Vlaamse verpleegster werkte drie maanden in vluchtelingenkamp met 800.000 Rohingya’s: “Niet te geloven wat je daar ziet”

© Eduardo Soteras Jalil

“Je moet het gezien hebben om het te geloven.” De drie maanden die de 29-jarige Line Lootens als verpleegster voor Artsen Zonder Grenzen doorgebracht heeft in het reusachtige vluchtelingenkamp met 800.000 Rohingya’s in Bangladesh, hebben een diepe indruk op haar gemaakt. “Die mensen zijn alle hoop kwijt”, zegt de Leuvense. “Ze kunnen niet werken, maar ze kunnen ook niet terug.”

Guy Stevens

Line Lootens had al twee diploma’s – verpleegkunde en sociaal-cultureel werk – op zak toen ze in 2012 met een vriendin op vakantie ging naar Oeganda. “Reizen heeft er altijd ingezeten”, vertelt ze. “Maar toen ik daar wat medische structuren bezocht met mensen van daar, bleek dat medische me nog meer dan ik dacht te boeien.”

Weer thuis besloot ze Tropische Geneeskunde te gaan studeren in Antwerpen en sloot ze zich na wat opzoekwerk aan bij Artsen Zonder Grenzen (AZG). “Intussen ben ik al op elf missies geweest. Naar Guinée voor een mazelenepidemie, de Centraal-Afrikaanse Republiek voor de burgeroorlog daar, Liberia en opnieuw Guinée ten tijde van de ebolacrisis en daarna nog Soedan, Congo en Lesbos. Ik ging ook mee op de AZG-boot tussen Italië en Libië. Allemaal korte missies, de langste duurde vier maanden. Dat ligt me wel: korte tijd heel hard werken en dan terugkeren naar hier. Maar ik zou ook eens een lange moeten proberen.” Op een van die missies leerde ze zelfs haar Franse vriend kennen, met wie ze samenwoont in Brussel.

Rohingya

© Francesco Zizola/NOOR

Toen Line in september 2017 op het nieuws beelden zag van de 800.000 Rohingya-vluchtelingen die vanuit Myanmar naar een kamp in Bangladesh trokken, aarzelde ze geen moment. “Ik wilde er gaan helpen, en ik mocht van AZG. Ik was blij: eens niet naar Afrika en in een andere context. Ik had ook voor het eerst een jetlag (lacht).”

Het lachen verging de goedlachse Leuvense even wanneer ze toekwam. “Oei, wat is dit? Waar ben ik terechtgekomen, vroeg ik me af. Ik had de schrijnende beelden op tv wel gezien en ik had me voorbereid, maar het was toch een slag in mijn gezicht toen ik er toekwam. Zoiets kun je alleen begrijpen als je het ziet. Ik ging op de heuvels staan en zo ver als ik kon zien, zag ik plastieken hutjes waarin mensen veel te dicht op elkaar leven.”

In het kamp zijn tal van internationale organisaties aan het werk om bijvoorbeeld in voedselbedeling te voorzien. “Maar in alle basisbehoeften van 800.000 mensen voorzien, dat is onmogelijk. Iedereen zit daar vol goede bedoelingen, maar het zijn er gewoon te veel. Er is ook zoveel nodig. Elk kind moet gevaccineerd worden, elke persoon die ziek is moet naar een ziekenhuis kunnen, iedereen zou gevarieerde voeding moeten krijgen. Dat lukt niet voor iedereen. Ook scholen zijn er veel te weinig. De mensen gaan er niet werken, want dat mogen ze niet. Ze hebben geen paspoort en spreken de taal niet.”

Ziektes

© Francesco Zizola/NOOR

Door de gebrekkige omstandigheden waarin de mensen leven, het verre van hygiënische sanitair en de bedenkelijke huisvesting zijn er heel wat ziektes in het kamp.

“Er zijn bijvoorbeeld veel kinderen met zware longontstekingen die daar ook aan sterven, vaak omdat ze niet op tijd in een ziekenhuis geraken. En nu zitten er stormen aan te komen door de moessonregen en daar zijn heel veel mensen bang van. Deels omdat hun hutten dan dreigen in te storten, maar ook omdat het regenseizoen is en er dan extra veel ziektes zullen vrijkomen. Malaria en cholera bijvoorbeeld. Cholera in zo’n kamp, dat is een ramp. Ik merkte wel dat veel organisaties zich daar op aan het voorbereiden zijn. Als het daar begint te stormen en te regenen, wordt dat echt een grote ramp. Dat kamp is zo gigantisch en dat land is zo arm, dus het is quasi onmogelijk om daar veel aan te doen.”

