© Luc Daelemans

Hans Bourlon, CEO van Studio 100: “We hebben de ‘Teletubbies’ laten schieten. Stom van ons”

Hans Bourlon is, samen met Gert Verhulst, al meer dan twintig jaar de drijvende kracht achter Studio 100. Hij stond in 2015 op de 152ste plaats in de lijst van rijkste Belgen, maar in zijn boek ‘De Blik van Bourlon’ schrijft hij dat hij met zijn geld nooit een Lamborghini zal kopen. Liever breekt hij zich het hoofd over hoe hij ten alle tijde een grootmoedig mens kan zijn.

Jo SMEETS

Als je een van de founding fathers bent van een miljoenenbedrijf als Studio 100, dat het al meer dan twintig jaar uitstekend doet, kan je wel zeggen dat je iets geleerd hebt van het leven. En die kennis deelt Hans Bourlon (56) tegenwoordig graag met iedereen die het lezen wil in ‘De Blik van Bourlon’, dat ondertussen aan zijn vijfde druk toe is. “Het is een eenzaam bestaan als je een bedrijf lijdt”, zegt hij. “Omdat er niemand boven je staat. Het moeilijkste vind ik de vele aanvragen die ik wekelijks binnenkrijg. Vaak van mensen die ik niet eens ken. En meestal gaat het dan om geld.”

Wat de meeste geïnterviewden in deze reeks met mekaar gemeen hebben, is dat ze gedreven zijn. Zo ook Hans Bourlon, die ons in ‘De Blik van Bourlon’ middels korte verhalen een inkijk gunt in zijn hoofd én in zijn bestaan als CEO van Studio 100. Voor u gillend wegloopt: het boekje is geen met tabellen en spreadsheets getooide handleiding voor ondernemers, maar wel het relaas van een schrijver die een antwoord zoekt op prangende levensvragen en en passant een reeks actuele thema’s van persoonlijke commentaar voorziet. Waarom Bourlon dit boek per se wilde schrijven? Het heeft veel, zo niet alles te maken met die legendarische gedrevenheid van hem. “Mijn drive bestaat uit de wil om iets te doen, de goesting om dingen vast te pakken, het verschil te maken”, zegt de Studio 100-baas, die ons ontvangt in zijn hoofdkwartier in Schelle. “Ik ben van nature iemand die weldenkend is, graag leest, mediteert, bij de dingen stilstaat, maar uiteindelijk moet er toch gewerkt worden. Bij de scouts heb ik geleerd dat dat belangrijk is, beter dat dan zomaar wat in het wilde weg te zitten denken. Omdat het voldoening geeft, en voldoening is zeer belangrijk in een mensenleven. Die dingen vastpakken, bij Studio 100 gebeurt dat meestal in teamverband, maar dit boek heb ik helemaal alleen geschreven. En zo ben ik erachter gekomen dat schrijven een zeer eenzaam beroep is, maar tegelijk is het ook een enorme uitdaging.”

Hou je van de eenzaamheid van de schrijver?

“Absoluut. Het is soms een worsteling, maar zo gauw ik on track ben, kan ik gaan schaven en krijg ik er plezier in. Het geeft diepte aan wat ik doe.”

Kunnen we jou leren kennen door het lezen van ‘De Blik van Bourlon’?

“Ik laat zeker in mijn hoofd kijken. Het zijn gedachten - die constant ronddraaien in mijn hoofd - tot verhaaltjes gedistilleerd. Uiteraard hoeft niet álles letterlijk genomen te worden, want sommige passages zijn deels verzonnen. Omdat mijn leven nu eenmaal te saai is om een volledig boek mee te vullen.” (lacht)

In een bepaalde passage wordt jouw leven geschetst door jouw secretaresse: ‘Veel meemaken, de wereld zien. Dat moet leuk zijn, maar ik zou niet willen ruilen. Zeven dagen per week de klok rond in de weer zijn, die verantwoordelijkheid, die beslissingen, de aandacht van de pers, altijd op je hoede zijn en je afvragen hoe oprecht de mensen zijn. Dat moet wegen.” Klopt deze omschrijving?

“Toch wel, ja. Soms, als ik in de supermarkt sta aan te schuiven aan de kassa, ben ik jaloers op de caissière: zij doet straks haar kassa dicht, dan zit haar werk erop en mag ze naar huis. Maar als je aan het hoofd staat van een complex bedrijf als Studio 100 is het werk nooit gedaan. Er liggen altijd grote dossiers open, dingen die je niet in één-twee-drie kan oplossen. En dan is er nog de eenzaamheid die gepaard gaat met de functie. Ik heb dan nog het geluk dat ik een collega heb, Gert, met wie ik altijd kan overleggen, van wie ik steun krijg...”

‘Het is eenzaam aan de top van een bedrijf’ schrijf je, ‘omdat er niemand boven je staat.’ Kan je die eenzaamheid eens omschrijven?

“Je moet altijd keuzes maken. Soms kan je kiezen tussen rood en geel, terwijl je weet dat geen van beide de juiste keuze is. Omdat - welke beslissing je ook neemt - het een vaak onomkeerbare impact kan hebben op mensenlevens. Het kan iets teweegbrengen dat nog jaren zal nazinderen. Maar toch moet je die beslissing nemen omdat er andere belangen mee gemoeid zijn. Andere belangen dan die van je medewerkers, bijvoorbeeld. Ik heb geleerd dat ik medewerkers niet als een constante mag beschouwen. Als ze zich de ene week goed in hun vel voelen, betekent dat niet automatisch dat dat de week erna ook nog zo is. Een medewerker heeft altijd ambities en onvervulde wensen, en soms botsen die ambities met die van het bedrijf. Daar moet je als bedrijfsleider oog voor hebben.”

© Luc Daelemans

“En dan zijn er nog de puur zakelijke besognes. Gaan we die overname doen of niet? En soms moet je achteraf vaststellen dat je de verkeerde keuze hebt gemaakt. De Teletubbies hebben we bijvoorbeeld níet gekocht. Stom. We hadden nochtans bijna een akkoord, maar we dachten: ‘Als we nog wat wachten, zullen we helemáál onze zin krijgen.’ Uiteraard waren er nog andere geïnteresseerden, en dáár hadden we even geen rekening mee gehouden. Dat noemt men zelfgenoegzaamheid.”

Of hoe het leven van een manager zwaar kan zijn. Je schrijft nochtans ook dat je leven eigenlijk supergemakkelijk is: ‘Ze schuiven een stoel onder je achterwerk, de koffie staat klaar en je kunt je eigen agenda regelen.’ Wat is het nu? Makkelijk of moeilijk?

“Het ene sluit het andere niet uit. Iets wat ik altijd een moeilijke zal vinden: op welke manier benaderen mensen je? Ook in mijn eigen bedrijf, daardoor heb ik geleerd om afstand te houden. Als ik te familiair omga met mijn medewerkers wordt de situatie al snel ingewikkeld. Niets menselijks is mij vreemd, dus ik geef toe dat ik bepaalde medewerkers liever heb dan andere. Maar dát is nu net iets dat ik nooit mag laten blijken. Moeilijk, hoor. En soms ook jammer voor mezelf, want ik kan aan medewerkers die ik graag heb nooit voorstellen om - ik zeg maar iets - samen op vakantie te gaan. (haalt de schouders op) Het hoort er nu eenmaal bij. Anderzijds is er in een bedrijf als Studio 100 wel elke week iets te vieren, dat maakt veel goed.”

Als je de afstand tot je medewerkers probeert te bewaren, hoe weet je dan dat je niet te veel afstand neemt?

“Ik vind het belangrijk om alle namen te onthouden en ik zie het als mijn plicht om zo vriendelijk mogelijk te zijn, om interesse te tonen. Als ik zenuwachtig en vol stress op mijn medewerkers ga roepen, kan je er zeker van zijn dat dat het hele bedrijf besmet. Mijn aanwezigheid en de rust die ik uitstraal is dus een wezenlijk onderdeel van mijn functie.”

Uit je boek kan ik opmaken dat je altijd heel zeker van je stuk bent.

“Toch val ik ook wel eens ten prooi aan twijfels, hoor. Eigenlijk werken Gert en ik volgens twee criteria. Ten eerste: hoe kunnen we groei creëren? En ten tweede: hoe kunnen we ervoor zorgen dat we vannacht toch goed slapen? En ja, zelfzekerheid is daar belangrijk in. We hebben met Studio 100 toegang tot enorm veel cash, de banken gaan welwillend mee in onze toekomstplannen omdat we een goeie track record hebben. Als je die positie wilt behouden, komt het er inderdaad op aan om zelfzekerheid aan de dag te leggen, wat niet betekent dat je overmoedig moet worden.”

