Direct naar artikelinhoud
column

Hoe krijgen we het Belgisch profvoetbal gezonder, beter en eerlijker?

KV Mechelen-speler Tim Matthys wordt door een teamgenoot over de bol geaaid na de laatste wedstrijd tegen Waasland-Beveren.Beeld BELGA

Het was een bewogen laatste speeldag in de Jupiler Pro League, vorige zondag. Eupen maakte ‘verdacht’ veel goals, Moeskroen gaf ‘cadeaus’, spelers zouden gokken op eigen matchen, en KV Mechelen was boos. Insinuaties vlogen over en weer. Het Belgische profvoetbal is een mesthoop, stelt Hans Vandeweghe. Valt er iets aan te doen? Zeker wel. Problemen en remedies op een rijtje.

1. Verboden te gokken

Gokken is geen ­probleem voor wie 1 miljoen verdient.

Zulke spelers laten zich niet ­verleiden voor een snel verdiende 500 euro. Gokken is wel een probleem in de lagere regionen, maar wat heet lager: dit ­seizoen stonden in 1A weer af en toe spelers in het veld die nauwelijks het leefloon ­verdienen.

Men kan discussiëren over de bedragen en de toedracht, maar gokken heeft dezelfde lading als doping: je blijft er ver van af. De spelers van Eupen plaatsten ­weleens een gokje en dat deden ze dan in trainingspak van de club, hoe dom kun je zijn? Er loopt nu een onderzoek, maar de kans is zeer klein dat gokken van invloed was op het resultaat van de degradatiestrijd. Gokken is een algemeen probleem in de sport, maar zoek je geen problemen als je toestaat dat de meeste eersteklasseclubs en de koepel Profliga een gokbedrijf als hoofd- of cosponsor ­hebben?

Hans Vandeweghe.Beeld Bob Van Mol

2. Rijk zorgt voor arm

Elk G5-team (Ander-lecht, Brugge, Gent, Genk en Standard) verdient meer aan televisie­gelden dan de hele 1B samen. In alle Euro­pese voetballanden is de solidariteit toegenomen bij de herverdeling van ­tv-gelden. In de Premier League ­verdient de zakkende club die als twintigste eindigt nog 60 procent van de kampioen. In 2000 was dat (een ook al royale) 40 procent en bij elke verhoging van de tv-gelden ging meer naar de kleine dan naar de grote clubs.

In België is deze eeuw een tegenovergestelde beweging in gang gezet onder druk van de topclubs die vreesden in Europa te worden weggespeeld. Aanvankelijk kreeg de kampioen maar 30 procent meer dan de laatste in eerste klasse. Vorig seizoen verdiende Anderlecht (7,75 miljoen) 460 procent meer dan Eupen (1,691 miljoen). De concurrentiepositie in Europa is inderdaad verbeterd, met een rechtstreeks ticket voor de Champions League. De vraag blijft evenwel waar het be­lang ligt van de Jupiler Pro League: bij de clubs die Europees ho-pen een ronde te overleven of bij het totale businessmodel Jupiler Pro League en 1B? Als men het profvoetbal herleidt tot een jungle met de kleinste clubs die el­kaar onderaan de voedselketen ­verscheu­ren om wat kruimels, is dat vragen om wantoestanden.

3. Verjaag de koopman(nen)

De finaliteit van het Belgisch profvoetbal is in de eerste plaats import-export van voetbaltalent. Kan er af en toe een prijs gepakt worden, dan is dat meegenomen, maar de corebusiness is een soort Chinese economie: goedkope grondstoffen inkopen en zo duur mogelijk weer verkopen.

De tussenhandelaars maken in België de dienst uit. Zij heten makelaars.

'Wil men meer competitief evenwicht of wil men dat altijd dezelfde clubs kampioen worden en in de vetpotten van de Champions League kunnen graaien?'
Hans Vandeweghe

Er zijn er die beweren dat ze het goed voor hebben met hun spelers en niet in de eerste plaats aan hun eigen bankrekening denken en daar ook naar handelen. Anderen staan dan weer bekend voor hun agressieve aanpak. Soms zijn ze verdoken mede-eigenaar van een club, regelen dingen bij andere clubs, hebben trainers in hun portefeuille en bepalen zo mee het wel en wee van een competitie, volgens KV Mechelen-coach Dannis Van Wijk zelfs wie degradeert. Ze verkopen spelers in packagedeals en als het niet lukt, nemen ze goederen terug, wel tegen een lagere prijs. Het prototype van de makelaar-regelaar is Mogi Bayat, broer van de Charleroi-voorzitter en KBVB-ondervoorzitter Mehdi Bayat. Hij is de man met het meest ­uitgebreide netwerk en incontournabel voor heel veel clubs.

De makelaars-regelaars-mensenhandelaars aan banden ­leggen moet internationaal worden geregeld, maar België kan met de Europese Unie aan de voordeur wel wegen op de beslissingen.

Een drastische maatregel is het verbod op transfersommen: je verjaagt de koopmannen uit de tempel en wie ­overblijft, wordt ­spelersbegeleider.

