Direct naar artikelinhoud
#WoordVanDeWeek

Zuckerberg lijkt de onbewogen kapitein van een dataduikboot

Ann De Craemer.Beeld Bob Van Mol

Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: Facebuk.

Is Mark Zuckerberg echt? Zijn mimiek en gedragingen, houterig en deels onwerelds, lijken die van een wassen pop. Als Steve Jobs en Bill Gates de topnerds van de digitale revolutie zijn, dan is Mark Zuckerberg – om Kamagurka ten tijde van ‘Wally in Space’ te parafraseren – die ‘andere Oïde’: een geboetseerde versie van een reëel persoon. Een namaakmens.

Begin deze week bezocht Zuckerberg met een gevolg aan advocaten het Europees Parlement om daar de vragen van onze toppolitici te negeren. Tijdens een onmachtig kruisverhoor bestempelde Guy Verhofstadt Zuckerberg als "het genie dat een digitaal monster schiep". 

Wassen Mark bleef onbewogen maar twee dingen waren, vooral auditief, opmerkelijk. Ten eerste, het betonmolenengels van Verhofstadt. Inhoudelijk was er weinig op aan te merken maar qua tongval hoorde je eerder een keukenrobot dan Shakespeare. Ten tweede, de manier waarop Zuckerberg ‘Facebook’ zei: ‘Facebuk’ klonk het, met een afgemeten kort klankje achteraan. Een droog woord met een slotje erop. Niets had het van doen met onze Vlaamse impressie van hetzelfde woord dat eerder klinkt als ‘Feesboek’. Even krom dus als onze favoriete verhaspeling ‘Joetjoebe’, dat het Engelstalige ‘YouTube’ – toch werkelijk zonder ‘j’ – probeert te benaderen. Hoe geglobaliseerd ook ons klikgedrag, taalkundig zijn we digitaal provinciaal.

Hoe geglobaliseerd ook ons klikgedrag, taalkundig zijn we digitaal provinciaal

Om meteen te concluderen dat we daarom binaire boeren zijn is een stap te ver. Enige accentvorming en verbale weerstand tegen het alomtegenwoordige Engels mag best. Zeker nu ook de academische wereld bedolven wordt onder een valse zucht naar internationaal aanzien door overal Engels te gaan bezigen. Een kwestie die vorige week in Nederland nog tot een juridische procedure leidde met een aanklacht tegen de universiteiten van Maastricht en Twente. Zeker met de brexit in zicht is iets minder hoogstaand Engels zelfs wenselijk: wordt het niet eens tijd om Lets, Pools of Luxemburgs te gaan leren? Talen die niet zomaar als popcorn weg te happen zijn.

Het argument van de academische wereld dat Engels onze navelstreng met de kenniseconomie zou zijn, is flinterdun. Een groot deel van onze kennis bestaat uit formules en vergelijkingen: een neutron is geen Angelsaksisch gegeven, noch fotosynthese of een venndiagram. Als het exact moet zijn, is Engels (en taal in zijn algemeenheid) eerder obstructie dan glijmiddel. Vooral digitaal lijkt ‘kenniseconomie’ een achterhaalde term. Wie de onthullingen van de laatste maanden volgde, ziet namelijk het tegenovergestelde: alles wat we dachten te beheersen en doorgronden, blijkt ontworpen om ons te analyseren en misleiden. Niets kan nog verhullen dat sociale media de Trojaanse paarden van de consumptie-economie zijn. Kennis werd onmacht.

Alexander De Croo verwoordde het deze week beeldend in Terzake door Facebook als ijsberg te bestempelen: al onze vrienden, de timeline en likes, zijn datgene wat boven water steekt. De machinaties en artificiële intelligentie die onze motieven aan bedrijven moeten doorspelen, is de onzichtbare massa die eronder hangt. De koelbloedigheid waarmee dit alles gebeurt, is fascinerend. Zuckerberg lijkt de onbewogen kapitein van een dataduikboot – kalm, stil en berekenend. Hoe haperend ons Engels ook mag zijn, de Vlaamse tongval is in dezen zeer revelerend: de ‘F’ drijft aanlokkelijk op de golven, het ‘ijsboek’ dobbert kil dreigend onder de oppervlakte.