Direct naar artikelinhoud
Opinie

Laten we het voortouw nemen bij diepzeemijnbouw

Philippe Muchez, Manuel Sintubin en Niels Hulsbosch.Beeld rv

Niels Hulsbosch is postdoctoraal onderzoeker ertsgeologie aan het departement aard- en omgevingswetenschappen van de KU Leuven. Manuel Sintubin is hoogleraar geodynamica aan het departement aard- en omgevingswetenschappen van de KU Leuven. Philippe Muchez is hoogleraar ertsgeologie aan het departement aard- en omgevingswetenschappen van de KU Leuven.

De diepzee ligt bezaaid met rijke metaalafzettingen. Niet verwonderlijk dat nationale regeringen en mijnbouwbedrijven deze metaalafzettingen in het vizier nemen. Ook de Belgische overheid steunt de exploratie van deze diepzee-afzettingen. Vooral de mangaanknollen op de abyssale vlaktes – op een diepte van 4000 tot 6000 m – trekken de aandacht. Deze knollen bestaan hoofdzakelijk uit ijzer- en mangaanhydroxiden maar bevatten ook een verscheidenheid aan zeldzame metalen, in het bijzonder kobalt. Kobalt is een zodanig fundamenteel – en op het moment onvervangbaar – element in onze transitie naar een duurzame wereld, dat het ook niet verwonderlijk is dat het door de Europese Commissie wordt gezien als een van de 27 kritieke metalen en grondstoffen. Kobalt vindt immers zijn belangrijkste toepassing (42%) in hoogwaardige batterijen, essentieel voor de ontwikkeling van low carbon energietechnologieën. De voorraden aan kobalt in de diepzee worden geschat op een veelvoud van de gekende voorraden op land. Diepzeemijnbouw opent dan ook het perspectief de aanvoer van dit kritieke metaal voor de toekomstige noden te verzekeren.

Nu dat de vooruitzichten op diepzeemijnbouw steeds realistischer worden, groeit ook het verzet vanuit de milieubewegingen. Zij beroepen zich vooreerst op het voorzorgsprincipe en betwijfelen enige noodzaak van deze bijkomende bron van primaire grondstoffen in de context van een goed draaiende circulaire economie. Zo pleitte recent de Bond Beter Leefmilieu er nog voor dat de Belgische overheid elke financiële of andere steun voor diepzeemijnbouw zou stopzetten. Maar is het nu wel het moment om aan de zijlijn te gaan staan, net nu dat internationaal de kaders worden uitgetekend waarbinnen diepzeemijnbouw mogelijk zal kunnen plaatsvinden in de toekomst? 

Het is onredelijk te denken dat een mondiale samenleving geen primaire grondstoffen meer nodig heeft

In deze vroege testfase, hangen er inderdaad nog vele vragen rond diepzeemijnbouw, gaande van de technische haalbaarheid tot de economische rentabiliteit. Maar de grote onbekende is zeker de inschatting van de risico’s verbonden met diepzeemijnbouw. Zonder enige twijfel zal diepzeemijnbouw een niet te verwaarlozen impact hebben op de abyssale fauna en flora, waarvan we voor het ogenblik nog zo weinig weten. Hier delen we zeker de grote bezorgdheid van de milieubewegingen. Marien biologisch onderzoek naar deze kwetsbare ecosystemen op mogelijke exploitatiesites dienen elke testfase vooraf te gaan om zo niet alleen de impact, maar ook het regeneratiepotentieel van het ecosysteem te kunnen evalueren.

Het is echter onredelijk te denken dat een mondiale samenleving, met een exponentieel groeiende wereldbevolking en een gestage toename in welvaart, geen primaire grondstoffen meer nodig heeft, zeker op korte termijn, maar ook op middellange tot lange termijn. De recyclage van secundaire grondstoffen na hun gebruik – de kern van een circulaire economie – staat immers ook nog steeds in zijn kinderschoenen. Het recyclagepotentieel van kritieke metalen, zoals kobalt, aan het einde van de levenscyclus is nog steeds laag (~35% voor kobalt volgens de Europese Unie). Ook de aanvoer van vele secundaire kritieke grondstoffen is momenteel nog te beperkt doordat ze ingebouwd zijn in apparaten met een steeds langere levensduur. 

