De roots van Benjamin Herman, de dorpscrimineel die steeds radicaler werd

© Gert Jochems

On, gehucht in de Ardennen, wieg van vader en voorvaders van Benjamin Herman, die op 29 mei drie mensen doodschoot in Luik. Met zijn broer trok hij jarenlang een spoor van vernieling in een straal van 10 kilometer. Ze roofden kassa’s, deelden klappen uit. ‘Ik zag de haat in hun ogen. Het heeft mij jaren gekost om te aanvaarden dat het kon bestaan, hier op het platteland.’

Filip Rogiers

dS Weekblad trekt zaterdag naar On, een gehucht van Marche-en-Famenne in de provincie Luxemburg. Een streek waar de familie Herman al twee eeuwen gedijt. Een plaats waar Benjamin Herman verbleef bij zijn vader, en nu ligt begraven. Hieronder leest u alvast een voorproefje.

Vivian Herman, vader van Benjamin, is de laatste mannelijke Herman die in On woont, in een rustig zijstraatje langs de oever van de Wamme. Zijn huis oogt onderkomen en wijst op een eerder solitair bestaan. Op dinsdag 5 juni gleed om 11.30 uur een lijkwagen traag langs de Wamme. In die wagen lag Benjamin. Hij werd die dag, zoals alle Hermans, begraven in katholieke grond. Hij die dertig jaar God noch gebod kende en pas in zijn laatste levensjaren Allah omarmde. Excuusgod voor menig crimineel in deze allernieuwste tijden. Benjamin was de Herman die finaal ook iemand wilde zijn, die zich – zoals hij riep in Luik – ‘aan de wereld wilde tonen’.

De bouletjes stonden klaar

Het is maandagavond, 28 mei, en Vivian weet niet waar zijn jongste zoon uithangt. Hij is hem die ochtend gaan ophalen in de gevangenis van Marche en heeft hem naar de psychiater in Namen gevoerd. ‘Daarna zijn we teruggekeerd’, zal hij de volgende ochtend aan een reporter van La Meuse vertellen. Dat zijn zoon even daarvoor in Luik drie mensen heeft vermoord, weet hij al. Hij heeft het pas gehoord op de radio, maar geloven doet hij het nog niet.

Na het bezoek aan de psychiater zijn ze teruggekeerd naar On, vertelt hij, verdwaasd en meer tegen zichzelf dan tegen de reporter die hij wandelen wil sturen. ‘Benjamin heeft hier in de tuin wat gespeeld met de kinderen. Hij is zelfs een ijsje voor hen gaan zoeken.’ Dinsdag tegen 17 uur zou Vivian zijn zoon opnieuw afzetten aan de gevangenis. Maar Benjamin kwam niet meer terug. ‘Ik had bouletjes voor hem klaargemaakt’, zegt Vivian nog. ‘Die mag ik nu wel weggooien, ik heb hem niet meer gezien.’

Pas twee dagen later wordt duidelijk waar Benjamin, tussen het ijsje en het bloedbad in Luik, heeft uitgehangen. In On zelf. Een buurvrouw heeft hem rond de middag in de rue de l’Oiseau Bleu gezien. Hij was er op zoek naar Michaël Wilmet, die behalve On en zijn leeftijd een drugsverleden en de bajes van Lantin met Benjamin gemeen heeft. Michaël was niet thuis, Benjamin kwam in de loop van de dag nog enkele keren langs. Tegen de avond zag de buurvrouw hem een laatste keer: hij droeg zwarte kleren en dito rugzak. Enkele uren later trof de politie Michaël vermoord aan in zijn huis. Doodgeslagen met hamer en bijl.

Dader en slachtoffer werden vorige week begraven met de zorgen van dezelfde begrafenisondernemer, Pol Laffut-Heerwegh uit Marche. In het digitale rouwregister van Michaël schrijft een buur: ‘Malgré quelques conneries, tu étais un chouette gars.’Een van zijn laatste conneries was een post op Facebook. Hij poseerde er met een AK47: ‘Op een dag richt ik met dit schatje een bloedbad aan.’ De jongen was vijf jaar toen hij zijn vader verloor en kwam dat nooit te boven. ‘Je grote dag is eindelijk aangebroken’, staat op de rouwbrief, ‘de dag waarop je zo lang hebt gewacht. Terug bij je vader te zijn, die je zovele jaren heeft moeten missen.’

Voor Benjamin werd geen rouwregister geopend. Op zijn graf in On – een voorlopig houten kruis en een ijzeren plaat, over de hele lengte beveiligd met een slot – staan vijf bloemen en een witte stenen engel, rustend op een boek met blanco bladzijden. En als opschrift: ‘Le temps passe, le souvenir reste.’

Zaterdag leest u in dS Weekblad het volledige verhaal over de roots van Benjamin Herman. ‘Het waren jongens die je maar beter vermeed’, zegt een buur. In Rochefort, waar hun moeder woont, dachten ze er net zo over. ‘Benjamin dronk veel, het was een boelzoeker.’