‘Zelfvertrouwen is de sleutel als er een wit blad voor je ligt’, schrijf je.

“Klopt. Je kan dat zelfvertrouwen aanscherpen door veel te oefenen op datgene waar je je ongerust over maakt. Ik ben ervan overtuigd dat de tienduizend urenregel werkt: als je tienduizend uur gitaar speelt, zal je een behoorlijke goeie gitarist zijn. Een tennisser zal geen goeie tennisser worden door te lezen over tennis. Dus, je moet heel veel doen, en openstaan voor verbetering. Zo werken wij hier ook aan onze scenario’s. Ik herinner me vergaderingen die ’s morgens begonnen, en tegen de middag moesten er drie scenario’s klaarliggen voor ‘Kabouter Plop’ of ‘Piet Piraat’. Als je dat vooropstelt, kan je er ook voor zorgen dat het lukt.”

Gert Verhulst wordt gemakshalve geportretteerd als de creatieve, jij als de cijferaar. Maar dat blijkt niet te kloppen. Wilde je niet liever kunstenaar worden? Die indruk wek je als je in je boek schrijft dat het niets is geworden met de gitaar.

“Omdat ik een schrijnend gebrek aan talent heb.”

Tienduizend uur oefenen, en je kan het.

(lacht) “Maar ik schrijf ook dat je enig basistalent nodig hebt. Nee, mijn artistieke drive komt toch van elders. Van mijn oom, meer bepaald, die cursiefjes schreef. En van Jos Ghysen. Als jongeling was ik nooit in Limburg geweest, maar Jos Ghysen zorgde er met zijn radioprogramma voor dat ik toch een levendig beeld kreeg van de provincie. Een soort warm, anekdotisch gevoel. Limburg was een plaats waar je een typisch volkje aantrof en waar je nog gewoon in de beek kon zwemmen. Een vertekend beeld, wellicht, maar toch.”

“Je kan veel zeggen over Jos Ghysen, maar dat soort verhalen vertellen, kón hij wel. Ik heb één jaar met hem mogen werken, daar bewaar ik de beste herinneringen aan. Jos Ghysen was een wijze, verstandige man die niet gehinderd werd door een al te groot ego. Zijn boeken - die waren opgebouwd uit cursiefjes die hij schreef voor zijn radioprogramma ‘Het Schurend Scharniertje’ - waren destijds regelrechte bestsellers. Toen ik aan dit boek begon, zei mijn uitgever: ‘Een boek met kortje stukjes? Dat gaat niet werken.’ Maar als het vroeger werkte, waarom zou dat dan nu niet meer kunnen?”

Je zit al aan de vijfde druk.

“Ik moet daar eerlijkheidshalve aan toevoegen dat ze het slechts met mondjesmaat bijdrukken. (lacht) Maar goed, het was aanvankelijk de bedoeling dat we er tweeduizend zouden laten drukken, en ondertussen zitten we toch al boven de tienduizend.”

Wat hoop je dat het boek losmaakt bij de lezer?

“Ik hoop dat het aanzet tot zelfreflectie, tot nadenken over bepaalde thema’s. En mensen hebben me ook al gezegd dat ze dankzij mijn boek weer meer willen gaan lezen. Een mooi compliment.”

Er zijn er ook die zeggen dat ze vooral de plaatjes in het boek leuk vinden.

(lacht luid) “Typisch Gert om zoiets te zeggen. Mekaar uitlachen, dag in dag uit, het is iets wat ons al jaren staande houdt in dit wereldje. Daar is onze mayonaise op gebaseerd.”

Er gaat veel positivisme uit van ‘De Blik van Bourlon’.

“Ik probeer negativisme dan ook te mijden.”

Ken je negativisme?

“Tuurlijk. Net als afgunst en jaloezie, maar ook dat probeer ik te bestrijden. (denkt na) Ik geloof er nogal erg in dat je opvoeding bepalend is voor hoe je later door het leven zal stappen. Dát is wat mijn ouders me geleerd hebben, negatieve gevoelens bannen. Of er opportuniteiten in te zien. Ik heb van thuis uit een bepaalde toon meegekregen, daar doe ik nog steeds mijn voordeel mee. Mijn vader is ook zo’n positieve mens: hij is negentig, rijdt nog steeds met de auto en kijkt altijd uit naar de volgende dag.”

