Mag men aanzetten tot terrorisme?

In deze week van herdenking van de aanslagen in ons land wijst mediaspecialist Leo Neels op het "uiterst belangrijk" arrest dat het grondwettelijk hof vorige week uitsprak. "Het betreft de kern van ons samenlevingsmodel", vrije meningsuiting versus bestrijden van terrorisme.

opinie
Leo Neels
Leo Neels was hoogleraar Communicatierecht bij KULeuven en UAntwerpen.. Hij is CEO van de denktank Itinera

Democratie is de slechtste vorm van regeren, zo zei Churchill, met uitzondering van alle andere vormen die al uitgeprobeerd zijn. Een kernvraag is hoe je een democratische rechtsstaat verdedigt wanneer die in zijn kern wordt aangevallen door personen of groepen die hem willen vernietigen. Dat gebeurde twee jaar geleden met de terroristische aanvallen in Brussel.

Sedertdien heeft de regering veel maatregelen genomen inzake staatsveiligheid, preventie van aanslagen en waakzaamheid. In het kader van de bestrijding van terrorisme werd ook strafverzwaring voorzien wanneer misdrijven gepleegd worden met het oogmerk om terreur te zaaien. De regering heeft aangevoerd dat met dat nieuw arsenaal al nieuwe aanslagen werden voorkomen; het belang daarvan is, zeker in deze herdenkingsweek, niet te onderschatten!

Het gaat bij terreuraanslagen om gewone misdrijven, zoals moord en doodslag, of slagen en verwondingen en dergelijke, die met een bijzonder opzet gepleegd worden. Dat opzet is dat terroristen opzettelijk ernstige schade willen toebrengen aan het land. Ze willen de bevolking ernstige vrees aanjagen, of de overheid op onrechtmatige wijze onder druk te zetten om iets te doen of niet te doen, of nog, de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van het land ernstig ontwrichten of vernietigen. Misdrijven die met dat opzet gepleegd worden, zijn terrorismemisdrijven en die worden sedert 2013 dus zwaarder gestraft.

Terrorisme kan niet. Ertoe aanzetten ook niet.


Eén van de maatregelen betrof ook de aanzetting tot het plegen van een terrorismemisdrijf. De verspreiding van boodschappen die aanzetten tot het plegen van een terrorismemisdrijf werd strafbaar gesteld “wanneer de aanzetting het risico oplevert dat zo’n misdrijf mogelijk wordt gepleegd”. Om strafbaar te zijn, moest de aanzetting het risico inhouden dat er mogelijk een terrorismemisdrijf werd gepleegd.

In 2016, na de aanslagen, werd die bepaling flink aangescherpt. Onder meer werd het vereiste dat de aanzetting het risico moest opleveren dat zo’n misdrijf mogelijk wordt gepleegd nu weggelaten. Het Grondwettelijk Hof heeft deze week deze weglating strijdig verklaard met de beginselen inzake uitingsvrijheid. Dat is een uiterst belangrijk arrest over één van de fundamenten van ons samenlevingsmodel.

In een democratische rechtsstaat wil je de fundamentele rechten en vrijheden maximaal verdedigen tegen degenen die terreur willen zaaien. We verdedigen ons daartegen, precies omdat we die rechten en vrijheden willen vrijwaren. Soms, zo oordelen overheden, moet je op sommige rechten en vrijheden kunnen ingrijpen omdat het te bereiken doel – voorkoming van nieuwe terroristische aanslagen – zo belangrijk is dat, bijvoorbeeld, de vrijheid om in dat verband uw mening te uiten beperkt moet worden. Als je geen aanslagen wil, moet je toch ook niet toelaten dat iemand ertoe oproept of aanzet?

En daar komen we dus in de nuance: daarover gaat de rechtsstaat. Geen brutale of overdreven, maar beredeneerde beperkingen. Dat onderscheidt immers een rechtsstaat van een dictatuur.

 Een moeilijke paradox.

De beperking die we aan aanzetting tot terrorismedaden opleggen moet dus aan voorwaarden beantwoorden. Immers, we willen maximaal onze fundamentele rechten en vrijheden vrijwaren. Ziedaar een moeilijke paradox.

Destijds was zelfs overwogen om sympathie met terrorisme strafbaar te stellen. We hebben weinig sympathie voor wie sympathiseert met terrorisme, en dat vinden we zeker een extreme en ongepaste meningsuiting. Maar extreme en ongepaste uitingen zijn toegelaten: we gaan ervan uit dat we die met betere uitingen kunnen bestrijden, dát is het leerstuk van meningsvrijheid.

Risicoleer

Parlement en regering moeten nu wel de terrorismewet bijsturen en de risicovoorwaarde die eerst aan aanzetting tot terrorisme verbonden was, weer in de wet inschrijven. Dat is belangrijk, omdat het aansluit bij een van de klassieke leerstukken inzake uitingsvrijheid.