De bijdrage van secundaire grondstoffen zal nog lang ontoereikend zijn om aan de toenemende vraag te voldoen en zullen we dus een beroep moeten doen op primaire grondstoffen. Bovendien neemt de milieu-impact van mijnbouw op land steeds meer toe, vooral omdat door toenemende metaalprijzen en efficiëntere mijnbouw- en extractietechnologieën, het ontginnen van grootschalige maar laaggradige afzettingen economisch rendabel geworden is.

Als diepzeemijnbouw op internationaal vlak technisch en economisch haalbaar wordt, zal hij niet meer tegengehouden kunnen worden

We mogen ook niet naïef zijn. Als diepzeemijnbouw op internationaal vlak technisch en economisch haalbaar wordt, zal hij niet meer tegengehouden kunnen worden. We mogen dan ook niet de opportuniteit aan ons voorbij laten gaan om een actieve rol te spelen in deze initiële onderzoeksfase van de exploratie van diepzee-afzettingen. Onderzoeksprogramma’s gedreven vanuit een symbiose tussen universiteiten, onderzoeksinstellingen, bedrijven, en overheden moeten ons nu in staat stellen om zo snel mogelijk relevante geologische, marien biologische en mijnbouwkundige kennis te verwerven. Dit onderzoek moet instaan voor een degelijke wetenschappelijke onderbouwing bij het ontwikkelen van robuuste milieu-, sociale en institutionele regelgeving voor het evalueren, bewaken en reguleren van de toekomstige diepzeemijnbouw. We moeten samen werken aan het tot stand brengen van een cultuur van verantwoordelijk bestuur en beheer van diepzee-afzettingen, om uiteindelijk te zorgen voor een zo beperkt mogelijke milieu-impact van deze nieuwe industrietak die mee kan instaan voor de kritieke grondstoffen voor een hoogtechnologische, duurzame samenleving.

Nu elke betrokkenheid in de ontwikkeling van diepzeemijnbouw opzeggen, kan in de toekomst leiden tot onverantwoord en ongereguleerd ontginnen zonder enige aandacht voor de milieu-impact

Het is dus nu zeker niet het moment om aan de kantlijn te gaan staan. Hier heeft België troeven in handen om in deze initiële, maar ook cruciale fase een voortrekkersrol te spelen, met een uitgebreide wetenschappelijke expertise aan universiteiten en onderzoeksinstellingen, maar ook met wereldspelers op het vlak van zowel mariene ontginningen als recyclage van kritieke grondstoffen. Nu elke betrokkenheid in de ontwikkeling van diepzeemijnbouw opzeggen, kan in de toekomst leiden tot onverantwoord en ongereguleerd ontginnen zonder enige aandacht voor de milieu-impact, mogelijk onvoorziene prijsfluctuaties en verstoring van de markt, maar ook tot een mogelijke braindrain aan expertise uit ons land. 

De uiteindelijke beslissing om in te zetten op diepzeemijnbouw als een van de vormen van primaire grondstoffenproductie, zal een zorgvuldige beoordeling vergen van alle mijnbouwtechnische, milieu-gerelateerde, economische en sociale gevolgen in het kader van de internationaal afgesproken duurzaamheidsdoelstellingen. Laat ons dan ook in dit proces het voortouw nemen en een onuitwisbare stempel drukken op de internationale standaarden waaraan diepzeemijnbouw moet voldoen. Een verantwoorde, sterk gereguleerde en gemonitorde ontginning van primaire grondstoffen in de diepzee kan complementair zijn aan de ontginning van secundaire kritieke grondstoffen in het kader van een circulaire economie. Dat de Belgische overheid zich nu zou terugtrekken uit dit vroege stadium van een proces dat nog jaren, zelfs decennia  in beslag zal nemen, zou dan ook een fout signaal zijn.

Lees ook

Geselecteerd door de redactie