kapot moet denken. Ik werk niet met een management-handleiding op mijn schoot. Ik werk vanuit de buik. Je moet het lef hebben om dingen uit te proberen, anders word je een saai en voorspelbaar product. En als er iets is wat Studio Brussel niet mag zijn, is het dat.”

'Mainstream, alternatief: het zijn woorden uit het verleden die worden gebruikt door mensen met oude denkpatronen'

Sommige mensen die betrokken zijn bij Studio Brussel zeggen dat jullie mainstream zijn, anderen zeggen net van niet. Wat is het nu?

“Dat zijn woorden die je mij nooit zult horen zeggen. Net zoals ‘alternatief’. Die grenzen bestaan allang niet meer. Het zijn woorden uit het verleden die worden gebruikt door mensen met oude denkpatronen. Wat is dat ook, mainstream? Ik zou veel argumenten kunnen geven waarom we dat niet zijn. Tegelijk zie ik het ook niet als een belediging. Kortom, ik heb niks met die term, en kan dus ook niet antwoorden op je vraag.”

Welke omschrijving gebruik je zelf dan voor StuBru? ‘Breed’?

“Open. En avontuurlijk en geëngageerd."

Studio Brussel mag blijkbaar ook geen ­jongerenzender meer genoemd worden?

“Wij zijn ook geen jongerenzender. Dat is wéér zo’n oude term. Wij zijn een jonge zender. De ­jongerenzender van de VRT is MNM, en zij doen het heel goed en daar ben ik heel blij mee.

“Mogen 16-, 17-jarigen naar StuBru luisteren? Heel graag, natuurlijk, maar wij beogen een net iets oudere doelgroep. Mensen die vooruit willen in het leven en mee willen zijn met wat er in de wereld gebeurt, zowel wat muziek, trends als nieuws betreft.”

Moet de StuBru-luisteraar ook niet vooral goedgezind in het leven staan? Terwijl het vroeger nog wel eens zwartgallig of ­nostalgisch of scherp mocht zijn, gaat het er tegenwoordig wel erg vrolijk aan toe op de zender. Altijd en overal.

“De tijdgeest is nu eenmaal anders dan die van de donkere grunge in de jaren 90. Onze boegbeelden nu zijn heel sterke persoonlijkheden die positief in het leven staan. Een zwartgallig medium zou trouwens niet veel succes hebben, denk ik. Je ­ luistert toch niet naar de radio om je slecht te ­voelen?”

Studio Brussel is open geworden, zeg je, en dat weerspiegelt zich ook in de muziekkeuze. Een oudere luisteraar als ik fronst soms toch de wenkbrauwen. Als jullie ‘Perfect’ draaien bijvoorbeeld, van Ed Sheeran en Beyoncé, wat toch gewoon een draak van een nummer is.

“Moeten we jouw mening dan als waarheid nemen? Denk je echt dat veel mensen dat een slecht nummer vinden? Beyoncé is wel al tien jaar de queen of pop en ook Ed Sheeran is een fenomeen. Zijn zij onze corebusiness? Nee. Maar gaan wij het doodzwijgen als die twee samen iets doen? Ook niet.”

Tien jaar geleden, toen je pas nethoofd was geworden, zei je in een interview: “Als de Red Hot Chili Peppers een slecht nummer maken, moeten we dat niet draaien”. Dan is er toch veel veranderd op dat vlak?

“Zo’n uitspraak zou ik nu nooit meer doen. Het is onze opdracht niet om aan de luisteraar te zeggen wat goed is en wat slecht is. Die tijd is echt voorbij. Er is heel veel veranderd in de voorbije tien jaar. De technologische evoluties hebben ervoor gezorgd dat mensen zelf hun weg wel vinden naar de nummers van hun favoriete band, wij hoeven dat niet meer voor hen te doen.

“Weet je wat wél onze corebusiness is? Al onze inspanningen rond Belgische muziek en nieuwe muziek, bijvoorbeeld. Minstens 22 procent van onze playlist bestaat uit Belgische artiesten. En met een initiatief als ‘De nieuwe lichting’ geven wij beginnende muzikanten een serieuze duw in de rug.