Dat noemt men de risicoleer, en die is afkomstig uit het Amerikaans recht, en heet daar de “clear and present danger-“test. De politieke overheid kan omstandigheden aanduiden die ze volstrekt wil voorkomen, zoals terrorisme-aanslagen: dat is zowel haar taak als haar goed recht. Ze mag daarbij ook de “aanzetting tot” zulke aanslagen strafbaar stellen, maar op voorwaarde dat de aanzetting het duidelijk en acuut gevaar oplevert dat het tot reële terrorismedaden kan komen.

Het iconisch voorbeeld, buiten terrorisme, is dat men in een volle theaterzaal níét de uitingsvrijheid heeft om zomaar “Brand! Brand!” te roepen: dat roept het direct gevaar op dat mensen in paniek weg willen en dat er doden en gewonden vallen ingevolge de onverantwoordelijke paniekkreet. Die is dan strafbaar.

In 2013 had ons parlement bij de invoering van het aanzettingsmisdrijf inzake terrorisme, de risicobepaling mee opgenomen, in 2016 werd die weggelaten. Het Grondwettelijk Hof heeft nu beslist dat die weglating strijdig is met de beginselen van uitingsvrijheid: de afweging aan een duidelijk en acuut gevaar dat uit een uiting ook daadwerkelijk een terroristische aanslag zal volgen, moet terug in de wet.

De vrijheid van meningsuiting is geen geringe zaak: daarop rust en daarvoor dient een democratie en een rechtsstaat.

Het is een toonbeeld van hoe we bij de verdediging van onze waarden en normen – in dit geval de vrijheid om ons te uiten – tegelijk proberen te streven naar maximale handhaving van onze vrijheden. Het heeft immers geen zin je tegen terreur die die vrijheden wil opheffen te beschermen en dan zelf je fundamentele rechten en vrijheden te vernietigen.

Het Grondwettelijk Hof heeft bepaald dat het parlement te ver is gegaan. Het parlement moet dus de balans nu terug in evenwicht brengen met de basisinzichten van vrijheid. Die vrijheid is geen geringe zaak: daarop rust en daarvoor dient een democratie en een rechtsstaat.

Belga

“Checks and balances”

Het is opmerkelijk dat we die debatten nauwelijks voeren, de media hebben er nauwelijks belangstelling voor. Dat is eigenlijk niet aanvaardbaar: het arrest van het Grondwettelijk Hof is uiterst belangrijk nieuws, het betreft de kern van ons samenlevingsmodel.

Het is ook niet erg dat het Hof de regering en het parlement corrigeert: dat zijn immers juist de zgn. “checks and balances” in een democratische rechtsstaat. Zo werkt een democratie nu precies. Dat zien we in de VS, waar de 45ste president voortdurend tegen de beperkingen van zijn macht aanbotst. We zien het ook in Hongarije, Polen of Turkije, waar regimes die beperkingen opheffen en zich buiten de democratische rechtsstaten aan het positioneren zijn.

Veel uitingswetgeving kan en moet beter

We kennen nog wel beperkingen van meningsuiting, zoals de aanzetting tot haat of geweld, die moeten bewezen worden bij het racismedelict. Misschien is het goed daar ook het daadwerkelijk risico aan toe te voegen.

In de mate dat onze bijzonder ruime discriminatiewet ook uitingen zou verbieden - wat sommigen denken – is er geen enkele rem. Het is best dat de wetgever dit eens en voor altijd verduidelijkt: de discriminatiewet bestraft effectieve handelingen die discrimineren, en is geen regeling van uitingen.

De seksismewet is op dit punt te verwerpen. Het is goed dat die seksistisch gedrag strafbaar stelt, dat is publiek gedrag dat iemand vernedert of minacht omwille van haar of zijn geslacht. Maar de wet stelt ook zulke uitingen strafbaar, zonder dat aangetoond moet worden dat er opgeroepen wordt tot haat of geweld ten opzichte van personen of dat er een direct gevaar is dat ze het voorwerp worden van vernederend gedrag.

Het Hof corrigeerde deze week terecht de terrorismewet en noopt het beleid om het risicobewijs terug in te voeren vooraleer we aanzetting tot terrorisme veroordelen.

Die wetten zijn eigenlijk niet in orde. Het Hof corrigeerde deze week terecht de terrorismewet en noopt het beleid om het risicobewijs terug in te voeren vooraleer we aanzetting tot terrorisme veroordelen. De discriminatiewet moet alleen discriminerende handelingen bestrijden, en de seksismewet moet alleen seksistische handelingen bestrijden. Die wetten moeten dus meteen aangepast worden. Ook dat is de les van het Grondwettelijk Hof met dit princiepsarrest.

Het heeft geen zin de democratische rechtsstaat te willen verdedigen door bij wet een verregaande erosie te introduceren van zijn fundamentele waarden. Dit is echt en fundamenteel werk voor het parlement.

----

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. 

Meest gelezen