Je schrijft over een man die tijdens een van jouw lezingen kritiek uitte op Studio 100. ‘Het is fastfoodcultuur’, zei hij. ‘En kinderen die elke dag fastfood eten, worden ziek.’ Zouden jouw ouders hun zoon, die later wijsgeer zou worden, series van Studio 100 hebben voorgeschoteld?

“Zeker. Ik mocht toch naar ‘Het Zwaard van Ardoewaan’ kijken. Dat was een Russisch drama, hé. Zó dramatisch, je zag er mensen in sterven.”

Van valstrikken gesproken. Aan de hand van anekdotes over Napoleon leg je uit hoe je je best niet bezondigt aan overmoed.

“Dit thema komt enkele keren terug, hé. Het is iets waar ik voortdurend moet tegen vechten. Want soms denk ik wel eens: ‘Komt zonder enige twijfel voor mekaar, want het zijn wíj, Studio 100!’ En mensen rondom mij bevestigen me daar makkelijk in. Sla de kranten maar open, en je ziet meteen waar de ontsporingen zich situeren. Weinstein: overmoed. Als hij een gewone jongen was gebleven, was het misschien niet gebeurd. Ik zeg het je: bekendheid en succes brengen datgene wat al sluimert in een mens vaak aan de oppervlakte. Ik zou er niet over schrijven als ik er niet zo erg mee worstelde.”

© Luc Daelemans

“Dit doet me trouwens denken aan dat hoofdstukje in mijn boek over die rijke man die alleen en ongelukkig is, zijn kinderen wil onterven en jaloers is als zijn jachthavenbuurman een grotere boot heeft dan hij.”

Het verhaal is fictief, maar je geeft wel toe dat er een stukje van die rijke man in jou zit.

“Ja, ik heb thuis ook een kunstwerk hangen, al is het dan geen Magritte, zoals bij die rijke man. En als ik onder dat schilderij ga zitten terwijl ik bezoek heb, gaan de gesprekken daarover. Net zoals bij die man. (lacht) Waar kan ik het beste over schrijven? Toch over de dingen die het dichtst bij mij liggen, niet?”

Wat ook deel uitmaakt van jouw realiteit: je gaat stilaan naar de zestig.

“Ik sta middenin het leven, met al de ervaring die ik heb, met weinig of geen onvervulde ambities, er is geen gefrustreerd streven. En ik heb meer bereikt dan ik ooit had durven dromen.”

Dus ben je gelukkig.

“Ja, maar toch is er iets gevaarlijks aan deze leeftijd. Mensen maken je er vaker op attent dat er een soort terminus in zicht is, wat je het idee zou kunnen influisteren dat je nog één keer iets bijzonders moet doen.”

Zotte dingen doen, bedoel je.

(lacht) “Zoals alles op het spel zetten. Relevant willen zijn, nog een spoor nalaten in de geschiedenis door een ongewoon manoeuvre uit te voeren. Sla de kranten er maar op na, je ziet het vaak bij bedrijfsleiders.”

Is dat de rode draad door jouw leven, dat je nooit gekke dingen doet?

“Pas op, Studio 100 is een behoorlijk gek ding, hoor.”

Gecontroleerd gek dan toch.

“Neem nu DHX, een bedrijf in onze branche. Plots zijn ze zeer agressief bedrijven gaan opkopen, ze hebben de Teletubbies van ons afgesnoept, en vandaag is DHX een reus op lemen voeten. Ze zitten met een schuldgraad die ze niet gedekt krijgen. Ondertussen zijn ze de meubelen aan het verkopen. Geloof me: die liggen wakker nu.”

Not on your watch, bij Studio 100?

“Ik denk dat wij dynamisch en ondernemend zijn, maar inderdaad op een beredeneerde manier. Twee jaar geleden hebben duizenden mensen ingetekend op een retail bond: een soort lening die wij kregen van het publiek. Die werd drie keer overtekend, wat betekende dat we het driedubbele konden ophalen bij de mensen. Concreet betekent dit dat we negentig miljoen euro hebben opgehaald. Dat is achtergesteld, wat betekent dat die mensen als allerlaatste hun geld zullen terugkrijgen als het misgaat. De banken krijgen hun geld dus eerder terug. Wel, ik vóel die verantwoordelijkheid dagelijks. Als wij hier een beslissing nemen, denk ik aan de mensen die hun geld aan ons hebben gegeven. Want ze zullen hun geld pas over zeven jaar terugkrijgen. Ik vind het belangrijk dat die mensen niet teleurgesteld worden. En Gert ook. Want Gert en ik, wij hébben iets met de mensen.”

