Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensies

Vier niet te missen romans uit het Hoge Noorden

Gelezen: twee Deense, een Finse en een Noorse roman
Beeld BELGAIMAGE

Noord-Europese literatuur lijkt vaak iets geheimzinnigs of onkenbaars te hebben, iets wat het alledaagse exceptioneel maakt ook. Vier recente boeken illustreren dat perfect. Het zijn hedendaagse sprookjes die diep gaan, heel diep. En echt gelukkig word je er niet van.

Jonas T. Bengtsson, Sus ★★★★☆

‘Als je van plan bent om zelfmoord te plegen, doe het dan hier in het appartement. Drink een glas slaapmiddel leeg of koop een pakje scheermesjes. Maar spring niet ergens vanaf. De kinderen in deze flat hebben al genoeg gezien.’

Dat krijgt Sus te horen van de politie nadat ze de avond voordien opgemerkt is op het dak van het flatgebouw waar ze woont. Sus is negentien, al ziet ze er eerder twaalf uit. Haar vader zit in de gevangenis en haar broer ligt in het ziekenhuis met een granaatscherf in het hoofd, een souvenir uit het Midden-Oosten. Sus leeft in een harde wereld vol geweld en drugs, en ze wil maar één ding, een revolver, om haar vader neer te leggen wanneer die vervroegd vrijkomt.

Jonas T. Bengtsson, 'Sus', Koppernik, 159 p., 18,50 euro. Vertaald door David Grävling.Beeld RV

Dus gaat ze joints dealen in een school en test ze zichzelf dagelijks. Ze moet immers hard worden. Iedere ochtend geeft ze zichzelf een opdracht. Vechten tegen de zwaarste jongens van haar Kopenhaagse achterbuurt, of op het kalmste moment van de dag een weegschaal stelen. Ze wil immers haar gewicht in het oog houden, aansterken en stoerder worden. Daarvoor koopt ze energierijk voedsel, zoals eieren van batterijkippen, die zweren op hun poten hebben en wier snavel verdwenen is door het eindeloze pikken tegen het ijzerdraad van hun kooi. Zielig, vindt ook Sus, maar waarom zouden die kippen het beter moeten hebben dan de kinderen in haar flat? En zo koopt ze ook een klein katje, omdat ze zichzelf wil verplichten het de kop af te snijden.

Jonas T. Bengtssons vorige roman Een sprookje was niet om mee te lachen. Met Sus gaat hij voort op dat elan. Ook dit boek is een rauwe en meedogenloze hedendaagse fabel over opgroeien in een wereld zonder toekomst, een wereld die je veracht in de hoop die verachting te kunnen upgraden naar haat en uiteindelijk woede, omdat die woede de enige remedie lijkt tegen de angst. Sus is een vuistslag in je gezicht, maar wel een vuistslag die ongelooflijk veel deugd doet.

Sus is een vuistslag in je gezicht, maar wel een vuistslag die ongelooflijk veel deugd doet

Dorthe Nors, Spiegel spiegel schouder  ★★★★☆

‘Het ruikt naar seks, vindt ze. Ja, het ruikt naar poepdoos, schoolkamp en geheime hutten. Het ruikt naar de bekleding van afgedankte auto’s, naar de zure doppen van limonadeflesjes en naar kinderen met vieze onderbroekjes.’

Tegen haar zin in is Sonja meegegaan met haar masseuse Ellen en nog een stel andere vrouwen. Ze gaan mediteren in een Kopenhaags park. Ruik aan de bomen en streel over het gras, geeft Ellen de met hun armen molenwiekende vrouwen de raad. Dus raapt Sonja een dot mos op en dit is wat ze ruikt. Ik moet dringend plassen, denkt ze daarop meteen, waarna ze naar het pretpark even verderop jogt en geniet van de drukte en een stuk taart.

Dorthe Nors, 'Spiegel spiegel schouder', Podium, 175 p., 18,50 euro. Vertaald door Edith Koedners.Beeld RV

Sonja, die tot haar eigen wanhoop dag in dag uit gore Zweedse misdaadromans zit te vertalen, laat zich trouwens niet alleen door Ellen ringeloren. Ook de relatie met haar rij-instructrice Jytte is problematisch te noemen. Het mens tatert er hele dagen op los, bezweert Sonja dat ze niet kan schakelen en doet dit dus altijd in haar plaats, waardoor zij in feite alleen maar wat stuurt en geen stap verder geraakt. En dat zou wel eens haar grote probleem kunnen zijn. Ze kijkt de hele tijd achterom, zoals de titel Spiegel spiegel schouder van Dorthe Nors’ roman suggereert, naar het moment waarop haar huwelijk met Paul stuk liep, en ook wel verder terug, naar haar onschuldige opgroeien in Jutland, waar ze de mooiste herinneringen aan heeft.

Sonje kijkt de hele tijd achterom, naar het moment waarop haar huwelijk met Paul stuk liep; en ook wel verder terug

Zo kan het niet verder, beseft ook Sonja, en dus neemt ze heel voorzichtig het heft in eigen handen. Ze stapt het kantoortje van de directeur van de rijschool binnen, doet haar beklag over Jytte en vraagt of hij haar voortaan les wil geven.

O jee, zo’n boek, denkt u nu wellicht, maar dan kent u Dorthe Nors nog niet. Niet alleen schrijft zij bijzonder gevat, met ingehouden ironie en soms zelfs wat feeëriek, ze is ook nog eens volstrekt onvoorspelbaar. Sonja zal inderdaad, zoals dit het ondergeschoven stiefzusje in ieder sprookje betaamt, het geluk vinden, maar niet daar waar ze het in eerste instantie zoekt.