4. Koop en run zelf uw clubs

Dit is het lastigste gebod. Met de promotie van Cercle Brugge dat eigendom is van AS Monaco, zullen volgend seizoen vijf van de ­zestien ploegen in 1A in buitenlandse handen zijn. In Eerste B waren dit seizoen zes van de acht in buitenlandse handen, gaande van een Rus, een Saoedi, de Qatarese staat en een Thai tot een Chinese broer en zus.

Het is hen te doen een buitenpost te verwerven midden in de Europese voetbalmarkt: talenten goedkoop importeren, laten rijpen en duur exporteren. Nog nooit is een club met een buitenlandse eigenaar kampioen geworden in België, maar die dag is niet meer veraf. Ook voor de Belgische rijken zijn clubs een investering. Een Brabander kocht Club Brugge, een West-Vlaming heeft Antwerp gekocht nadat hij bot ving in Gent, en wilde daarna ook Anderlecht. Die Brabantse club ging dan weer naar een Oost-Vlaming.

Het Duitse systeem is te overwegen. Een privé-eigenaar kan doorgaans nooit meer dan 49 procent van de aandelen bezitten, ­tenzij hij al twintig jaar lang de club rechthoudt. De 50+1-regel behoudt de rest van de aandelen voor aan de supportersvereniging. Een van de meest ­succesvolle clubs ter wereld – Bayern München – controleert via zijn vzw 75 procent van de aandelen. Adidas, Audi en Allianz hebben elke 8,33 procent. Het Duitse model staat evenwel onder druk van de grote rijke clubs die de Engelse clubs steeds rijker zien worden.

5. Een eerlijke competitie

Bijvoorbeeld door te verbieden dat spelers worden uitgeleend aan clubs in dezelfde ­divisie. Bijvoorbeeld door voor zuiverheid te kiezen, zowel in het beheer van je competitie als in een eerlijke, gestandaardiseerde financiële rapportering. Ten slotte is de staat de hoofdsponsor van de 1A, met een geschatte 100 miljoen euro aan verminderde sociale lasten en ­gerecupereerde ­belastingen, en daar mag wat transparantie tegenover staan.

'De instapdrempel voor spelers uit landen van buiten de Europese Unie moet drie keer hoger, naar het Nederlandse voorbeeld'
Hans Vandeweghe

Bijvoorbeeld door over een verandering van competitieformule ernstig na te denken, het liefst ook door buitenstaanders, en niet de agressiefste club te ­volgen. Wil men meer competitief evenwicht of wil men dat altijd dezelfde clubs kampioen worden en in de vetpotten van de Champions League kunnen graaien?

Bijvoorbeeld door gebruik te maken van testwedstrijden bij puntengelijkheid. De situatie van afgelopen zondag is te gek voor woorden: een door Eupen uitgeleende speler verzuimde te scoren voor zijn nieuwe club KV Mechelen, waardoor Eupen in eerste klasse bleef, waarna diezelfde speler Moeskroen betichtte van het spel niet eerlijk te hebben gespeeld.

6. Eigen voetbalvolk eerst

Zes op de tien spelers op de Belgische velden van 1A zijn buitenlanders en zelden omdat ze beter zijn. Wel omdat ze goedkoper zijn. Belgische clubs hebben geen ­opleidingscultuur zoals in Nederland of Frankrijk. Het rendement moet onmiddellijk zijn of de speler wordt afgeserveerd. Het geeft geen pas om een minimumaantal Belgische spelers op het wedstrijdblad te eisen, of clubs die de meeste zelf opgeleide spelers opstellen te belonen met meer ­televisiegeld, als ook Afrikanen die tussen hun 18de en 21ste in België voetbalden, meetellen als ‘in België opgeleid’.

Wij hebben van alle kleine voetbaleconomieën veruit het hoogste percentage buitenlanders (60 procent) op de velden lopen.

De instapdrempel voor spelers uit landen van buiten de Europese Unie moet drie keer hoger, naar het Nederlandse voorbeeld. Nu kopen clubs vooral heel goedkope Afrikanen voor wie ze ook nog eens de belastingen recupereren, die ze herinvesteren in weer nieuwe, ­goedkope spelers.

7. Koester de ref

Breng de scheidsrechterij compleet onafhankelijk van de voetbalbond en de profliga in een aparte entiteit onder, om te beletten dat zoals vandaag de club met de grootste en fanatiekste ­aanhang en met de ondervoorzitter van de voetbalbond in de rangen met de vinger wordt gewezen door andere clubs.

In Jan Breydel zouden de scheidsrechters minder durven te fluiten tegen de thuisploeg Club Brugge.

Gratuit of niet, elk weekend worden dat soort beschuldigingen geuit tussen clubs, tegen scheidsrechters, gaande van onkunde over schrik tot vooringenomenheid. Trainers kunnen ongehinderd de autoriteit van de scheidsrechters aantasten zonder noemenswaardige straf. Een veralgemening van de videoref zoals volgend seizoen is gepland, is een prima zaak maar de discussies zullen blijven. Betaal ten slotte de scheidsrechter een degelijk salaris, maak het vak aantrekkelijk en stimuleer ­professionalisme.