Difterie

© Sara Creta/MSF

Line vond er werk in een ziekenhuis waar mensen met difterie, zowel vluchtelingen als Bangladeshi, behandeld werden. “Wel bijzonder: het was pas de vierde keer ooit dat er een difterie-epidemie uitbrak in de wereld.” Gelukkig is de behandeling voor de ziekte die de Leuvense behandelde wel duidelijk. “Wij hebben meer dan 2.000 mensen met difterie behandeld (in het ziekenhuis werden in totaal 4.678 mensen behandeld. Iedereen krijgt antibiotica en de ergste gevallen krijgen daar nog een antitoxine bij. Gemiddeld blijven ze dan twee dagen bij ons in het ziekenhuis en beginnen ze dan aan hun antibioticakuur, waardoor ze daarna niet langer besmettelijk zijn. Met onze vrijwilligers gaan we ook naar hun tent of woonst of hoe je het ook kan noemen, om ook hun familieleden antibiotica te geven zodat de epidemie zich niet verder kan verspreiden.”

Hopeloos

© Francesco Zizola/NOOR

De taalbarrière maakte het moeilijk, maar Line probeerde toch ook naar de verhalen van de Rohingya te luisteren. “Niet eenvoudig, hoor. We hadden vertalers die moesten vertalen tussen de lokale verplegers en de patiënten, en daarna ook tussen de lokale en internationale verplegers. Ik vond dat wel jammer. Het was de eerste keer dat ik tijdens een AZG-missie zelfs niet met de lokale staf kon communiceren, want ze spraken vaak helemaal geen Engels.”

“Ik ben verscheidene keren in het kamp geweest om de situatie te bekijken en met de mensen te praten. Wat me hier opgevallen is en wat ik nooit ga vergeten, is hoe hopeloos die mensen zijn. Ze hebben zoveel verloren en ze zijn boos door het onrecht dat hen is aangedaan, de familieleden die gedood zijn en de vrouwen die verkracht zijn. Ze willen allemaal terugkeren naar hun land, waar hopelijk hun huis nog rechtstaat of hun koeien nog zijn, maar dan hebben ze wel papieren nodig. Anders blijven ze in dezelfde miserie. Iemand zei me: “Deel mijn verhaal maar met de wereld, ik ben het beu dat het hier niet gehoord wordt. Vertel maar dat we graag terug willen, maar dan met papieren en een financiële tegemoetkoming voor wat we zijn verloren.” Ze willen ook dat de mensen die het hen aangedaan hebben, veroordeeld en gestraft worden.”

“Ze zitten met zoveel vraagtekens: wat nu? Ze vinden geen werk, hun kinderen gaan niet naar school of naar geen al te goede: het is allemaal heel onrechtvaardig en triest om te zien dat ze in zo’n situatie zijn terechtgekomen. 800.000 mensen die niet weten hoe hun toekomst er zal uitzien, zo dicht op elkaar moeten leven en nu ook weten dat er een grote storm op hen afkomt.”

© Sara Creta/MSF

Marktjes

“Wel verrassend is dat er soms ook onverwachte dingen gebeuren in dat kamp”, vertelt Line. “Dat er bijvoorbeeld een klein marktje ontstaat op een plek waar je het niet zag aankomen. De mensen probeerden zich uit de slag te trekken met het weinige dat ze hadden. Er werden ook soms scholen opgericht. Heel veel verschillende organisaties waren er om hen te helpen.”

“Goeiemorgen”

Wat vaak terugkomt tijdens het gesprek, is het plezier dat Line haalt uit de samenwerking met de lokale staf. “Dat is een van de dingen die me het meest aantrekt aan die internationale missies. Je leert heel veel van hen en zij van jou, en je leert veel nieuwe mensen kennen. Via Artsen Zonder Grenzen kom ik bijvoorbeeld veel in aanraking met ziekten die wij niet of amper kennen en hoe die te behandelen. Je leert ook omgaan met verscheidene culturen en je moet de taal wat leren, zodat je patiënten gerust kan stellen. Ik probeer altijd enkele woordjes en zinnetjes te leren zodat ik me kan voorstellen en belangrijke termen kan gebruiken. Die pogingen om hun taal te spreken brengen ook een glimlach met zich mee en breken het ijs. Dan proberen de patiënten en de staf ook jouw taal te leren, heel grappig. Goeiemorgen, hoor je ’s ochtends dan plots.”