'Vorig jaar zijn er 1.700 artiesten gedraaid op StuBru die op geen enkele andere zender aan bod gekomen zijn'

“Vorig jaar zijn er bovendien 1.700 artiesten gedraaid op StuBru die op geen enkele andere zender aan bod gekomen zijn. En een nummer als ‘Thinking of a Place’ van The War On Drugs, dat elf minuten duurt, draaien wij de volle elf minuten in primetime. Nog een voorbeeld: in de ochtendspits draaien we een nummer van de trashmetalband Anthrax om hun afscheidstournee aan te kondigen. Klinkt Studio Brussel dan als alle andere zenders? Ik denk het niet.”

Jij hebt in die tien jaar wel steeds dezelfde job gehad. Heb je jezelf dan moeten heruitvinden?

“Ik heb dat niet moeten doen, het is vanzelf gegaan omdat ik zelf heel blij was met die evolutie. De technologische mogelijkheden hebben veel media bevrijd. Studio Brussel is er alleszins door bevrijd.

“Eigenlijk zie je dat radio op zijn oerfunctie is teruggevallen, namelijk die van de vriend in huis. Studio Brussel moet vandaag good companion­ship zijn: wij zijn er terwijl je aan het koken bent, in de file staat of op het werk zit. Een vriend op wie je kunt rekenen, want hij is er altijd.”

Soms is het wel een moeilijke vriend. Maar dat hebben jullie graag, denk ik.

(lacht) “Een vriend die je totaal niet raakt, is dat niet erger dan een vriend die af en toe ergernis opwekt?”

Vind je het boeiender tijden dan in de jaren 80 en 90, toen je zelf tiener was?

“Die vergelijking is moeilijk. Ik vind het in elk geval veel boeiender dan tien jaar terug. Drie jaar geleden heb ik zelfs even op het punt gestaan om e mee op te houden. Been there, done that: dat gevoel. Je krijgt hier en daar al eens een aanbieding en managers van buiten de VRT zeiden me: je hebt er alles uitgehaald, het is tijd om te springen en iets anders te doen.

“Zelf dacht ik er ook over na. Ik was zeven jaar nethoofd, ik had al zoveel stenen verlegd in die rivier, zou ik er nog kunnen verleggen? Maar ik ben gebleven en het is boeiender dan ooit. Ik doe mijn job elke dag liever.”

Wat is er dan veranderd ten opzichte van drie jaar geleden?

“Ik heb mijn rol nog beter gevonden. Waar ik vroeger zeven dagen per week dag en nacht gewerkt heb en er met mijn beide voeten ­middenin stond, werk ik nu meer vanuit een ­helikoptervisie, en daar geniet ik erg van.

“Ik werk nu ook veel meer op basis van vertrouwen, en dat is voor mij een mentale bevrijding. Ik denk dat ik een betere baas geworden ben de laatste jaren. Die vervolmaking voor mezelf vind ik heel belangrijk.

'Wat ik ook goed ontwikkeld heb, is mijn bullshitdetector. Meetings waarin geen concrete knopen worden doorgehakt, wil ik niet meer doen'

“En wat ik ook voor mezelf ontwikkeld heb, is mijn bullshitdetector. Ik wil bijvoorbeeld geen vergaderingen meer doen waar geen concrete knopen worden doorgehakt. Mijn instelling is: geen bullshit, speak frankly. Ik ben 50, ik heb geen zin meer in tijdverlies. Professioneel gezien dan, want ik ga bijvoorbeeld wel heel graag tijd verliezen aan zee tijdens een goeie wandeling.” (lacht)

Men wilde jou al nethoofd van Radio 1 maken toen je nog maar enkele jaren nethoofd was van Studio Brussel. Maar je sloeg dat aanbod af.

“Dat klopt. Het zal te vroeg geweest zijn toen. Ik ben trouwens geen carrièreplanner. Deze job is mij ook maar op een blauwe maandag voorgesteld, en ik heb daar heel lang over moeten nadenken.

“Theoretisch zou ik het wel gekund hebben, denk ik. Want bij Radio 1 gebeurt alles waar ik van hou: ik ben een actuafreak, ik hou van sport, en ik kan een merk neerzetten, zeker een radiomerk. Ze doen het goed daar, dus het is niet aan de orde, maar met de ervaring die ik hier heb opgebouwd zou ik nog wel dingen kunnen doen, ja.”

