Direct naar artikelinhoud
Onderwijs

Hoe krijgen we het niveau van het Frans weer omhoog?

Ons onderwijs zit vast in een vicieuze cirkel
Beeld Aurélie Geurts

Waar komen de slechte prestaties voor Frans vandaan? Ons onderwijs zit vast in een vicieuze cirkel: het beroep trekt volgens deskundigen te weinig sterke jongeren aan, maar wordt niet of nauwelijks aantrekkelijker gemaakt.

De focus ligt op de leerkrachten. Na de ondermaatse prestaties van lagereschoolleerlingen in de peilingstoets Frans wees minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) hen gisteren terecht. Ze was door de resultaten gedwongen om te problematiseren, zo stelde ze. “Iedereen zegt nu dat de lat hoger moet, maar je hebt niets aan ambitieuze eindtermen als ze niet bereikt worden. De leerkrachten moeten het niveau hebben om ermee aan de slag te kunnen gaan.”

Een opvallende stellingname. Crevits, die later ook naar de koepels en de lerarenopleiders wees, plaatst zich doorgaans als een windscherm voor de leerkrachten. Nu tikt ze hen juist op de vingers. Ongelijk heeft ze niet. Vorig jaar meldde de Onderwijsinspectie al dat een derde van de leerkrachten het Frans onvoldoende machtig is. Maar wat is hier nu precies aan de hand? En, misschien nog wel belangrijker, hoe kunnen we dit verhelpen?

Lagere profielen

Verschillende waar­nemers kijken naar de instroom van de leraren­opleidingen. Uit de niet-bindende instapproef, die alle kandidaat-studenten moeten afleggen, bleek al dat het niveau van Frans te laag ligt. “We rekruteren lagere profielen”, zei Piet Desmet, professor Franse taalkunde aan de KU Leuven. Hij heeft gelijk, maar een sluitende verklaring is het alvast niet. Het profiel van de instromende studenten ligt inderdaad wat ‘lager’. Grofweg de helft komt uit het technisch secundair onderwijs (tso), 40 procent uit het algemeen secundair onderwijs (aso) en zo’n 5 procent uit het beroepssecundair onderwijs (bso).

Maar een aanzienlijk deel van hen sneuvelt onderweg. Alleen gediplomeerden komen uiteindelijk voor de klas terecht (en kunnen het niveau van Frans dus beïnvloeden). Eind vorig jaar gaf Crevits al aan dat van alle afgestudeerden zo’n 52 procent voordien het aso had afgerond, een percentage dat sinds 2006 relatief stabiel blijft.

Een loopbaanpact, waardoor de carrière aantrekkelijk wordt gemaakt, dringt zich op

De (ondergefinancierde) hogescholen houden ook om die reden publiekelijk vol dat zij voldoende kwaliteit afleveren. Maar lerarenopleiders, die om begrijpelijke redenen anoniem wensen te blijven, getuigen dat juist de sterkste studenten niet meteen voor de klas gaan staan. Zij kiezen naar verluidt vaker voor een vervolgopleiding aan de universiteit. Ook zouden juist zij vaker afhaken na een korte tijd te hebben lesgegeven. OESO-onderwijstopman Dirk Van Damme gaf eerder al aan dat “een beter lerarenbeleid prioriteit moet zijn”, maar dat dit jammer genoeg “op de lange baan is geschoven”.

Lat moet hoger

Een loopbaanpact, waardoor de carrière aantrekkelijker wordt gemaakt en het prestige van het beroep toeneemt, dringt zich op. Minder administratieve werkdruk, waarbij vooral de koepels de hand in eigen boezem zouden moeten steken, en extra begeleiding van jonge leraren kan volgens experten bijvoorbeeld voorkomen dat leerkrachten stoppen. Alleen zo zullen de sterkste jongeren voor het (lager) onderwijs kiezen.

“Al moet de lat in de lerarenopleiding zelf ook hoger worden gelegd”, zegt een opleider. Vandaag krijgen studenten verschillende efficiënte methodes nauwelijks aangeleerd. Denk daarbij aan directe instructie, waarbij de leerkracht de touwtjes stevig in handen houdt. Ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck (VUB) hamert daar al langer op.

“Er moet een afwisseling zijn van werkvormen, maar directe instructie moet de kern zijn. We hebben dat in Vlaanderen te zeer opzijgezet. Het verklaart voor mij de achteruitgang in de prestaties van onze leerlingen.”