Vlaamse en Nederlandse kinderombuds willen dat IS-kinderen teruggehaald worden

© Belga

De Belgische en Nederlandse overheden moeten alles in het werk stellen om IS-kinderen terug te halen uit oorlogsgebied. Dat zegt Bruno Vanobbergen en dat zegt ook zijn Nederlandse evenknie Margrite Kalverboer.

Veerle Beel

In het tv-programma Karrewiet zei de Vlaamse kinderrechtencommissaris eerder al dat België de kinderen van Belgische IS-strijders, en ook eventuele minderjarige IS-strijders, moet terughalen. Nu heeft hij die mening uitgewerkt in een formeel standpunt. Opvallend: ook de Nederlandse kinderombudsvrouw Magrite Kalverboer roept de Nederlandse autoriteiten op alles op alles te zetten om kinderen uit het conflictgebied in Syrië en Irak terug naar Nederland te halen.

Zowel de Nederlandse als de Belgische overheden hebben al gezegd dat ze geen mogelijkheden zien om kinderen uit kampen in conflictgebieden op te halen. Belgen in het buitenland kunnen geholpen worden als ze een ambassade kunnen bereiken. Dat is voor veel moeders en jonge kinderen in de kampen onhaalbaar, zeggen de ombudsmannen.

Ze roepen de autoriteiten van hun land op om wel zelf iets te ondernemen. ‘Ja, het is ingewikkeld, maar niets doen is onacceptabel en in strijd met het Kinderrechtenverdrag’, zeggen Vanobbergen en Kalverboer. Ze krijgen de openlijke steun van de kinderombudsmannen en - vrouwen uit Franstalig België, Baskenland, Catalonië, Cyprus, Ierland, Luxemburg, Noord-Ierland en Polen.

Duidelijke procedure

Volgens Ocad zouden er zich nog zo’n 145 Belgische minderjarigen in Syrië en Irak bevinden, onder wie drie vierde jonger dan zes jaar. Er zijn vermoedelijk evenveel Nederlandse kinderen daar. Vanobbergen stelt voor om de hulp in te roepen van internationale organisaties die ervaring hebben met de opsporing, identificering en hereniging van familieleden die door oorlog en conflicten van elkaar gescheiden zijn, zoals Unicef en het Internationale Rode Kruis. Kalverboer pleit voor samenwerking met landen die ook kinderen in het conflictgebied hebben, zoals Frankrijk, Duitsland en Zweden.

Alle Belgische minderjarigen ter plekke moeten de juiste papieren krijgen om te kunnen terugkeren, zegt Vanobbergen. Ook kinderen die in het conflictgebied geboren zijn, en van wie de Belgische identiteit nog niet vaststaat, moeten worden teruggehaald.

De kinderrechtencommissaris stelt voor dat de Belgische overheid een duidelijke procedure uitwerkt, die goed gecommuniceerd wordt aan familieleden in België, zodat zij weten hoe ze kunnen bijdragen aan de repatriëring van hun kleinkinderen of neefjes of nichtjes. Een eventuele DNA-test mag geen financiële drempel vormen. Eventueel kan zo’n procedure op Europees niveau worden afgesproken.

Hij verwijst hierbij onder meer naar artikel 19 van het Kinderrechtenverdrag, dat gebiedt om kinderen te beschermen tegen misbruik, geweld, verwaarlozing of een andere exploitatie. Ook en juist als het de ouders zijn die voor deze situatie verantwoordelijk zijn. Zulke kinderen bevinden zich in een verontrustende opvoedingssituatie, en dat is voor Vanobbergen ook de exacte omschrijving van wat kinderen van al dan niet gewezen IS-vrouwen nu overkomt.

Minderjarigen die in een conflictzone hebben geleefd, moeten hoe dan ook beschouwd worden als slachtoffer. Er moet dus gepaste hulp worden voorzien, ook als ze zelf betrokken waren bij het conflict, zegt Vanobbergen. In geval er een ‘als misdrijf omschreven feit’ is gepleegd, is het aan de bevoegde Belgische jeugdrechtbank om te oordelen over geschikte maatregelen.