Jan Van Biesen: "Ik hou niet van comfortzones. Ik sta ook heel gulzig in het leven. Altijd gehad. Hier kan ik dat kwijt."Beeld Thomas Sweertvaegher

Je moet toch nog ambities hebben in die ­richting. Waarschijnlijk kun je niet nog eens tien jaar nethoofd van Studio Brussel zijn.

“Nee, mijn ambitie is dit nu goed te leiden. Op dit moment ben ik trouwens al bezig met Studio Brussel september 2019.”

Het is duidelijk dat je op directieniveau in de bovenste schuif ligt. Maar er is me ook verteld dat je op de vloer minder goed ligt.

(reageert gepikeerd) “Dat vind ik een laffe vraag. Want van wie komt zo’n uitspraak? Van iemand die hier misschien niet goed kon meedraaien? Voor wie dit dan een afrekening is?”

Ik ga natuurlijk niet zeggen wie me dit verteld heeft, maar ik zou het niet opwerpen als het louter om een gefrustreerde ex-medewerker ging. Ik vraag het ook omdat je zelf zegt dat je als baas geëvolueerd bent.

“Natuurlijk ben ik geëvolueerd. Vroeger was ik absoluut veel rücksichtsloser. Een van de dingen die ik hier geleerd heb, is het belang van het team en open communicatie. Daarom schrik ik ook zo van je vraag, omdat ik er veel meer energie in steek dan vroeger. Ik vind het heel belangrijk om toegankelijk te blijven.

“Want we zijn hier nu wel de hele tijd bezig over mijn verdienste voor Studio Brussel – die er natuurlijk is, ik ga daar ook niet vals bescheiden over zijn – maar hier werken ook zeer goede ­mensen. En meer dan vroeger wil ik daar mijn waardering voor uitspreken. Hun zelfs bedanken. Natuurlijk, ze moeten wel de lat halen. En ik moet nu eenmaal beslissingen nemen, ook al zijn die soms niet leuk. De boel moet draaien, het is hier niet vrijheid, blijheid.”

Om wat tegenwicht te bieden aan mijn laffe vraag van daarnet: iemand zei me ook dat je een goede coach van de Rode Duivels zou zijn.

“Nou, dat is niet niks, want daar zit wel wat bij elkaar van ego’s en tegengestelde belangen. Je gebruikt nu het woord wat ik echt hoop dat ik ben geworden: een coach. Een goeie coach heeft zelf veel meegemaakt, kan die ervaringen delen, en ziet de mensen graag.

“Vorige week zei iemand mij hier nog: ‘Jij bent wel 50, Jan, maar je bent eigenlijk de jongste van ons allemaal. Je stelt altijd alles in vraag, je gaat altijd voor vernieuwing.’ Ik hou niet van comfortzones. Ik sta ook heel gulzig in het leven. Altijd gehad. Hier kan ik dat kwijt. En blijkbaar ­inspireer ik zelfs jonge gasten die af en toe de ­neiging hebben om in oude stramienen te gaan vervallen.”

'Iedereen verklaarde mij voor gek toen ik het Glazen Huis wilde opdoeken. Maar ik voelde dat er behoefte was aan iets anders’

We hebben het nog niet over de Warmste Week gehad, en dat vindt Van Biesen jammer. Want elk jaar is hij apetrots en hevig ontroerd door wat die week teweegbrengt. Het evenement komt uit zijn koker. Hij was degene die vond dat het toenmalige Glazen Huis zijn tijd gehad had en in 2013 plaats moest maken voor iets anders. Daarin stonden hij en aanbodcoördinator Floris Nieuwdorp, al tien jaar zijn compagnon de route, helemaal alleen.

“Ik wilde dat er iets van en voor de mensen kwam. Dat mensen zelf konden kiezen voor welk goed doel ze zich wilden inzetten in plaats van dat wij dat goede doel voor hen gingen bepalen. ’Iedereen zorgt voor iedereen’, dat was mijn slogan en dat moest het ook worden. Maar iedereen verklaarde mij voor gek toen ik het Glazen Huis wilde opdoeken. Op een bepaald moment heb ik zelfs moeten zeggen: het zal de Warmste Week zijn of het zal zonder mij zijn. Omdat ik voelde dat er nood was aan iets anders.

