Direct naar artikelinhoud
reportage

Oostende wordt volwassen: laat die wolkenkrabbers maar komen

De kustlijn van Oostende.Beeld Kevin Faingnaert

Oostende het New York van morgen? Dat is er een beetje over, maar na een culturele ­metamorfose zijn de grootstedelijke ­ambities in de kleine vissersstad tastbaarder dan ooit. De Stad Aan Zee is klaar om de urbanites te verwelkomen – de bagelbar is al open. 

Het Upstairs Hotel zou ‘nieuw’ zijn? Daarvan is geen woord gelogen. Wanneer we aankomen in de nieuwe hotspot van de Oostendse horeca, ­haasten de laatste stielmannen zich nog naar buiten, een vage geur van plaksel en boorstof achterlatend. Die toets van ruwe onafgewerktheid past de nieuweling wel. Upstairs profileert zich niet als een klassiek kusthotel, maar als een streetwise ontmoetingsplek voor de betere wereldreiziger – die met de iPhone in de rugzak. De grote gele glijbaan in de lounge en de wat opdringerig-sympathieke aansporingen op de muren (‘Please smile at strangers’) laten er geen twijfel over bestaan: bij deze globale nomaden is iedereen welkom. Gelukkig zijn de prijzen in lijn met de filosofie: wie wil overnachten voor 50 euro, kan in Oostende lang zoeken naar kamers die even verzorgd zijn als deze.

'Er hangt een ­stedelijke vibe in de straten rond de grote post en het ­Leopoldpark die doet denken aan Brussel of Berlijn'
Bert Vanheuverzwijn ­eigenaar bagelsalon

Upstairs wordt onze uitvalsbasis voor een verkenningstrip door een stad die zich maar langzaam laat afpellen en in elke schil een ander verhaal zal blijken te verbergen. We wisten al dat Oostende de stad is van Ensor en Spilliaert, van Joseph Roth en Marvin Gaye, en vooral: van Leopold II. De Venetiaanse Gaanderijen en de Wellington-renbaan getuigen van het koninklijk ­verleden van de badstad, maar van haar mondaine flair was eind vorige eeuw niet veel meer over. Oostende? Een wat ­smoezelige, verarmde terminus zonder veel cultuur en een zwaar nachtleven in de beruchte Langestraat.

Alle seizoenen cultuur

Wanneer we Oostendenaar Robert Beyen ontmoeten in CC De Grote Post, het cultuurcentrum dat zich zo’n vijf jaar geleden in het magnifieke PTT-gebouw (1947-1953) van architect Gaston Eysselinck nestelde, blijken de kaarten ingrijpend gewijzigd. Beyen: “Oostende leeft 365 dagen per jaar. Zomer of winter: er gaat geen weekend voorbij zonder dat er iets te doen is.”

De evenementenkalender geeft hem gelijk: in alle seizoenen zorgen de cultuur­huizen, maar ook grote locatie-expo’s als Het Vlot of themafestivals als Winter in Oostende voor bezoekersstromen richting kust. Het mooie is dat het de culturele spelers zelf zijn die aan de basis liggen van de dynamiek. Zo kan de impact van zomerfestival Theater Aan Zee nauwelijks worden overschat. Gegroeid uit een bescheiden straattheater­gebeuren, heeft het succes van TAZ de afgelopen twintig jaar heel wat ogen geopend.

Wie het parcours volgt van The Crystal Ship, komt prachtige muurschilderingen tegen, zoals deze van Ricky Lee Gordon.Beeld Kevin Faingnaert

“Dankzij Theater Aan Zee heeft de stad beseft dat cultuur een belangrijk vliegwiel is voor toerisme”, bevestigt Dorian van der Brempt. De ex-directeur van  het  Vlaams-Nederlands Huis deBuren komt van zijn 69-jarige bestaan al 65 jaar naar Oostende. Sinds kort is hij er officieel een ‘aangespoelde’ met een eigen stek, en Van der Brempt is niet de enige die zich door het rijke vrijetijds­aanbod liet lokken tot de aankoop van een woning. De gevolgen van de culturele hausse beperken zich dus niet tot de sector: ook de horeca en de immobiliën ondervinden er de prettige gevolgen van.