Voeten op de grond

© Anna Surinyach

Een volgende missie is niet meteen in zicht voor Line. “Ik probeer na een missie wel telkens om met mijn voeten weer op de grond te komen en even in een ziekenhuis in België te werken met normale werkuren, waar je daarna naar huis kan gaan en het allemaal wat kan loslaten. In onze ziekenhuizen is ook veel beter materiaal om de mensen te helpen, dat doet ook al deugd. Ik wil zeker nog op missie gaan, maar ik weet niet wanneer. De voorbije jaren heb ik geleefd op het ritme van de urgenties in de wereld, en als er nu een nieuwe interessante missie komt zal ik me wel opnieuw kandidaat stellen. Maar het is echt nodig om tussen de missies wat tijd te maken voor mijzelf om alles een plaats te kunnen geven. Missie na missie is ook niet zo gezond voor je hoofd, denk ik.”

Of ze, naast als verpleegster, ook als mens veranderd is? “Ik merk dat ik meer relativeer en flexibeler ben geworden. Maar net omdat ik op die missies zo flexibel moet zijn, wil ik in België stabiliteit. Daar ben ik nu heel hard naar op zoek. Ik heb nu een vaste plaats gezocht om te wonen en ging op zoek naar een vaste werkplek. Ik geniet ook veel meer van de kleine dingen: frietjes eten, een pint drinken. Daar kan ik nu meer van genieten dan vroeger. Ook tijd met familie en vrienden wordt veel belangrijker, zeker omdat het op missie niet eenvoudig is om contact te houden. Toen ik met de missies begon, was ik bang om vrienden te verliezen omdat je ze minder ziet en minder contact hebt, maar dat is helemaal niet het geval. Integendeel: mijn vriendschappen en mijn band met mijn familie zijn net gegroeid en beter geworden. Die goede achterban heb je ook nodig om dit werk te kunnen doen. Hun steun voelen is belangrijk. Iemand die er voor je is en je vastpakt zodra je thuis bent.”

Een verschil maken

© Francesco Zizola/NOOR

Line blijft van missie naar missie gaan om “een verschil te maken, me nuttig te voelen en iets te betekenen voor die mensen”. “Op die boot van AZG zeiden mensen me hoe leuk het was om nog eens een glimlach te zien. Ik vond dat absurd. Wij vinden dat zo vanzelfsprekend en dat is het voor hen echt niet. De dynamiek tussen mensen is ook geweldig, samenwerken met al die verschillende nationaliteiten. Mijn vorige missie was in Congo en daar hadden we een traumacentrum geopend met een anesthesist uit Brazilië, een chirurg uit Japan, een verpleegkundige in de operatiezaal uit Burundi, een verpleger uit België, een dokter uit Zweden, een logistiek medewerker uit Haïti… Dat was geweldig om zien. Wij vroegen ons af hoe die in het operatiekwartier konden communiceren. Die mensen spraken zelfs geen gemeenschappelijke taal. En toch lukt het. Als je dan bijvoorbeeld het leven van een kind redt, kijk je met open mond toe en besef je wat voor geweldig werk je hier hebt. En er mag ook wat avontuur zijn.”

“Tussendoor ga ik ook nog op reis om rust te vinden en het vliegtuig eens te nemen zonder dat altijd voor het werk te doen. Je werkt aan een enorm hoog ritme en dan ben je wel kapot zodra je terug bent. Vakantie kan dan enorm veel deugd doen. Langs de andere kant is het wel zwaar om van heel actieve periodes naar complete rust te gaan. De switch van je nuttig voelen en enorm veel doen naar thuis voor tv zitten, daar heb ik het heel moeilijk mee, dat kan ik niet goed. De eerste weken na je terugkomt val je echt even in een zwart gat. Maar uiteindelijk plan je weer wat toffe dingen en kom je er weer uit.”

© Sara Creta/MSF

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer