Direct naar artikelinhoud
Interview

De VUB-rector zoals u haar nog nooit zag: "Ik heb mijn kinderen alleen opgevoed"

De vragen van Proust
Beeld Stefaan Temmerman

De Franse schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Dertig directe vragen, ­evenzoveel openhartige antwoorden. Vandaag: VUB-rector Caroline Pauwels (53). Wie is zij in het diepst van haar gedachten? 

en

1. Hoe oud voelt u zich?

“Alleszins geen 53. In de vrijmetselarij heeft de leerling de symbolische leeftijd van 3 jaar, en misschien klopt dat wel. Op 3 jaar kijk je nog heel verwonderd naar de dingen. En dat geldt ook wel voor mij: ik kan nog altijd heel grote ogen trekken bij de schoonheid en de lelijkheid in de wereld. Ik heb ook het gevoel dat alles nog maar begint, dat er nog zoveel te exploreren valt. Als ik hier rondloop op de faculteiten, voel ik me net Alice in Wonderland. (lacht)

“Naarmate ik ouder word, besef ik meer en meer dat ik eigenlijk niets weet. Er valt nog zoveel te leren. Zal daar wel tijd genoeg voor zijn?” (lacht)

2. Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?

“Ik denk dat ik optimistisch ben. Of liever: ik noem mezelf een possibilist. (lacht) Ik zie eerder mogelijkheden dan beperkingen. Tussen het optimisme van de wil en het pessimisme van het verstand ligt het possibilisme. Als iemand zegt: er is geen oplossing, denk ik: neen, dat kan niet, er is zeker een uitweg. Bijvoorbeeld hier in Brussel zie ik wel wat er fout loopt, maar ik zie nog veel beter wat er allemaal mogelijk is. Voor mij is het glas veeleer half­vol dan half­leeg.

“Ik kan zeer scherp zijn in mijn analyses, maar accepteer geen gelatenheid of fatalisme. Ik vind heel vaak dat er te veel geproblematiseerd wordt. Wat niet betekent dat die problemen niet aan de orde zijn, maar zelf focus ik liever op wat mogelijk is, op wat we daadwerkelijk kunnen doen.”

'Als ik mensen hoor zeggen dat de nieuwe generaties niet meer geëngageerd zijn, heb ik daar geen enkele boodschap aan'

3. Wat is uw passie?

“Bezig zijn met de toekomst van jonge mensen. Als de campus zich in september weer vult met achttienjarigen, met jongeren die toch op een belangrijk punt in hun leven staan, ben ik verrukt. Ik kan trouwens niet negatief naar de jeugd kijken. Als ik mensen hoor zeggen dat de nieuwe generaties niet meer geëngageerd zijn, heb ik daar geen enkele boodschap aan. Ik vind het een privilege om met jongeren bezig te zijn en als je geluk hebt, blijf je daar zelf ook jong van. Ik hou van hun vrolijkheid, dat geeft mij zoveel energie.”

4. Waarvoor wilt u vechten?

“Toen ik het antwoord van Mark Coenen las – ‘deze vraag zullen de meesten wellicht beantwoorden met een heel groot woord zoals rechtvaardigheid’ – moest ik lachen, want voor mij geldt dat ook. Ik ben een vrijheids­strijder. (lacht) Van kinds af vind ik het heel belangrijk om in vraag te stellen wat mij wordt opgelegd. Vrijheid en gelijkwaardigheid zijn voor mij twee basis­principes. Een kleuter die voor het eerst nee zegt tegen iemand met gezag, dat is wel ongelooflijk, hè. Ik vind het interessant dat iemand autoriteit leert te verwerpen met argumenten, want dat is een vorm van bevrijding, een manier ook om vooroordelen van je af te werpen.

“Vrijheid impliceert immers dat je niet in hokjes denkt. Categoriseren kan wetenschappelijk interessant zijn, maar mensen in hokjes stoppen vind ik heel eigenaardig. Een mens bestaat uit zoveel botsende identiteiten dat hij gewoonweg niet in één hokje kán thuishoren. Gelijkheid bestaat niet volgens mij, maar je kunt wel streven naar gelijkwaardigheid, naar een wereld waarin iedereen dezelfde rechten heeft. ‘Spreek vrijuit, luister met respect naar de ander, andere meningen doen ertoe.’ Dat is voor mij essentieel. Want ik kan net zo goed helemaal fout zitten.

“De weg naar de vrijheid is een heel persoonlijk pad. Ik ben een aanhanger van Camus, hè. Niet van Proust. (lacht) ‘La course à la liberté est une course bien solitaire: pas de champagne à l’arrivée.’ Zo is het wel. Op Difference Day hebben we onlangs de Maltese onderzoeks­journaliste Daphne Caruana Galizia postuum gehuldigd. Ze heeft haar strijd voor de vrijheid van menings­uiting en waarheid bekocht met haar leven. Pas de champagne à l’arrivée. Ze was volledig geïsoleerd geraakt.

“Ik vraag me af, als het er echt op aankomt, of ik mijn leven op het spel zou zetten voor de vrijheid van menings­uiting. Ik heb het antwoord niet.”

5. Wat vindt u uw grootste prestatie?

“Ik ben een doorzetter. Eigenlijk zou ik gewoon kunnen antwoorden: overeind blijven in het leven vind ik al een grote prestatie an sich. Overeind blijven op de manier waarop je denkt dat je jezelf recht doet.

“Professioneel gezien vind ik een project uitzetten op de lange termijn ook wel een prestatie. We hebben een onderzoekscentrum uitgebouwd met mensen die elkaar iets gunnen. Een unief is heel competitief. Als je dan een groep mensen kunt samenbrengen – ook al zijn ze onderling voor een stuk concurrenten – die een eigen en toch collectief verhaal uitrollen, dat vind ik wel mooi. Erin slagen om de tegenstellingen te overstijgen en samen iets groots te verwezenlijken, geeft mij voldoening.

“Privé heb ik mijn twee kinderen alleen opgevoed, maar ik weet niet of dat een prestatie is. Soms vond ik van wel, want ik heb toch altijd een veel­eisende job gehad, en mijn ouders woonden niet in de buurt. Ik ben wel blij dat we zo ver geraakt zijn, zonder al te veel kleerscheuren, denk ik.

“Hun vader is een wereld­reiziger en te nomadisch opgegroeid om zich ergens te settelen. Ik kon ook mee­reizen met hem, maar wilde mijn kinderen toch liever een vorm van stabiliteit geven. Een thuis vind ik wel belangrijk. Eigenlijk moet je ergens wortels hebben, om je nadien te kunnen ontwortelen. (lacht) Mijn zoon en mijn dochter hebben de wereld al rondgereisd, hun vader achterna. Ze weten dus wat het is om te vertrekken en weer thuis te komen. Op dit ogenblik studeert mijn zoon in Canada, mijn dochter vertrekt binnenkort naar Japan. Ik hoop toch dat ik mijn kleinkinderen ga zien opgroeien.” (lacht)

'Erin slagen om de tegenstellingen te overstijgen en samen iets groots te verwezenlijken, geeft mij voldoening'

6. Wat wilde u worden als kind?

“Dat weet ik nog heel duidelijk: journalist. Ik zat de hele tijd te schrijven. Als we op reis waren, maakte ik reportages. Dat moet vervelend geweest zijn.”

7. Wat was voor u een moment van groot geluk?

“Ik vind dat eigenlijk een rare vraag, want in het grootste geluk en het grootste verdriet ben je heel alleen, denk ik. Groot geluk is niet communiceerbaar, groot verdriet evenmin. Ik ben geen geluks­zoeker. Die zoektocht naar geluk ontgaat mij.

“Uiteraard zijn mijn kinderen mijn grootste geluk. Het is misschien een cliché, maar het is gewoon zo. Ik ben zo iemand die ’s avonds laat nog gaat kijken hoe ze liggen te slapen in hun bed. Ik heb dat altijd heel straf gevonden. Je ziet ze zo groter worden, en het bed almaar kleiner. (lacht)

“Maar ik sluit me ook graag aan bij Karel van de Woestijne wanneer hij de lof zingt van die Latemse avonden met vrienden rond de tafel. Met vrienden rond de tafel zitten is voor mij een moment van groot geluk.”

