De verschillende lagen van de affaire-Berger

Advocaat Fernand Keuleneer kijkt met verbazing naar het "hoog vaudeville-gehalte" bij de discussie over het al dan niet handen drukken van een vrouw naar aanleiding van het bericht dat de “vrome jood” Aron Berger op de Antwerpse lijst van CD&V zou staan. Wat kunnen we leren?

opinie
Fernand Keuleneer
Fernand Keuleneer is advocaat. Hij schrijft regelmatig opiniestukken voor vrtnws.be vanuit zijn christelijke inspiratie.

Ondanks het hoog vaudeville-gehalte van de saga rond de kandidatuur van de heer Aron Berger op de CD&V-lijst voor de gemeenteraads­verkiezingen te Antwerpen, en ongeacht de uiteenlopende kwaliteit van de acteerprestaties van de diverse rechtstreeks of onrechtstreeks betrokkenen, vallen misschien toch een aantal interessante inhoudelijke beschouwingen op te tekenen.

Problematische nieuwvlaamse religie-aversie

Een politieke partij is geen interreligieus genootschap. Een partij die deelneemt aan de verkiezingen stelt een lijst op van kandidaten die zich tot een politieke denkrichting bekennen, en die door hun kandidatuur en zo mogelijk verkiezing willen bijdragen tot de realisatie van het politiek programma van de partij waarvoor ze kandidaat zijn.

Een kandidaat is geen ambassadeur of vertegenwoordiger van “zijn gemeenschap” bij die partij, maar vertegenwoordigt integendeel het programma van de gekozen partij bij de burgers die voor hem kunnen stemmen, inbegrepen maar niet beperkt tot de burgers van “zijn gemeenschap”.

Dat is de juiste filosofie.

Als je daarentegen tot een constellatie komt met een partij voor de behartiging van de onroerend-goedbelangen van de Russen in Antwerpen, en een andere tot behartiging van de Indische diamantbelangen, en nog een andere voor de belangen van joden of moslims, rijst er een probleem van balkanisering van de samenleving.

Bij voorkeur richt een partij zich bij het opstellen van een kieslijst tot de hele gemeenschap, en in die optiek is het perfect legitiem om diversiteit onder de kandidaten na te streven. Hoe ver die diversiteit kan of moet reiken, is een interne zaak voor elke partij. Eens een partij een kandidaat aanvaardt, kan je ervan uitgaan dat die zich akkoord verklaart met het programma van de partij, of zo’n kandidaat nu een uitgesproken religieuze overtuiging heeft of niet.

Een kandidaat is geen ambassadeur of vertegenwoordiger van “zijn gemeenschap” bij die partij.

Wat is dan het probleem als de betrokken kandidaat aan zijn religieuze beginselen vasthoudt, en zich in sociale contacten gedraagt zoals dat in zijn religie past? In het geval van de heer Berger rees er – naar aanleiding van zijn uitspraken in een “interview” in Joods Actueel – plots twijfel over de vraag of hij wel “de fundamentele waarden” van CD&V deelt. Verwonderlijk, als we mogen aannemen dat de heer Berger niet zonder voorafgaandelijke gesprekken en niet zonder toestemming van de partij op de lijst belandde.

Waarom dan de heisa?

Heeft CD&V soms een expliciet programmapunt of een expliciete statutaire bepaling over verplicht handenschudden? Bij mijn weten niet.

Het ging dus over iets anders.

Zoals we het van de dames en heren Crevits, Van Hoof, Bogaert en Peeters hoorden (dadelijk bijgetreden door onder meer de dames Demir, Homans en Rutten), zou het religieus geïnspireerde niet-drukken van de hand van een vrouw die niet iemands echtgenote is, niet verenigbaar zijn met de “fundamentele waarde” van “de gelijkheid van man en vrouw”, de “niet-discriminatie” of “de Verlichting”. En ook niet met de “scheiding tussen Kerk en Staat”. Niets minder dan De Verlichting dus zou in het gedrang zijn.

Een interessante hersenproductie is dat. Weliswaar bestaat er geen enkele wet die handen drukken oplegt – wat al verwonderlijk is als dat gebaar inderdaad zo cruciaal is voor alle aangehaalde Grote Beginselen, maar toch, ondanks de afwezigheid van een wet, wordt het een fundamentele waarde geacht in het gedachtegoed van de betreffende partijen (meervoud). Op 17 december 2016 twitterde staatssecretaris Theo Francken zelfs:

Straffe koffie dus. Rechtvaardigt dit dan de hysterie?

Wat heeft het al dan niet drukken van handen nu eigenlijk te maken met “gendergelijkheid (man/vrouw of nieuwe definitie man/vrouw/x/y/z)? Leidt een religieus geïnspireerde niet-handdruk echt tot de ongelijkheid van man en vrouw voor de wet? Hoe dan wel? Heeft een dergelijke gedragswijze te maken met een van de in art. 6 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen mannen en vrouwen vermelde materies?

Nee toch? Wat is dan het probleem?

Hoe komt de “gendergelijkheid” in het gedrang wanneer een partij op haar lijst fatsoenlijke en respectvolle mensen samenbrengt die het politieke gedachtegoed en de inspiratie van de partij delen?

Maar toch kon het niet, en het ging wel degelijk over die handen.

De conclusie kan niet anders luiden dan dat er voor (bij hypothese) fatsoenlijke en respectvolle mensen met een religieuze overtuiging geen plaats meer is bij een andere partij dan een partij die zich uitdrukkelijk tot hun religieus gedachtegoed bekent (als die dan al toegelaten zou worden), want er blijkt per se een probleem met religie te zijn.