Aki Ollikainen, Een zwart sprookje ★★★☆☆

‘Ik ging op de steiger liggen, kijkend naar de sterren, die steeds verder omlaag leken te komen, alsof de nacht zijn netten liet zakken en ons ’s ochtends weer terugwierp om verder te groeien, omdat we ondermaats waren. Nou goed, waarschijnlijk was ik toen dronken.’

De verteller uit Aki Ollikainens Een zwart sprookje heeft zijn gezin verlaten. Omdat hij verlangde naar het gezelschap van een andere vrouw, maar wellicht nog meer omdat hij zelf iemand anders wou zijn, zijn vroegrijpe en eigenwijze schoolvriend Joona, naar wie hij zijn hele leven heeft opgekeken. Het typeert deze man zonder veel ruggengraat die daarop naar het Tattarisuo-moeras net buiten Helsinki vertrekt en er steun zoekt in het verhaal van zijn voorvaderen.

Aki Ollikainen, 'Een zwart sprookje', Ambo/Anthos, 160 p., 16,99 euro. Vertaald door Annemarie Raas.Beeld RV

Tijdens de jaren dertig behoorde een van hen daar tot een bende dranksmokkelaars die het beu waren nog langer hun gevaarlijke werk te doen voor rekening van de Bankier en liever hun eigen boontjes wilden doppen. Het zorgde voor spanningen tussen hen, en voor moord, maar het kon niet verklaren waar al die andere benen, handen en afgesneden duimen vandaan kwamen die regelmatig opdoken uit het moeras. Noch of er enige waarheid zat in de legende dat diep op de bodem van het moeras de beruchte moordenaar Matti Haapoya zijn schatkist had verborgen, waarover Joona en de verteller als kinderen dagenlang luidop konden fantaseren.

In de jaren dertig behoorde een van de voorvaderen van de verteller tot een bende dranksmokkelaars die hun eigen boontjes wilden gaan doppen

En dan is er nog de politieke achtergrond natuurlijk, want Finland werd in de jaren dertig verscheurd door de gewelddadige rivaliteit tussen de naar de Sovjet-Unie lonkende communisten en de naar Duitsland opkijkende nationaal-socialisten.

Dit gegeven, waarin de verteller steeds meer verloren dreigt te lopen, maakt van Ollikainens boek waarlijk een zwart sprookje, en in potentie ook een boeiend boek. Maar net hier stelt het wat teleur. De man gaat op zoek naar parallellen tussen het verre verleden en wat hem zelf overkomt. Een hartaanval lijkt bijvoorbeeld veel gemeen te hebben met een moordende messteek, maar daar blijft het dan ook bij. Al bij al is dit een makke roman die je als lezer toch wat koud laat.

Gunnhild Øyehaug, Knopen ★★★★☆

‘Kåre kwam ter wereld met een navelstreng die niemand kon doorknippen. De navelstreng zat vast aan de placenta die weigerde eruit te komen. Ze bleef zitten waar ze zat, ze verroerde zich niet. We hebben een klein probleempje, zei de dokter.’

Zo begint ‘Kleine knoop’, een van de 26 korte verhalen uit Gunnhild Øyehaugs bundel Knopen. Kåre krijgt door die navelstreng zo’n hechte band met zijn moeder dat alle anderen uit hun leven verdwijnen, ook zijn vader en zijn vrouw, maar dat vinden hij noch zijn moeder erg. Tot moeder sterft en hij veroordeeld is om in een huisje op haar graf te gaat wonen, natuurlijk.

Gunnhild Øyehaug, 'Knopen', Podium, 151 p., 18,50 euro. Vertaald door Paula Stevens.Beeld RV

Øyehaug moet zowat de origineelste en ook een van de beste hedendaagse Noorse schrijvers zijn. Ze lijkt van stijl en idioom te kunnen wisselen zoals een triatlon­atleet van outfit. Soms lijk je in Italië te vertoeven, een andere keer in een huis uitkijkend over een Engelse tuin.

Øyehaug schrijft fantastisch mooie klassieke verhalen – zoals dat over de vrouw die haar man niet vertrouwt en hem daarom uit de weg wil ruimen, maar daarbij zelf het slachtoffer wordt van een amoureuze misdaad – maar ook experimentele verhaaltjes van soms maar een pagina lang. Daarmee kan ze niet alleen op de bewondering van Lydia Davis rekenen, maar toont ze ook dat het na een paar millennia literatuur schrijven nog steeds mogelijk is om lezers te verbazen. Het verhaal over een hert dat zich opgesloten voelt in zijn hert-zijn en verzucht dat het maar wat graag een ree of een eland zou zijn, is daar een grappig voorbeeld van.

Wie is niet nieuwsgierig wanneer hij een titel leest als ‘Het geluk lacht Mona Lisa toe’ of ‘Blanchot glijdt onder een brug door’? Het doet vermoeden dat Øyehaug meer doet dan zomaar wat verhaaltjes vertellen. Inderdaad: vaak speelt ze gewiekste intellectuele spelletjes waarin vooral Franse culturele grootheden als Rimbaud, Baude­laire, Satie en Monet opduiken.

In Noorwegen liggen fictie en non-fictie niet fjordenver uit elkaar, denk je dan, maar dat wist je natuurlijk ook al uit het werk van Karl Ove Knausgård.

Øyehaug lijkt van stijl en idioom te kunnen wisselen zoals een triatlon­atleet van outfit