Direct naar artikelinhoud
Slavernij

Portugal ontdekt slechte kant van zijn koloniaal verleden

Ribeira das Naus, de kade in Lissabon waar het slavernijmonument moet komen. Beeld VANPARYS

De Portugezen zijn ongekend trots op hun zeevaardersverleden. Zelfs over hun rol in de mondiale slavenhandel hebben ze jarenlang een ethisch verantwoord sausje gegoten. Maar daarin komt nu verandering.

Hier moet het monument komen. ­Beatriz Gomes Dias staat aan de oever van de Taag, die breed en traag de laatste kilometers naar zee aflegt. Nu is de kade in Lissabon een wandelpromenade, maar ooit, in de eeuw die voor de Portugezen de gouden was, de 16de, meerden hier de schepen aan nadat ze hun reis over de wereldzeeën hadden voltooid. Ze brachten slaven uit Afrika en namen hen weer mee naar Amerika. In een gebouw dat hier stond, werden de slaven tijdelijk ondergebracht.

Slavenhandel

Nu is er niets meer dat herinnert aan de levendige slavenhandel van toen. En dat is precies wat Gomes Dias (46) dwarszit. Zij wil een monument voor de tot slaaf gemaakte mensen. Zo zegt ze dat, consequent: tot slaaf gemaakte mensen.

"Het monument moet een hommage aan hen brengen", zegt ze. "En we willen ook de discussie over racisme in onze tijd losmaken."

Dat monument komt er. Lissabon kent al jaren een burgerbegroting, een potje van de gemeente voor plannen van de inwoners zelf. De vereniging van Portugezen van Afrikaanse afkomst Djass, waarvan Gomes Dias voorzitter is, diende het idee voor het slavernijmonument in – en won de laatste stemming.

In verschillende landen staat het koloniaal ver­leden volop ter discussie. Ook in Portugal hangt verandering in de lucht. Het land begint voorzichtig aan kritisch zelfonderzoek te doen. Het slavernij­monument staat daar symbool voor

Het eiland Gorée

Het bezoek vorig jaar van de Portugese president Marcelo Rebelo de Sousa aan het Senegalese eiland Gorée was in twee opzichten veelzeggend. Vanaf dit eiland, in de 17de eeuw door de Nederlanders overgenomen van de Portugezen en vernoemd naar het Zuid-Hollandse Goeree, werden ­eeuwenlang slaven uit Afrika afgevoerd naar Amerika.

Inmiddels is het een soort bedevaarts­oord geworden voor hoogwaardigheidsbekleders die de slavernij willen herdenken. Paus Johannes ­Paulus II vroeg hier om vergeving van de katholieke missionarissen die hadden mee­gedaan aan de slavenhandel. Ook de Amerikaanse presidenten Clinton, Bush junior en Obama deden het eiland aan.

De Portugese president Marcelo Rebelo de Sousa op het Senegalese eiland Gorée, van waaruit eeuwenlang Afrikaanse slaven naar Amerika werden vervoerd.Beeld AFP

Het was dus niet zonder betekenis dat de Portugese president, een afstammeling van de grootste slavenhandelaren uit de geschiedenis, er voet aan wal zette. Toch was hij voor sommigen nog niet deemoedig genoeg. Rebelo de Sousa zei op Gorée dat Portugal het onrecht van slavernij had erkend door die in 1761 als eerste af te schaffen. En gezien de warme ontvangst ter plekke hadden de Portugezen verder geen reden om zich ergens voor te schamen.

Een hele schare Portugese intellectuelen ontstak door die opmerkingen in woede. Portugal had de slavernij in 1761 weliswaar afgeschaft in eigen land, maar Rebelo de Sousa verzweeg dat er in de Portugese koloniën toen nog niets veranderde. Beter was het geweest, vond men, als de president net als paus Johannes Paulus zijn spijt had betuigd voor de ­Portugese rol in mensenhandel en uitbuiting.

Het is nogal een omslag. De Portugezen waren altijd ongekend trots op hun zeevaardersverleden. Tegenwoordig stelt Portugal op wereldschaal misschien niet zoveel meer voor, maar de Portugezen vinden nog altijd troost in het feit dat dit in het verleden anders was.

Hendrik de Zeevaarder

Aan de oevers van de Taag, een stukje stroomafwaarts vanaf het centrum van Lissabon, staat een groots Monument voor de Ontdekkingen. Daar gaat Hendrik de Zeevaarder voorop, met in zijn gevolg al die mannen die zeeroutes ontdekten naar India, naar China, de hele wereld rond.

Achter hen ligt het Jerónimos-klooster, gebouwd in de Portugese glorietijd. Uit de grauwe stenen zijn scheepstouwen, kettingen en zeewieren gehouwen: de manuelstijl, genoemd naar de Portugese koning die destijds aan de macht was. Vasco de Gama, die naar India voer, ligt er begraven. Gebroederlijk naast hem ligt Luís de Camões, die een heldenepos dichtte over de Lusitaniërs (een ander woord voor Portugezen).

Het monument voor Hendrik de Zeevaarder in Lissabon.Beeld Flickr/Charles Roffey

Probeer te midden van zoveel zelffelicitatie het feestje maar eens te verstoren.