Dat cultuur iets laat bougeren, bevestigt Bert Vanheuverzwijn, de eigenaar van Sanseveria Bagelsalon. Meer nog: de komst van CC De Grote Post was voor hem een reden om naast zijn zaak in Brugge ook een salon in Oostende te ­openen. Terwijl we ons een heerlijke huisgemaakte bagel laten voorschotelen in het charmante vintage decor, vertelt de jonge ondernemer hoe hij de stad heeft zien ­veranderen. Vanheuverzwijn: “Toen ik acht jaar geleden aankwam, situeerde het centrum zich rond het Wapenplein, de traditionele markt. Intussen heeft het kloppende hart van Oostende zich verlegd naar de straten rond De Grote Post en het Leopoldpark. Er hangt een stedelijke vibe die doet denken aan Brussel of Berlijn. Er zullen hier altijd ­mensen komen om mosselen te eten, the classic way, en dat is prima. Maar je voelt ook dat er ruimte is voor iets nieuws.”

‘Nieuw’ – alweer valt dat woord – is in ieder geval ook het prestigieuze stadsdeel op Oosteroever, waar het overzetbootje aan de Visserskaai ons na onze knapperige lunch heenvoert. Oosteroever is de levensader van de visserij: het is daar waar de vissersschepen ’s avonds vertrekken om na een nacht hard labeur in de vroege ochtend hun waren vers te verkopen in de vismijn.

'Ik ben allesbehalve tegen ­verandering: het is fantastisch wat er de laatste jaren gebeurt. Maar Oosteroever doet pijn aan mijn hart'
Robert Beyen, geboren Oostendenaar

Dat de vissersfamilies de laatste jaren met moeite het hoofd boven water houden, is geen geheim. Dat de steeds talrijker leegstaande loodsen de aandacht trekken van projectontwikkelaars op zoek naar uitbreiding, evenmin. De jongste vier jaar maken de oude bedrijfsgebouwen gestaag plaats voor appartementen en lofts, voor nieuwe handelszaken en in de toekomst ook voor een park en een museum. ‘Unieke landmark in nieuw trendy stadsdeel’, zo prijst de advertentie van de Versluys Groep de te verrijzen ‘Ensor Tower’ aan. 

Geen wonder dat topchef Michiel Rabaey (35) binnenkort zijn restaurant Storm opent aan de Hendrik Baelskaai. Rabaey, chef en Oostendenaar, gaat voor de culinaire filosofie van het moestuinkoken, “toegepast op de zee”. Rabaey: “Mijn ­inspiratie haal ik uit al wat zich in een straal van een kilometer rond deze plek bevindt. Het beste wat de zee te bieden heeft, in de juiste periode. De garnalen die nu op je bord liggen, zijn vannacht gevangen.” De hapjes die Rabaey ons bij wijze van preview ­serveert, zijn overheerlijk origineel: een salami met zee-algen proefden wij nog nooit.

Het bootje Roger Raveel vaart mensen naar Oosteroever.Beeld Kevin Faingnaert

Bouwkoorts

We wandelen verder langs de Baelskaai en beseffen dat Oostende ons precies op deze plek haar verschillende gezichten toont. Terwijl aan de ene kant van het dok de bouwkoorts woedt, gaat aan de overkant de ­historische vismijn tegen de vlakte. Wie zoals Robert Beyen werd geboren “met de voeten in de zee”, krijgt er kippenvel van. Beyen: “Ik ben niet tegen verandering, allesbehalve: ik vind het fantastisch wat er de laatste jaren in Oostende gebeurt. Maar Oosteroever, dat doet pijn aan mijn hart. Ik heb het gevoel dat de kleine visserij wordt doodgeknepen ten voordele van de nieuwe rijken. Een stad mag evolueren, maar wel met respect voor het verleden.”

Het is een verzuchting die elke beleidsmaker én citymarketeer serieus zou moeten nemen. Draait het vliegwiel niet te snel? Is elke bevolkingsgroep mee? De groeiende aanwezigheid van trendy boetiekjes, hippe koffiebars en coole designdepots bezorgt Oostende een frisse uitstraling. Maar daarachter schuilt vandaag nog een stad met een sterk verouderde bevolking en een hoog ­percentage aan mensen in armoede. Met de groeiende populariteit van Oostende moet je omzichtig omspringen. Hoog water tilt alle bootjes op, zegt het spreekwoord. Zou het?