8. Welke kleine alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?

“Mooi licht dat binnenvalt. Maar ook een donkere lucht. Een onverwacht gesprek met een onbekende.”

9. Wat is uw zwakte?

“Ik denk dat ik twee zwaktes heb. Door mijn doorzettings­vermogen kan ik voor sommigen te uitputtend zijn. En als het er verbaal agressief aan toe gaat, kruip ik in mijn schulp. Ruzie maken ligt me niet.”

10. Waar hebt u spijt van?

“Fundamentele spijt? Van niets, denk ik. Ik vind dat alles tot nog toe heel goed gelopen is, en prijs me vooral gelukkig en geprivilegieerd. Ook al is hij zwaar, ik heb vooral chance dat ik mijn job als rector kan doen.

“In het begin van mijn academische carrière kreeg ik een aanbieding om onderzoek te doen in de States, maar om privé­redenen ben ik er niet op ingegaan. Een langdurige academische ervaring in het buitenland had misschien een heel ander traject betekend. Soms denk ik daar weleens aan terug, maar echte existentiële spijt heb ik niet, nee.”

11. Wat is uw grootste angst?

“Dat mijn kinderen iets zou overkomen. Ik heb meermaals het verdriet van ouders om het verlies van een kind van dichtbij meegemaakt, in mijn familie en naaste vriendenkring. Dat kun je niet vatten.”

12. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Ik ga binnenkort huilen, dat weet ik. (lacht) Wanneer mijn dochter zal afstuderen. Toen mijn zoon afstudeerde, kwam ik nog maar de school binnen en ik begon al te huilen. Ik zag zo de film van mijn leven voor mijn ogen afspelen: toen ze nog kleintjes waren en de eerste dag naar school gingen, toen ze later zeiden: ‘Mama, je hoeft niet meer mee binnen te gaan, hoor.’ En dan sta je daar als moeder en besef je dat het allemaal voorbij is. De tranen liepen over mijn gezicht. En mijn kinderen keken zo naar mij van: fuck. (lacht) Ik ben moe hè, zei ik, ik ben moe.

“Maar het laatst gehuild heb ik op Difference Day, toen de zoon van Daphne Caruana Galizia over zijn vermoorde moeder sprak. Dat was een bijzonder aangrijpend moment. Ik denk dat de hele zaal in tranen was.”

'Toen mijn zoon afstudeerde, kwam ik nog maar de school binnen en ik begon al te huilen'

13. Wat kan u plots uit uw humeur halen?

“Hypocrisie. Lafhartigheid.”

14. Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?

“Ik ga eigenlijk niet snel door het lint, meestal blijf ik heel kalm. Als tiener ben ik wel ooit uit mijn dak gegaan toen ik op reis was met vrienden en er plots in een dorps­straatje een kind tegen de zijkant van onze auto liep. De chauffeur stapte uit en werd meteen op zijn capot geplakt door een kerel uit een café die ladderzat op hem begon te slaan. Ik ben uitgestapt en aan zijn jas beginnen trekken en op hem beginnen te timmeren als een furie. Achteraf was dat hilarisch. Dat kind had uiteindelijk niets.” (lacht)

15. Wat is het decadentste wat u ooit hebt meegemaakt?

“Vuurwerk. Ik vind dat decadent. Nee serieus, dat kost ik weet niet hoeveel geld en wordt zomaar de lucht in geschoten.”

16. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Ik ben ooit alleen binnen­geraakt in de Rothko Chapel-opstelling in Tate en dat was voor mij een spirituele ervaring, alsof je hogere regionen betrad. Religieuze ervaringen heb ik niet, maar ik kan wel geëmotioneerd raken door mensen die hun geloof op een mooie manier beleven.”

17. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Goed. Iedere ochtend om zeven uur ga ik zwemmen, twintig minuten in de week, langer in het weekend. Ik ben een aanhanger van het principe ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’. Zwemmen zorgt voor mijn dagelijkse portie energie. Naar buiten stappen, het weer voelen – de zon, de regen, de sneeuw –, je lichaam dat wakker wordt, vind ik heel aangename sensaties.”