Toch is dat wat Marta Araújo (45), sociaal wetenschapper, deed. Zij onderzocht met een kritische blik hoe de schoolboeken in haar land het slavernijverleden weergeven. "Er komen in die boeken kaarten voor met de ‘rijkdommen die werden verhandeld’: ivoor, goud, chilipepers, slaven. Alsof tot slaaf gemaakte mensen gewoon een product waren!"

'Zwarte mensen worden alleen geportretteerd als slaaf en als slachtoffer'
Marta Araújo, sociaal wetenschapper

Wat volgens Araújo compleet wordt genegeerd: de strijd die slaven voerden in de koloniën. "Altijd verschijnt er een witte redder. Zwarte mensen worden alleen geportretteerd als slaaf en als slachtoffer. Over de opstanden tegen de Portugese overheerser geen woord. Een kind zei een keer tegen mij: ik had geen idee dat ze zichzelf konden bevrijden."

Araújo werkt aan de universiteit van Coimbra, de oudste van het land. De universiteitsbibliotheek is er ingelegd met het goud afkomstig uit de koloniën, maar tot verontwaardiging van Araújo wordt de bezoeker met geen woord ingelicht over de herkomst van al die rijkdom. De stoepen in deze stad zijn ingelegd met windrozen.

Het ministerie van Onderwijs toonde weinig belangstelling voor haar onderzoek, vertelt Araújo. "Ze zeiden daar: de geschiedenis is nu eenmaal de geschiedenis."

Portugal ziet zichzelf volgens Araújo graag als de uitzondering. "Wij zouden een goedwillende kolonisator zijn geweest, veel minder wreed dan de Nederlanders of de Engelsen. De Portugezen zouden van nature goed mengen met mensen uit de tropen, omdat ze zelf ook een mix zijn van verschillende volkeren, van Kelten, Romeinen en Moren." Het regime van Salazar promootte dit idee van ‘lusotropicalisme’, om te rechtvaardigen dat Portugal tot laat in de twintigste eeuw nog koloniën had.

"Deze mythe wordt herhaald en herhaald", verzucht Beatriz Gomes Dias. "En daardoor geloven mensen dat Portugezen niet racistisch zijn. Hoe kunnen we racistisch zijn, als we de eersten waren die contact zochten met andere culturen?"

Zwarte Portugezen

In Portugal, en zeker in Lissabon, zie je op straat volop mensen met een donkere huidskleur. Toch merkt ­Gomes Dias, wier ouders afkomstig zijn uit Guinee-Bissau, dat zwarte mensen niet als volwaardige Portugezen worden beschouwd. Op tv, in de politiek en bij de overheid zijn zij volgens haar zo goed als afwezig. In overheidscampagnes komen alleen witte mensen voor.

Gomes Dias is groot voorstander van het bevolkingsonderzoek dat de Portugese overheid gaat doen, zodat dit "institutioneel racisme" kan worden blootgelegd. "Dan weten we eindelijk hoeveel zwarte Portugezen er zijn. En dan kunnen we bewijzen dat er discriminatie is op de arbeidsmarkt, op scholen, bij de huisvesting."

De plotselinge aandacht voor ­racisme is het gevolg van een generatiewisseling, denkt Gomes Dias, in het dagelijkse leven biologielerares. "Onze ouders vochten voor onafhankelijkheid van Portugal. De eerste generatie immigranten nam genoegen met een dak boven het hoofd en de Portugese nationaliteit. Nu is het onze tijd. Wij willen dat ze ons erkennen als volwaardige Portugezen."

'Het was voor mij een schok dat Portugal de grootse slavenhande­laar uit de geschiedenis is'
André Amálio, theatermaker

Niet alleen de zwarte Portugezen, ook een nieuwe generatie witte Portugezen laat van zich horen. André Amálio (41), theatermaker, leerde net als ieder Portugees kind op school dat zijn land de slavernij als eerste in de ban deed. "Pas toen ik in Engeland studeerde, hoorde ik dat de Portugezen ook met de slavenhandel waren begonnen. En dat Portugal de grootste slavenhandelaar uit de geschiedenis is. Dat was voor mij een schok." Amálio verwerkte de scène in het theaterstuk Passa-Porte (Paspoort), over de Portugese identiteit.

Portugal raakte pas in 1975 zijn laatste Afrikaanse koloniën kwijt. "Wij hebben, anders dan onze ouders, de koloniale tijd niet meegemaakt", zegt André Amálio. "Daarom zijn we niet bang om ­terug te kijken. Het lijkt soms alsof we leven in een tijd van hernieuwd nationalisme. Maar tegelijkertijd is er een tegen­beweging aan de gang, die het eigen verleden niet wil verheerlijken, en die zich in zelfkritiek wil oefenen."

Dat gaat niet zonder slag of stoot. Er zijn vrienden die tegen Amálio zeggen: waar ben je mee bezig? "Ze snappen niet waarom ik slecht spreek over de Portugezen en vinden dat ik het moet hebben over de grootse dingen die Portugal heeft gedaan." Met een zucht: "Ze willen liever blijven geloven in een sprookje."

Hij niet. "Ik wil de geschiedenis herschrijven", zegt André Amálio. Net als ­Beatriz Gomes Dias en Marta Araújo. "Het is tijd om het denken te dekoloniseren."