Direct naar artikelinhoud
Recensie

Flower child Lenny Kravitz doet niet aan vluggertjes

Lenny Kravitz.Beeld Alex Vanhee

Lenny Kravitz doet niet aan vluggertjes als het op love, peace and happiness aankomt. Massageolie, gedimde lichten, rozenblaadjes en seksschommels zijn een vereiste voor hem. Dat is de flower child in hem, de tegencultuur-kapitalist, de navelstaarder. Nochtans: poeh, feilloos geluid!

Lenny Kravitz is de As The World Turns-versie van een rockster: een bi-raciale adonis, waarbij de scenarioschrijvers overduidelijk mikten op de mix Sly Stone, John Lennon, Jimi Hendrix en Prince. Hij is - ook op 54-jarige leeftijd - gezegend met een haast komisch seksappeal en in het bezit van een buitenaardse botstructuur waar soapacteurs normaliter patent op hebben. Zijn biografie is in essentie één lange GQ-editorial vol laarzen van krokodillenleer, tepel- en geslachtspiercings, Ray-Ban zonnebrillen en designer-sjaals, waarmee eenkamer-appartementen kunnen worden geïsoleerd. Hij heeft altijd de intersectie van het Venndiagram van muziek, mode en celebrity bewoond.

Er zijn voldoende argumenten bij elkaar te sprokkelen om Lenny’s carrière als een opeenstapeling van versleten rock clichés en ongegeneerde na-aperij te typeren. Maar de manier waarop hij z’n hoofd naar achter wierp tijdens ‘American Woman’ en met een verbeten grimas z’n dreadlocks schudde, alsof er iemand met venijn twee vingers in z’n sleutelbeenholtes had geprikt. Dát is puur Lenny. De nasale yeah, yeah, yeah, yeahs trouwens ook. En vooruit: dat non-binaire Prince-loopje heeft hij na al die jaren ook verdiend.

Flower child Lenny Kravitz doet niet aan vluggertjes
Beeld Alex Vanhee

In het Sportpaleis gaf Lenny een bloemlezing uit dertig jaar aan materiaal. Een prestatie op zich. "American Woman" de cover van The Guess Who die Lenny voor de Austin Powers franchise in elkaar had gemept werd uitgesmeerd in 'Get Up Stand Up' van Bob Marley. Dat uitsmeren doet hij overigens al z’n hele carrière. Lenny staat bekend als notoire treuzelaar als het op z’n back catalogue aankomt: 'The Chamber’ werd zo lang uitgesponnen dat diens new wave langzamerhand trekjes van acid house begon te vertonen. En tijdens ‘Let Love Rule’ was het een vereiste je te laten meevoeren door Lenny. Na tien minuten was de uitbundige gospel verzand in een Paasmis en pas na twintig minuten tuimelde het mormel uitgedroogd over de finishlijn. Gedurende de Coca Cola-soul van ‘I Belong To You’ was het weer heerlijk toeven. Maar toen Raise Vibration - de nieuwe plaat die in september te streamen zal zijn - moest worden ingeleid verslapte die gebalde vuist tot een klam handje.

Naar verluidt komt nieuw materiaal Lenny tegenwoordig in z’n dromen aanwaaien. ‘It’s Enough’ - een open deur die zo snel mogelijk weer dicht kan - was het bewijs om nooit voor het slapen gaan Marvin Gaye’s ‘What’s Going On’ op te zetten. Door een nevel van boom chiki boom chiki gitaren kreunde Lenny: ‘What’s that going on in the middle east?’ Goede vraag, Lenny. Iemand zou dat eens moeten uitzoeken. Gedurende ‘Low’ - vloeibare funk afkomstig van de nieuwe plaat - was hij de dupe van zijn eigen seksappeal: "Is my sexuality / Creating such a tragedy, yeah". Welja: het afdoen van z’n zonnebril was nog steeds voldoende voor een staande ovatie.

Flower child Lenny Kravitz doet niet aan vluggertjes
Beeld Alex Vanhee

Met een Gibson om z’n nek en een microfoon onder z’n neus laat Lenny Kravitz zelden steken vallen. Hij is een begenadigd zanger en een misdadig onderschatte gitarist. ‘It Ain’t Over Till It’s Over’ ontaardde in een bacchanaal - dat lag in de lijn der verwachting. ‘Always on the Run’ - twee worstelende gitaarriffs under a groove - en het logische vervolg ‘Where Are We Running’ leken bewust kort, bondig en explosief gehouden. Ook tijdens ‘Always’ en ‘I’ll Be Waiting’ werd keurig binnen de lijntjes gekleurd.

Het is enigszins begrijpelijk dat Lenny het niet over z’n hart kan verkrijgen om gitaarvirtuoos Craig Ross, Gail Ann Dorsey - voormalig bassist van David Bowie - en drummer Franklin Vanderbilt op te sluiten in een strak geregisseerde set. In het Sportpaleis was Lenny Kravitz zichtbaar aan het genieten. Soms stond hij de boel dromerig in zich op te nemen. Hij nam uitgebreid de tijd om de tribune op te lopen en handtekeningen uit te delen voor hij z’n gitaar weer omdeed en om ein-de-lijk een einde te breien aan het nummer waar hij een kwartier geleden aan was begonnen.

Wegdoezelen in eindeloze solo’s die als loeiende sirenes voorbij snellen en aan de groove vastklampen tot er een waterbed van een song achterblijft, is wellicht niet iets waar de doorsnee concertganger op zit te wachten. Maar dát is Lenny Kravitz. Oeverloos improviseren heeft geen betekenis of waartoe nodig. Voor hem functioneert het wellicht hooguit als aandenken om in het moment te leven. Hij is nog steeds dezelfde flower child als dertig jaar geleden. Hij wil zijn nummers laten ademen, erin verdwalen en verstoppertje met ze spelen - zelfs als er niet veel is om zich achter te verschuilen.

Flower child Lenny Kravitz doet niet aan vluggertjes
Beeld Alex Vanhee