Volgens N-VA-voorzitter De Wever moet elke kandidaat voor een publiek ambt zich conformeren aan een “verlichte cultuur”. Let wel, dat gaat niet over het erkennen van de gelijkheid van man en vrouw voor de wet, hier in geen enkel opzicht in het gedrang gebracht of in vraag gesteld, maar wel over het drukken van handen. 

Wie om religieuze redenen geen hand drukt, onderschrijft in die optiek niet de verlichte cultuur, al is hij nog zo voor de gelijkheid van man en vrouw voor de wet.

Voilà, dit is het intellectueel niveau dat we in nieuwvlaanderen (een partij-overschrijdend begrip) bereikt hebben. Dit heeft niets meer met het streven naar integratie te maken. Zelfs niet met assimilatie, want bij mijn weten kan men geassimileerd Vlaming zijn zonder handen te drukken (ik hoor dat er een Vlaams-nationale burgemeester met smetvrees is die geen handen drukt).

De logische conclusie is dus geen andere dan dat men van mening is dat de chassidische gemeenschap in Antwerpen niet tot de Vlaamse gemeenschap kan behoren, want die mensen drukken geen handen.

Met andere woorden:

Vlaming zijn houdt nu blijkbaar in dat men religie bant zodra die aanleiding geeft tot een enigszins afwijkende stijl (vaak afwijkend van een stijl zoals we die kennen uit “De Collega’s”), ook al is er geen enkele tegenstrijdigheid met de wetten van het land, en ook niet met de “waarden” van een cultuur.

Met een vermeende voorrang van religieus op burgerlijk recht die sommigen menen te onderkennen (bv. Beeckman in De Standaard) heeft deze religie-aversie ook niets te maken. Er wordt aan geen enkele bepaling van dwingend burgerlijk recht afbreuk gedaan. Maar blijkbaar mag men zelfs geen religieus geïnspireerde visie meer hebben over de wenselijkheid van het burgerlijk recht zoals het is of zoals sommigen het willen veranderen.

Onder de verplichte vlag van de verlichting is het niet langer toegelaten om publiek van mening te zijn dat tolerantie voor sommige religieuze praktijken zoals ritueel slachten of sommige praktijken van besnijdenis de aangewezen en juiste houding is.

Differentiatie naar religie

En daar begint het natuurlijk wat te nijpen, want u voelt in uw knoken dat dit tot problemen leidt. Beweren dat de aanwezigheid van vrome joden “een middelvinger is naar het Westen en haar (sic) grondwettelijke gendergelijkheid” (zie hoger), is misschien toch wat fors, en zou wenkbrauwen kunnen doen fronsen of tot historische vergelijkingen aanleiding kunnen geven.

Die correctie zagen we dan onmiddellijk gebeuren na het eerste getoeter. Plots werden gelijke handelingen en gebruiken niet meer gelijk beoordeeld onafhankelijk van de religie waardoor ze geïnspireerd worden, concreet wil dat zeggen naargelang ze joods of islamitisch zijn. Dat geluid hoorden we bij de heren en dame De Wever, Dewinter, vroeger ook al bij Freilich, en Doornaert.

Zo wordt er gezegd dat de vrome joden onder mekaar mogen leven zoals ze willen, en dat ze niemand iets opdringen, in tegenstelling tot de moslims. Het laatste klopt alweer niet, want een vrome jood zal ook niet de hand drukken van een dame die niet joods is en zelf wel handen drukt.

Dit gebruik heeft dus wel degelijk in beide religies uitwerking ten aanzien van niet-gelovigen.

Het gaat nu over joden vs moslims, zoals ze door ons gepercipieerd worden.

En “onder mekaar leven zoals ze willen” is ook al een nieuw geluid, want het leveren van actieve inspanningen tot integratie (zeer arbitrair bepaald, trouwens), is onder deze regering zelfs een voorwaarde geworden voor het behoud van een verblijfsrecht.

Bovendien lijkt dit te impliceren dat sommige gemeenschappen in eigen kring wél de zgn. “waarden van de verlichting” mogen schenden, wat op zichzelf al problematisch zou zijn. Iedereen is toch gelijk (zo luidt de mantra)? Maar dat is niet meer van tel. Want het gaat nu over joden vs moslims, zoals ze door ons gepercipieerd worden.

Nieuw paradigma

En zo is de zaak-Berger uitgemond in een nieuw paradigma.

De vroom-joodse gemeenschap wordt een “subtiele cultuur” toegedicht en lijkt een soort van “beschermd statuut in eigen kring” te mogen genieten, voor zover ze zich afzijdig houdt van “onze” zaken (een soort “Ottomaans statuut”).

Voor de gelovige moslims lijken die appreciatie en die optie niet te bestaan, want zij worden beschouwd als “veroveringsgezind” en “conflictgeoriënteerd”.

Elke tolerantie voor religieuze moslimgebruiken en -praktijken mondt uit in “soumission”, want met de islam en met moslims (per definitie mensen die de islam belijden) valt niet in vrede samen te leven.

Ook het geïmporteerd terrorisme is in de eerste plaats religieus en niet (geo-)politiek gedreven, zo luidt de achterliggende gedachte. In die zin zou de affaire-Berger tot gevolg kunnen hebben dat het integratiestreven zelf wordt afgevoerd, en dat de islam an sich persona non grata verklaard wordt.

Het gebruik van de term “taqiyya” in een tweet van Theo Francken enkele weken geleden naar aanleiding van de rel over de partij “ISLAM”, lijkt in die richting te wijzen. De term – afkomstig uit het vocabularium van islamvijandige kringen, waar het “islamitische leugen” betekent – viseert niet enkelingen of politieke militanten, maar moslims in hun hoedanigheid van moslim.

Hier dringt zich een merkwaardige vaststelling op: zij die de rol van religie wensen terug te dringen, zijn de eerste om een bevolking naar religie op te delen.

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen