Direct naar artikelinhoud
DM zapt

Heftige emoties in de Pakistaanse nachtwinkel

De vertrouwde nachtwinkel op de hoek, met achter de toog vaak een verkoper die naar zijn vaste, favoriete soap kijkt.Beeld Tim Dirven

In DM ZAPT zet de tv-redactie van De Morgen de blik op oneindig. Vandaag: Kris Kuppens over smachtende vrouwen en Pakistaanse emoties.

De avond is gevallen. Nog een vierhonderd meter of wat en ik ben thuis. Het is een weg door deze stad die ik tweemaal per week afleg. Altijd op hetzelfde uur, telkens op hetzelfde ritme, diezelfde stoeptegels aanrakend en pas op het allerlaatste moment die ene boom ontwijkend. De stad is rustig. Enkel de sporen van zij die hier overdag geleefd hebben, vergezellen mij op mijn avondlijke tocht. Iemand is een pamper verloren. Het is geen propere. Een ander is in de drukte van het leven zomaar een matras vergeten. Het is geen propere. Blikjes bier her en der, een roze kinderschoen maat 29. De witte pot verf met borstel gebruiksklaar er nog in, een kussen vol gaten opgevuld met peuken, een hoopje cd's. Ja, wie gebruikt díe nu nog? Maar toch, je zult ze maar verliezen.

Grote handgebaren, hoge stem

Om even te schuilen voor mijn eigen ergernis en eigenlijk ook omdat ik het altijd doe, stap ik mijn favoriete nachtwinkel binnen. Er is er ook maar één; dat scheelt qua keuzestress. De kleine ruimte heeft de warmte van de afgelopen dagen opgehouden zoals het water in de voeten van een hoogzwangere vrouw. De indringende wierookgeur helpt niet. De verkoper hangt gekromd om zijn toog, de blik strak gericht op het beeldscherm dat zich nu achter mij bevindt. Het hangt hoog zodat ook als er klanten zijn, hij zeker niets moet missen van zijn favoriete soap.

Het is niet het geluid van zijn kassa, maar zijn stem die me uit mijn Pakistaanse trance haalt

Hij kent mij en ik ken hem. We hebben geen woorden nodig en eerlijk, we hebben ze ook nog nooit gehad. Blindelings – zijn ogen blijven op het scherm gericht – reikt zijn hand achter hem op de tast naar mijn onuitgesproken bestelling. Het is het moment waarop ik mijn eigen hoofd in de richting van de geluidsbron draai. Een vrouw kijkt gepijnigd en smachtend in de lens. Dat deed ze gisteren ook al. Nog even en ze zal als een furie haar beklag maken. Grote handgebaren, hoge stem en vele en snelle woorden. Elke keer word ik overvallen door deze heftige Pakistaanse emoties en zie ik mezelf ernaar staren als een konijn naar een lichtbak. Zoals altijd zal de man achter de toog beginnen rammelen met zijn kassa om aan te geven dat mijn tijd met hem en zijn soap op is. Voor mij het teken om het gepaste bedrag naar hem toe te schuiven en met mijn waar en een knik de scène te verlaten.

Maar vandaag loopt het anders. Het is niet het geluid van zijn kassa, maar zijn stem die me uit mijn Pakistaanse trance haalt. Voor het eerst, na al die maanden dat ik hier tweewekelijks kom, vindt hij woorden. En het zijn er ineens veel. Blijkt dat hij gisteren een documentaire heeft gezien over – en hij spreekt het voor hem schijnbare nieuwe begrip met veel zorg en geheimzinnigheid uit – klimaatopwarming. Of ik weet wat dat wel is? Tijd om te antwoorden geeft hij me niet. Haarfijn legt hij het uit, om dan even plots stil te vallen. Hij kijkt me indringend aan. Hij heeft groene ogen. Ik zeg nadrukkelijk: 'Merci' maar zijn blik zweeft alweer boven mij. Ik zet mijn tocht tussen de pampers en de kapotte paraplu's verder. Het deert me even niet. Er is nog hoop, ook al komt die soms met vertraging van jaren.