Is jouw huwelijk met Gert Verhulst veranderd doorheen de jaren?

“Natuurlijk, mensen evolueren. De Gert die ik in 1987 leerde kennen droeg gescheurde jeansbroeken, reed in een aftands wagentje en had de absolute ambitie om een soort Ron Brandsteder te worden. Een droom die hij nu in uitgesteld relais aan het waarmaken is. Ik sta daar echt voor te applaudisseren. Hij is er dan tóch nog in geslaagd zijn eigen talkshow te krijgen, dat kan ik alleen maar toejuichen? En ik zie aan hem dat hem dat plezier doet, hij floreert als mens. Ik probeer die nieuwe wending in zijn carrière dan ook op allerlei manieren te faciliteren. Want zo’n talkshow presenteren, daar kruipt blijkbaar wel wat energie in.”

“Als je zegt dat Gert en ik een huwelijk hebben, klopt dat helemaal. Want wij zijn inderdaad getrouwd, op allerlei manieren: ook buiten Studio 100 doen wij dingen samen. Neem nu het Chateau De Targnon, het kasteel in het Luikse Stoumont. Dat hebben we samen gekocht, we verhuren het aan vakantiegangers, dat is ons gezamenlijk project. En als we mekaar bellen of tegen het lijf lopen, gaat het meteen over nieuwe plannen. Of er komt een sms’je binnen: ‘Hans, heb je dat gelezen in de krant? Kunnen wij dat niet beter?’ (lacht) Dat vuur blijft branden. En mede daardoor heeft ons huwelijk een gouden rand gekregen. Ik vertelde net dat mensen evolueren, maar tegelijk zijn Gert en ik nog altijd hetzelfde als vroeger. In de beginjaren ging het vaak van: ‘We bedenken elke week een nieuw spelprogramma en sturen dat op naar de VRT. Net zo lang tot ze niet meer kúnnen weigeren.’ (lacht) Niemand las die voorstellen, natuurlijk. Maar we zijn die drive nooit kwijtgespeeld.”

Heeft het grote geld jullie veranderd?

“Ik vermoed van wel.”

In welke zin?

“In die zin dat ik niet bezig ben met geld. Ik vraag nooit een kasticket. En als ik tank, kijk ik niet of het de goedkoopste brandstof is… Dat zijn kleine dingen, maar het zegt wel iets.”

Geef je makkelijk geld uit?

“Ik heb een tamelijk gat in mijn hand, ja. Het moeilijkste vind ik de vele aanvragen die bij me binnenkomen. En meestal gaat het dan om geld. Gevraagd door mensen die je kent, of door mensen die je niet kent, die het dan via-via vragen.”

Durven mensen je op de man af om geld te vragen?

“Zeker. Ik voel me soms een wandelende portefeuille, en da’s geen prettig gevoel. Het is iets waarmee je moet leren omgaan. Als ik zeg dat het dagelijks gebeurt, overdrijf ik niet. Ik vind het heel moeilijk om nee te zeggen, ik ben nog steeds op zoek naar de juiste formulering. Maar goed, daarom zijn wij in trooper.be gestapt. Via Trooper komt er een percentage van je online aankopen bij verenigingen terecht. Dus, telkens ik mijn boeken bij proxis.com koop, komt er een bedragje bij op de bankrekening van de scouts van Baardegem. Oké, misschien maar een halve euro, maar dan weten ze daar in Baardegem tenminste: ‘Hij heeft aan ons gedacht.’”

Maar geld kan ook gemakkelijk zijn. Als iemand hier en nu kan beslissen om voor de rest van zijn leven op een Bounty-strand te gaan liggen, ben jij het wel. Zie je het ooit gebeuren?

“Ik heb geleerd om niet slordig om te springen met het woord ‘nooit’, dus dat ga ik ook hier niet doen.” (lacht)

‘De Blik van Bourlon’ (uitgeverij Manteau, 22,50 €) is nu verkrijgbaar.