Direct naar artikelinhoud
Filmrecensie

'The Third Murder': Japanse regisseur Hirokazu Kore-eda ontgoochelt

Een scène uit ‘The Third Murder’.Beeld RV

Na een reeks terecht bejubelde familiedrama’s, waagt Hirokazu Kore-eda zich ditmaal aan een misdaadfilm annex rechtbankthriller. Hij zet de genreconventies op de schop en vervangt ze door vage filosofische overpeinzingen. Het resultaat is - zeker voor een regisseur van zijn status - ronduit ontgoochelend.

Er bestaat niet de minste twijfel over de misdaad. In de eerste scène van The Third Murder zien we hoe een man bij nachte een moord pleegt: hij mept het slachtoffer tegen de grond en steekt het lichaam in brand. De verdachte, Takashi Misumi, heeft er al dertig jaar in de cel op zitten voor een dubbele moord. Zijn nieuwe, derde slachtoffer is de industrieel die hem na zijn vrijlating een job heeft bezorgd. Misumi wordt verdedigd door een trio onder leiding van hoofdadvocaat Tomoaki Shigemori. Helaas verandert hij zo vaak zijn versie van de feiten dat zowel zijn raadsmannen, de procureur als de rechter er hoorndol van worden.

Terwijl alle personages, met uitzondering uiteraard van de moordenaar, zich het hoofd breken over wat er die bewuste nacht is gebeurd, vraag je je als kijker vooral af waarom de beschuldigde zo volatiel is in zijn verklaringen. Die hij daarenboven opdist met een milde glimlach om de lippen of een kwansuis gepijnigde frons op het voorhoofd. Pleiter Shigemori heeft slechts één doel voor ogen: zorgen dat Misumi niet de doodstraf krijgt. De waarheid vinden interesseert hem minder. Het is dit manco in het juridische systeem – de waarheid is wat de rechtbank beslist, niet wat écht gebeurd is – dat de Japanse regisseur en scenarist Hirokazu Kore-eda met The Third Murder aan de kaak lijkt te willen stellen.

Still uit 'The Third Murder'.Beeld RV

Zevende knoopsgat

Zo diffuus het labyrint waarin de personages verdwalen, zo diffuus is de film. Kore-eda (After Life, Still Walking) neemt bijvoorbeeld geen standpunt in tegen de doodstraf. De uitspraak van Shigemori’s vader, de rechter die Misumi dertig jaar eerder veroordeeld heeft, dat hij hem indertijd beter de doodstraf had gegeven - “maar ja, toen dachten we dat misdaad voortkwam uit sociale factoren” - wordt nooit terdege gecounterd.

Kore-eda koppelt zijn dubbelzinnige ethiek aan symboliek van het zevende knoopsgat (de kanaries, de dochters van de twee hoofdpersonages, de handicap van het dochter van het slachtoffer) die zelfs een visuele pendant krijgt als hij in een van de laatste scènes de reflectie van het hoofd van de advocaat zo goed als laat samensmelten met het hoofd van de moordenaar. Ik ben niet zeker wat hij daarmee wil zeggen, maar vast Iets Heel Belangrijks. Voor een film die uitblinkt in vaagheid – zie ook de beweeg-ik-de-camera-of-beweeg-ik-hem-niet-beeldvoering – kan het geen toeval zijn dan de geaffecteerde, richtingloze pianokronkels van Ludovico Einaudi de soundtrack, nou ja, sieren. Daarenboven helpt het onderkoelde, bijna bloedeloze acteren ook al niet.

We hebben dit jaar al veel slechtere films gezien en er zullen er ongetwijfeld nog volgen. Maar een Kore-eda van dit niveau – met voorsprong zijn zwakste – is een steek door het hart.

Nu in de zalen.