18. Wat vindt u erotisch?

“Erotisch is zo’n woord dat ik liever zou vervangen. (lacht) Ik vind sensueel eigenlijk mooier, ik kan meer met sensualiteit aan de slag. De tango dansen bijvoorbeeld vind ik een vorm van sensualiteit.

“Vanessa Paradis heb ik ook altijd heel sensueel gevonden. Toen ik ooit een tijdje in Parijs verbleef, kwam ik haar eens tegen bij de kapper. De manier waarop ze ging zitten en met haar haren schudde, was een en al sensualiteit. Maar ook Jeanne Moreau en David Bowie zijn voor mij in hun bewegingen het summum van sensualiteit.”

19. Wat is uw goorste fantasie?

“Ik heb dat eigenlijk niet. Zegt Dirk De Wachter dat iedereen gore fantasieën heeft? Dan moet ik dringend op zijn canapé gaan liggen! Ik wilde sowieso eens met hem spreken.”

20. Welk dier zou u willen zijn?

“We zijn dieren. Ik vind ook dat we ons soms als beesten gedragen, dus heb ik geen enkele aspiratie om een ander dier dan mens te zijn, het is al erg genoeg. Onlangs zag ik een reportage over de slachtpartijen in Raqqa. Dat wij, mensen, daartoe in staat zijn! Niet zij mensen, maar wij mensen! Dan denk ik: ben ik daartoe ook in staat als het erop aankomt? Misschien wel.”

21. Welke kunstvorm beroert u het meest?

“Daar kan ik eigenlijk niet op antwoorden, dat is heel momentaan, vind ik. Ik kan beroerd worden door beeldende kunst, ik kan huilen met een muziekstuk. Het hangt er heel hard vanaf welke zintuigen op dat ogenblik gespitst zijn. Voor mij is er sowieso geen hiërarchie in de kunsten.

“Als ik het geluk heb alleen en in stilte voor een beeldend werk te staan – wat op een tentoonstelling doorgaans niet lukt, maar in een kerk wel kan gebeuren – voel ik wel heel sterk wat kunst vermag. Maar ook muziek kan me volledig meezuigen. Ik herinner me een heel mooie opera concertante in Bozar waarin Othello zijn stem kwijt­raakte en Desdemona de uitvoering in haar eentje moest dragen. Dat was zo ontroerend dat ik ervan moest huilen. Die fragiliteit die tegelijk haar kracht werd. Zou zij ook zo gezongen hebben als hij blijven zingen was, vroeg ik me af. Maar opnieuw, je moet op dat moment zelf ontvankelijk zijn om geraakt te kunnen worden.”

'Onlangs zag ik een reportage over de slachtpartijen in Raqqa. Dat wij, mensen, daartoe in staat zijn!'

22. Hoe was de relatie met uw ouders?

“Goed. Zoekend. En soms echt conflictueus, maar ik verwachtte niet van mijn ouders dat zij perfect waren. Ik hou van zoekende mensen. En hoe ouder je wordt, hoe beter je snapt dat ook zij vanuit hun beperkingen en onzekerheden ons toch een goede opvoeding probeerden te geven.

“Bij ons thuis was iedereen welkom. Vrienden en vriendinnen mochten altijd blijven slapen, dat was nooit een probleem. Mijn ouders waren zeer zorgzaam voor hun gezin. En ook nu mijn vader er niet meer is, zijn we nog altijd verbonden. We hebben een sterk familie­gevoel. Dat hebben zij toch wel tot stand gebracht, ja.

“Zelf vind ik kinderen opvoeden iets ongelooflijks. Als ze geboren werden, dacht ik: als ik ervoor kan zorgen dat ze voldoende zelfvertrouwen opbouwen, komen ze wel op hun pootjes terecht. Als je zelfvertrouwen hebt, kun je heel veel aan. Mijn dochter stond al heel snel met haar beide benen op de grond, maar mijn zoon was veel fragieler. Wanneer ik een brood ging halen, was hij bang dat ik nooit meer zou terugkeren. Voor hem was opgroeien toch een zoektocht, met zijn papa die in het buitenland woonde. Dat zijn papa er niet was, maar hem toch graag zag, kon hij moeilijk plaatsen. Hij had niet echt een voorbeeld om zich aan te spiegelen en daarom heb ik hem jarenlang naar een psycholoog gestuurd. Ik was bang dat hij geen mannelijk beeld zou hebben. Als ik hem vroeg: waarover spreken jullie, antwoordde hij: ‘Ah neen, da’s tussen mij en de psycholoog, hè.’ (lacht)

“Mijn zoon zit nu in Canada, en ze mailen elkaar nog altijd. Die stap zetten om in het buitenland te gaan studeren, om zijn vertrouwde omgeving te verlaten, moet voor hem gigantisch geweest zijn. Het is dus wel mooi om te zien hoe hij geëvolueerd is.”

