De Vlaamse leraar die steun krijgt van Bill Gates en de Dalai Lama: ‘Door mij zijn leerkrachten anders gaan lesgeven’

Koen Timmers © Debby Termonia
Ann Peuteman

Drie jaar geleden was Koen Timmers een gewone leraar, vandaag maakt hij kans op een prestigieuze internationale prijs ter waarde van een miljoen dollar.

‘Mijn studenten heb ik op het hart gedrukt dat ik blijf lesgeven. Wat er ook gebeurt,’ zegt Koen Timmers. Vandaag reist hij naar Dubai waar op 18 maart de jaarlijkse Global Teacher Prize wordt uitgereikt. Timmers, lector aan de Hasseltse Hogeschool PXL en leerkracht webdesign in het volwassenenonderwijs, is een van de tien finalisten en maakt zo kans op de geldprijs van een miljoen dollar (ongeveer 800.000 euro). Vorig jaar haalde hij de top vijftig.

Hoe belandt een ogenschijnlijk heel gewone leerkracht uit Limburg op de shortlist van zo’n internationale prijs?

KOEN TIMMERS: Alles is begonnen toen ik in het voorjaar van 2015 een opmerkelijke sessie bijwoonde tijdens een Microsoft-conferentie in Seattle. Via Skype voerden we een gesprek met een hulpverlener in Kukuma, een Keniaans vluchtelingenkamp. Hij vroeg of we bereid waren om Skype-lessen te geven aan de kinderen in het kamp. Tijdens die sessie reageerden alle deelnemers positief, maar uiteindelijk bleven we maar met zijn vijven over. Al snel bleken er ook heel wat hindernissen te zijn. Om te beginnen was het kamp veel groter dan we hadden gedacht: er leven 200.000 mensen. Bovendien bleek er in de scholen helemaal geen elektriciteit te zijn.

Hoe kon u dan lesgeven via Skype?

TIMMERS: Het eerste halfjaar was er een ngo die dat voor ons regelde. Telkens weer moesten die mensen een dieselgenerator aanzetten om stroom op te wekken voor de computers. Vaak duurde het wel twee uur voor we verbinding hadden. Op den duur hadden ze er bij die ngo genoeg van en heb ik mijn eigen laptop naar het kamp opgestuurd. Via crowdfunding kon ik duizend euro ophalen om nog twintig computers mee te kopen. De rest van dat geld heb ik geïnvesteerd in internetstructuur en zonnepanelen voor het kamp.

Via die laptops geven we nu les aan groepen van een tweehonderdtal leerlingen. We doceren wiskunde, wetenschappen, literatuur en ooit heeft iemand zelfs een les lichamelijke opvoeding gegeven. Aanvankelijk was het moeilijk om nieuwe leerkrachten te vinden, maar ondertussen zijn er 175 mensen uit 50 landen die gratis les willen geven.

Hebt u ondertussen al meer werkingsmiddelen?

TIMMERS: Niet echt. De voorbije twee jaar heb ik veel van mijn eigen geld in het project geïnvesteerd. Daarnaast werk ik met giften: twintig euro van een vriend, tien euro van mijn tante. Door de media-aandacht rond mijn vorige nominatie voor de Global Teacher Prize lopen de donaties nu wel wat vlotter binnen. Toch vraag ik me af en toe af waar ik aan begonnen ben. Een paar maanden geleden was ik zelfs zo gefrustreerd dat ik de grote baas van Microsoft een tweet stuurde. Terwijl dat bedrijf mijn project als reclame voor Skype beschouwt, moet ik er mijn loon in investeren. Uiteindelijk heb ik van Microsoft 3.000 euro gekregen.

Kan het Kukuma-project naar andere plekken in de wereld worden overgeplant?

TIMMERS: Dit concept kan geïmplementeerd worden in elk vluchtelingenkamp waar Engels wordt gesproken. Ook in Europa. Op die manier brengen we vluchtelingen die hun kamp niet uit kunnen in contact met mensen uit de hele wereld. Vandaag met India, morgen met België en overmorgen met Nieuw-Zeeland. Bovendien leren de kinderen uit de klassen van onze leerkrachten vluchtelingenkinderen kennen. Via Skype maken ze lol, wisselen ze ervaringen uit en praten ze over de meest uiteenlopende onderwerpen: van voetbal tot cultuur en religie. Zo krijgen ze een veel realistischer beeld van wat een vluchteling is. Dat is heel belangrijk in een tijd waarin de meeste mensen een mening hebben over vluchtelingen zonder ooit met één van hen gesproken te hebben.

Toch is het Kukuma-project niet de reden waarom u dit jaar voor de Global Teacher Prize bent genomineerd.

TIMMERS: Dit keer gaat het om een project dat meer te maken heeft met mijn visie op onderwijs: in mijn ogen focussen we ons nog veel te veel op het overdragen van kennis en leerlingen klaarstomen voor examens. Nochtans kunnen kinderen op sommige vlakken enorm veel van elkaar leren door te discussiëren en te brainstormen. Daarom zet ik sinds kort projecten op waaraan groepen leerlingen uit de hele wereld kunnen deelnemen. Van de basisschool tot het hoger onderwijs. De onderwerpen zijn zo breed en gelaagd dat elke leeftijdsgroep er in elk vak en op zijn eigen niveau mee aan de slag kan.

Nu ik de steun heb van onder meer de Dalai Lama en Bill Gates krijg ik veel meer aandacht van de media.

Het vorige project, waar 250 scholen uit 69 landen aan deelnamen, ging bijvoorbeeld over klimaatverandering. Leerlingen moesten uitzoeken wat dat inhoudt, wat de oorzaken en gevolgen in hun eigen land zijn en wat we ertegen kunnen doen. Een klas in Colombia heeft milieuvriendelijke papieren autootjes gemaakt en in Australië hebben ze met een 3D-printer koraalriffen geprint. Het volgende project, dat in april plaatsvindt, zal over innovatie gaat.

Wat is het voordeel van zulke projecten?

TIMMERS: Uit onderzoek blijkt dat kinderen die vrij worden gelaten om zelf kennis op te bouwen, creatiever worden en uit zichzelf problemen proberen op te lossen. Bovendien leren leerlingen uit onder meer België, Sierra Leone, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland van elkaar. Elke week maakte iedere klas een filmpje dat op een speciale website werd gezet. Zo konden ze zien wat leerlingen van over de hele wereld met hetzelfde onderwerp deden. Al snel bleken ze elkaar te inspireren waardoor de filmpjes steeds professioneler werden.

Tijdens Skype-gesprekken begonnen ze vaak voor elkaar te zingen en te dansen of leerden ze elkaar tellen in hun eigen taal. Zo heb ik zelfs klassen uit Pakistan en India met elkaar in contact gebracht, onder leiding van een Nieuw-Zeelander. Sierra Leone is het moeilijkste land. Daar hebben ze maar één keer per week internetverbinding en tijdens het vorige project zijn er twee kinderen uit dezelfde klas gestorven door de modderstromen. Toch lachen die leerlingen op elke foto en maken ze filmpjes, al hebben ze alleen krijt en eventueel pen en papier om iets te maken. Daarom wil ik middelen vinden om hen voor het volgende project materiaal te kunnen opsturen.

Hoe slaagt u erin om scholen en leerkrachten uit zoveel landen te bereiken?

TIMMERS: Vooral via sociale media en andere fora. Daarnaast heb ik ook een aantal prominenten aangeschreven. Nu ik de steun heb van onder meer de Dalai Lama en Bill Gates krijg ik veel meer aandacht van de media. Met het vorige project hebben we in twintig landen kranten, radio of televisie gehaald. Daardoor hebben er zich nu nog meer mensen gemeld voor het innovatieproject.

Bereikt u niet vooral leerkrachten die al overtuigd zijn dat ex-cathedraonderwijs niet meer van deze tijd is?

TIMMERS: Voor een deel wel. Maar ik heb ook al van leerkrachten gehoord dat ze door mij anders zijn gaan lesgeven. Dat komt doordat ze tijdens het project merken dat hun leerlingen meer kunnen dan ze dachten. Ze kijken er ook van op dat kinderen echt wel veel van elkaar kunnen leren. De leerlingen, van hun kant, voelen dat ze zelf ideeën mogen aanbrengen en dat die ook gewaardeerd worden. Dat de filmpjes die ze maken wel honderdduizend keer worden bekeken, is natuurlijk ook heel motiverend. Zo’n project kan zelfs de hele dynamiek in een klas veranderen.

Veel onderwijsmensen reageren nogal bitter. Alsof ze bang zijn dat de minister ook van hen zal eisen dat ze met projecten werken in plaats van te doceren.

Is uw aanpak dan de oplossing voor de groeiende groep tieners die amper interesse heeft in school?

TIMMERS: Een garantie op succes is het niet. In een van de Vlaamse middelbare scholen die aan het vorige project deelnamen, bleven de leerlingen bijvoorbeeld heel onverschillig. Het enige wat hen interesseerde, was wat ze voor hun examen moesten kennen. Het project is daar dan ook niet geslaagd.

Lopen er veel Vlaamse scholen en leerkrachten warm voor uw project?

TIMMERS: Nog niet. Ook de reacties op mijn nominatie voor de Global Teacher Prize zijn eerder lauw. Minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo (Open VLD) en Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) hebben mij gefeliciteerd, maar veel onderwijsmensen reageren nogal bitter. Alsof ze bang zijn dat de minister nu ook van hen zal eisen dat ze met projecten werken in plaats van te doceren. De angst voor verandering zit er diep in. Ik vind dat heel jammer, maar wakker lig ik er niet van. Onderwijs zie ik al lang niet meer als een domein dat tot een bepaald land beperkt blijft.

Als u straks de Global Teacher Prize wint, mag u een miljoen dollar mee naar huis nemen. Wat zou u daarmee doen?

TIMMERS: (zucht) Ik heb daar een heel dubbel gevoel bij. Een miljoen dollar zadelt je op met een enorme verantwoordelijkheid. Vooral omdat het mijn geld zou worden: ik mag ermee doen wat ik wil. Nu ben ik wel van plan om het hele bedrag in onderwijsprojecten te investeren, maar wellicht zou ik dan toch de hele tijd benaderd worden door mensen die me om geld vragen. En koop ik een nieuwe auto, dan zal iedereen denken dat ik hem met dat prijzengeld heb betaald.

Daarnaast zou ik dan een soort ngo moeten runnen en ook dat is allesbehalve evident. Kijk maar wat er nu allemaal aan het licht komt bij Oxfam. Dat is misschien een extreem voorbeeld, maar ook elders gaat er veel geld de verkeerde richting uit. Zo hoorde ik van een ngo die 150.000 euro aan een website heeft besteed. Is dat nu echt nodig? Ik heb de website van mijn project zelf gemaakt en hij kost me twintig euro per jaar. Elke euro die ik tot nu toe heb gekregen, ging rechtstreeks naar de vluchtelingen. Als ik dat miljoen dollar win, wil ik dat blijven doen. Al zal het dan in de praktijk wellicht een beetje moeilijker worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content