“Het verbaasde mij dat ik de enige met dat ­aanvoelen was. Want ook de slimme mensen die slimme marketingboeken schrijven, vielen terug op hun beperking. Zij zagen enkel de risico’s. Natuurlijk waren er risico’s, maar ik zag vooral de kansen liggen. En kijk wat het geworden is. Los van het gigantische bedrag dat het elk jaar oplevert (dit jaar werd meer dan 10 miljoen euro ingezameld, red.), is de Warmste Week bovenal een ongezien collectief signaal van hoop en verbondenheid. Daar is duidelijk behoefte aan in een tijdgeest waarin angst, polarisatie en verzuring vaak de debatten domineren.

“Ik vind het elk jaar weer indrukwekkend om te zien waartoe mensen in staat zijn. Dat wij ervoor kunnen zorgen dat mensen hun verdriet of hun blijdschap kunnen delen, daar word ik ongelooflijk warm van. Dat het ons ook goeie ­cijfers bezorgt? Ja, dat klopt, maar ik krimp bijna in elkaar als gesuggereerd wordt dat de Warmste Week dient om Studio Brussel een boost te geven. Daar doen we het echt niet voor. Nee, als ik ooit zo cynisch word, dan stop ik ermee.”

Wat moet je eigenlijk gestudeerd hebben om nethoofd te worden?

(lacht) “Ik ben acteur van opleiding, maar ik denk niet dat dat de beste basis is voor deze job. Ik heb eerst twee jaar Germaanse gedaan, maar ik was bang om in het onderwijs terecht te komen, en dus stapte ik over naar het RITCS. Na één jaar hield ik het daar ook voor bekeken en uiteindelijk heb ik dan een toneelopleiding aan de academie van Brussel afgemaakt. Maar ik heb niet één seconde geacteerd. Ik ben geen acteur. Ik ben een regisseur.

“Na mijn studies ben ik twee jaar straathoekwerker in Molenbeek geweest. In die tijd moest je nog kiezen tussen legerdienst doen of werken als gewetensbezwaarde, en het werd het laatste. Ik hield van Brussel. Op mijn 19de was ik naar Matonge verhuisd, wat toen al een stevige buurt was.

Jan Van Biesen: "‘Het is niet omdat ik nethoofd ben, dat mijn zoons naar StuBru moeten ­ luisteren. De ­kinderen van een ­friturist eten ­hopelijk ook niet elke dag frieten."Beeld Thomas Sweertvaegher

“Als je als 25-jarige sale flamand moet werken in de straten van Molenbeek, dan leer je om je rug te rechten, dat kan ik je verzekeren. En hoe je mensen meekrijgt in een verhaal. Het eerste jaar heb ik keihard moeten vechten, het tweede jaar was ik de vriend van le quartier. Ik had hun vertrouwen gegeven, en dus vertrouwden ze mij. Ik zeg het je: vertrouwen is de sleutel van alles.”

Je hebt twee zonen, luisteren zij naar Studio Brussel?

“Mijn oudste zoon van 20 weinig, mijn jongste zoon van 14 wel. Maar het is niet omdat ik ­nethoofd ben, dat zij naar Studio Brussel moeten luisteren. De kinderen van een friturist eten ­hopelijk ook niet elke dag frieten.”

Je maakt nog elke week een set voor Headroom dat op vrijdagnacht wordt ­uitgezonden op StuBru, maar dj je nog?

“Heel af en toe. Ik amuseer me dan nog en doe altijd mijn stinkende best, maar de grote drive is toch weg. Ik heb het zo vaak gedaan. Ik heb op elk groot festival gestaan, en ik denk dat ik ook elke parochiezaal in Vlaanderen heb gezien.” (lacht)

Herinner je je eigenlijk nog de eerste platen die je als 17-jarige in Nijdrop draaide?

“Dat zal wellicht iets van Talking Heads geweest zijn. En new wave. Maar ook rock en James Brown. Of de mensen dansten als ik draaide? Ja, heel hard. Ik deed er ook alles voor, want dat was waar de mensen voor kwamen.

“Er is trouwens één gouden regel om een fuif op gang te trekken, en dat is de vrouwen op de dansvloer krijgen. Hoe hard ik ook voor ­verandering ben, aan die regel kun je niet raken.” (lacht)