23. Hoe definieert u liefde?

“Ten eerste vind ik dat er veel verschillende vormen van liefde zijn – liefde voor je partner, voor je vrienden, voor je familie, voor de verre ander – en die hebben allemaal hun eigen definitie. In deze vraag wordt de liefde heel snel gereduceerd tot the one and only en zo beleef ik haar niet. Ik kan mezelf echt inzetten voor de ander, voor de mensheid, maar dat klinkt zo hoogdravend.

“Liefde tilt je op en geeft je zelfvertrouwen. En liefde zonder humor kan niet voor mij.”

24. Hoe wilt u bemind worden?

“In een soort van comfortzone, waarin je compleet zen kunt zijn.”

25. Hoe zou u willen sterven?

“Snel. Zoals Jean Paul Van Bendegem zei: in één nul. Direct. In een zucht. Dood.”

26. Welk maatschappelijk probleem raakt u?

“Onrecht ten opzichte van kinderen. Niet-begeleide jonge vluchtelingen, kinderen in IS-kampen, kinderen die in Brussel in armoede leven, meisjes in Uganda die op hun 9 jaar zwanger zijn, dat raakt me heel diep. De laatste tijd speel ik met het idee om ooit nog, na mijn universitaire carrière, rond kinder­rechten te werken. Tot nog toe was ik daar niet klaar voor.”

27. Hebt u zichzelf ooit betrapt op racistische gevoelens?

“Ik hoop dat ik mij nog nooit racistisch heb gedragen, maar misschien vindt de ander van wel? Als ik voor de aula sta als blonde vrouw en ik spreek vanuit een westers perspectief, hoe word ik gepercipieerd als ik bepaalde onderwerpen ter sprake breng? En waarom zitten er hier niet meer diverse proffen op de campus? Ik kan best zeggen dat ik niet racistisch ben, maar ik weet niet zeker of de ander mij niet als discriminerend ervaart. Wat weet ik van studenten uit Afghanistan of Mozambique? Hoe weet ik dat ik hen benader vanuit een oprechte interesse en onbevangenheid, en niet vanuit een westers vooroordeel?”

'Via mijn rol in onderwijs en onderzoek hoop ik toch mee te werken aan een betere wereld, waarin mensen vrijuit kunnen spreken zonder overhoop te worden geknald'

28. Wat betekent geld voor u?

“Geld biedt mogelijkheden. Dat mijn kinderen in het buitenland kunnen studeren bijvoorbeeld. Maar voor de rest ben ik er niet mee bezig. Ik verlies ook geld omdat ik te verstrooid of nonchalant ben en een spaarder ben ik al helemaal niet.”

29. Wat zoekt u op reis?

“Ik maak zowel cultuur- als natuur­reizen en laat me graag verrassen door het andere. Ik reis om te leren, maar niet met een gids in de hand, hè. Ik laat de dingen graag op me afkomen. Soms vertrekken we en denken we in de auto: hoe moeten we daar nu naartoe rijden? (lacht) Als je onvoorbereid reist, gebeurt er gewoon veel meer en leer je ook allerlei mensen kennen. Heel fijn.”

30. Hoe werkt u mee aan een betere wereld?

“Via mijn rol in onderwijs en onderzoek hoop ik toch mee te werken aan een betere wereld, waarin mensen vrijuit kunnen spreken zonder overhoop te worden geknald. Als mensen voor zichzelf beginnen te denken, dat zeg ik ook altijd aan mijn studenten, vind ik dat de wereld een stap vooruit is. (secretaresse komt binnen) En nu moet ik jullie buiten­gooien!”