Dwalend tussen de halfafgebroken loodsen en halfopgebouwde appartementen stoten we op wat misschien de volgende schil is in het Oostendse verhaal. Verschillende blinde muren en grijze gevels werden verfraaid met een kunstwerk van het streetartparcours The Crystal Ship. Na het urban hotel en het bagelsalon nu ook de streetart – het begint op te vallen. Lonkt Oostende naar een meer grootstedelijke uitstraling, naar a touch of New York

Nog diezelfde avond versterkt een ontmoeting met mommy en haar bastards dit vermoeden. Wanneer we binnenvallen bij wat vorig jaar nog gewoon De Mosselbeurs heette, ontdekken we ten eerste de gloednieuwe zaak Mommy’s Bastards en ten tweede het feit dat eigenaar Stefan Westerlinck nog steeds de boel runt – al heeft hij het culinaire roer ingrijpend omgegooid. Trouw aan zijn credo als bastard (‘Be badass’) serveert hij nu grootstedelijke streetfood. Een paar social bites (bitterballen, lenterolletjes) en cocktails later vraag ik hem naar de reden van deze metamorfose. “We hadden genoeg van de mosseltjes”, luidt het, “en we voelden dat er ruimte was voor iets dat nog niet bestond.” Westerlincks liefde voor The Big Apple wees de richting: byebye ­mosselen, welkom poké bowls, fish-and-chips en de onvermijdelijke cheese­cake.

'We hadden genoeg van de mosseltjes en we voelden dat er ruimte was voor iets dat nog niet bestond'
Stefan Westerlinck, eigenaar van Mommy’s Bastards

Of de dynamiek nu lokaal groeit of globaal is geïnspireerd, de essentiële vraag blijft dezelfde, zo bepeinzen we, wanneer we met een stevige strandwandeling onze overdosis chili con carne trachten te verteren. Hoe neem je het oude mee in het nieuwe? Wij zijn geen nostalgici – van nostalgie is nog geen enkele stad beter geworden. Tegelijkertijd kan toerisme een gevaarlijk beestje zijn, zo bewijzen gruwelvoorbeelden als Barcelona, Amsterdam of Venetië. Van der Brempt pleit voor voorzichtigheid: “Benjamin Barber heeft ons ervan overtuigd dat creative cities de toekomst zijn. Hij heeft er niet bij gezegd dat als al die steden op elkaar lijken, het snel voorbij is met de citytrip.”

De uitdaging bestaat erin de ziel van de stad mee te nemen in de ambitie. Waar we die zo veelzijdige ziel van Oostende dan wel kunnen vinden? Van der Brempt denkt even na en stuurt ons naar ons hotel met de opdracht om de volgende dag maar eens een boek te gaan lezen. Een boek? Ja, een boek.

Claus, Campert en Bouquet

Een verkwikkende nacht later dalen we van Upstairs af naar ’t Leeshuus, een ‘kleine stadsoase’ op de Groentemarkt van Oostende. Op vrijdagmiddag bevindt zich in dit boekencafé een bijzondere mix van mensen. Onze fotograaf geraakt een tikje onvrijwillig verwikkeld in een geanimeerd gesprek met een Oostendse schone. In de zeteltjes aan het raam zitten ­baardige hipsters met een laptop. Aan de toog worden we bediend door een jongeman die een wat verward ­verhaal begint – tot vrijwilliger Bea De Roeck hem vriendelijk elders stuurt.

In boekencafé ’t Leeshuus kun je niet alleen lezen, maar ook tekeningen in kleurboeken inkleuren. Het is een laagdrempelige ontmoetingsplek voor bewoners, toeristen en hipsters. Beeld Kevin Faingnaert

De Roeck is al sinds de oprichting zo’n drie jaar terug bij’t Leeshuus betrokken. De Roeck: “Het café is ontstaan als een laagdrempelige ontmoetingsplek voor mensen met een beperking, mensen met psychische problemen of met een klein pensioentje. Het literaire luik is vanzelf gegroeid. Vandaag komen hier mensen van alle slag: poëzieliefhebbers, toeristen en hipsters.”

Het geheim van deze spontane inclusie? “Boeken”, glimlacht De Roecks collega Raf Bronselaer. “Je zou ervan versteld staan hoeveel mensen lezen.” Literair snobisme is ’t Leeshuus vreemd: de Bouquet-reeks prijkt er gezapig naast werk van Claus of Campert.

Hip en volks, elitair en populair, Oostends en aangespoeld: in ’t Leeshuus zit het allemaal. Zolang er kleinschalige plekken als deze kunnen bloeien in deze stad van grote ambities, dreigt Oostende nog niet wezenlijk van zichzelf te vervreemden, lijkt het. Op de titel Metropool Aan Zee moet de stad ­wellicht nog even wachten. Maar of dat een groot verlies is?