Direct naar artikelinhoud
zomergids

Dj Laurent Garnier, uw zomergids voor deze week: "Doe mij maar zo'n heerlijk boetiekfestivalletje"

Laurent Garnier.Beeld Els Zweerink

De Franse dj-legende en technopionier Laurent Garnier draait door – al houdt hij zijn sets korter. Vlak voor hij op 1 juli optreedt op Paradise City in Perk, leidt hij ons langs Donna Summer, Spaanse wijn, sushi en Nina Simone.

Ooit, eind jaren 90, was Laurent Garnier kind aan huis in de Lage Landen. De Franse dj-legende gold destijds als een van de grote Europese technopioniers die de Franse dance op de kaart zetten. Hij produceerde zelf heuse floorfillers als ‘Crispy Bacon’ (1996) en reisde wekelijks alle grote feesten in Europa af voor zijn geruchtmakende, lange technosets. “Het leukst waren die waar ik voor vijf uur geboekt werd, dan bouwde ik echt alles op als een soort levensverhaal.”

Tegenwoordig duren zijn sets een uur of twee en gaat hij allang niet meer elk weekend op pad. “Ik ben 52”, zegt Garnier. “Het wordt fysiek zwaarder voor me. En ik kan het me permitteren om het rustiger aan te doen, om selectief te zijn. Dus vlieg ik niet om de maand naar Azië, maar twee keer per jaar blijf ik gewoon wat langer.” Garnier voelt zich nog altijd kiplekker in het wereldje van de deejays. “Er komen veel nieuwe dj’s bij, maar eigenlijk is er aan de basis van techno niet veel veranderd. Al dertig jaar niet. Je merkt nu ook dat er een hang naar vroeger ontstaat. Ik kan steeds meer oude nummers in mijn set verwerken, dat kon vroeger echt niet. Wij richtten ons alleen op de toekomst.”

'Eigenlijk is er aan de basis van techno al dertig jaar niet veel veranderd. Je merkt nu ook dat er een hang naar vroeger ontstaat'
Laurent GarnierFranse top-dj

Een hoogtepunt in zijn huidige set vindt hij het ‘droppen’ van Donna Summers aloude ‘I Feel Love’. “Niet kapot te krijgen, ik heb ’m altijd bij me.” Niet meer op vinyl of cd, maar geladen op zijn USB-sticks. “Kijk, daar zitten wel tien volle platenkoffers met platen en cd’s in”, zegt Garnier, wijzend naar een rugzakje. “Al dat gesjouw met je platen, die je op vliegvelden ­vervolgens kwijtraakte, dat is gelukkig voorbij. Mijn rug heeft er echt onder te lijden gehad. Ik kan eigenlijk niet veel langer dan een paar uur aan een stuk draaien. Maar het ergste is ­misschien wel het reizen en het wachten.”

Muziek: Donna Summer: ‘I Feel Love’ (1977)

“Als jongetje van 10 raakte ik al buitengewoon gefascineerd door discobollen, stroboscopen en alles wat met dansen en nachtleven te maken had. Mijn zes jaar oudere broer luisterde naar disco en ik vond dat machtig interessant. Zelf luisterde ik op de radio naar een programma waarin wekelijks lange discomixen werden gedraaid. Ik zat dan met mijn cassette­recorder klaar en drukte op pauze als de dj begon te ­praten. De kunst was de ­volgende plaat precies op het juiste moment in de beat erachter te zetten. Zo maakte ik mijn eerste mix.

Donna Summer.Beeld photo_news

“Op mijn 12de begon ik al op feestjes te draaien en met een vriendje bouwde ik een eigen radiozender met acht kilometer bereik. Daar draaiden we ‘Could You Be Loved’ van Bob Marley en ‘Le Freak’ van Chic. Mijn favoriet werd al snel ‘I Feel Love’ van Donna Summer. Die harde elektronische sound van Giorgio Moroder klinkt nog altijd even fris en revolutionair. Ik draai dat nummer nog steeds in de remix van Patrick Cowley, uit 1978. Duurt een kwartier, maar die heb ik zelf ingekort.”

Club: The Haçienda, Manchester (1987-1990)

“Alles in mijn leven draaide om muziek. Dat obsessieve ­herkende ik bij veel Britten die ik tegenkwam, maar nooit bij Fransen. Voor ons is muziek een bijzaak, terwijl Britten zich helemaal in een muziekgenre kunnen verliezen.

“Daarom ben ik als kok in Engeland gaan werken, eerst in Londen en later in Manchester. Precies in de tijd dat ik daar kwam, brak er met house en techno een muzikale revolutie uit. De eerste houseplaat die ik hoorde was ‘Love Can’t Turn Around’ van Farley Jackmaster Funk, in 1986. Maar een klap in het gezicht kreeg ik pas toen ik in 1987 in Manchester de discotheek The Haçienda bezocht. Daar hoorde ik Mike Pickering als ­eerste technoplaten uit Detroit draaien van Derrick May en Juan Atkins. Dat sloeg enorm aan onder de kids. Het was ongelooflijk opwindend ­allemaal. Het voelde alsof je deel uitmaakte van iets unieks. Ik had een baantje als ober, en ‘s avonds dompelde ik me onder in techno en acid house.

Clubbers op de main stage op de 'Temperence night' in de Haçienda, Manchester 1989.Beeld UIG via Getty Images

“Dat het succes van die muziek te maken had met een nieuwe drug die net opkwam, xtc, ging aan me voorbij. Alles draaide voor mij om de muziek. Dit was wat ik wilde.

“The Haçienda met Mike Pickering was eind jaren 80 echt even het middelpunt van de dancewereld. Een paar jaar later hadden drugsbendes de boel overgenomen. Er waren schietpartijen en er hing een vervelende sfeer. Ik moest bovendien in dienst. Maar ik nam die geweldige muziek wel mee naar Frankrijk.”

Festival: Yeah! in Lourmarin

“Ik leid een lekker rustig leventje tegenwoordig, in Lourmarin vlak bij Aix-en-Provence in Zuid-Frankrijk. Vrienden van mij begonnen daar vijf jaar geleden een klein ­popfestival en vroegen me mee te doen. Ze dachten dat ik daar wel verstand van zou ­hebben, bovendien zat ik me anders toch maar te vervelen.

“Ik heb eigenlijk niks met pop- en rockmuziek, maar ik vond de locatie, een 15de-eeuws kasteel, meteen zo geweldig dat ik ben gaan meehelpen. Ik loop al jaren alle festivals in Europa af en weet inmiddels dat er twee soorten zijn: de grote moneymakers die zoveel mogelijk bezoekers zoveel mogelijk geld uit hun zak willen troggelen. En de kleine boetiekfestivals, die plaatsvinden op een mooie plek, met aandacht voor de lokale tradities en respect voor de bewoners. Zo’n festival is Yeah!. We proberen de beste bands te krijgen, maar weten dat er ook publiek is dat graag geniet van een goed glas wijn of echt lekker eten. Dat zijn vaak wat oudere mensen, maar die hebben wel smaak en houden ook van popmuziek. Ik vind het heerlijk om daaraan mee te werken. En je ziet overal steeds meer van dit soort festivals opduiken.

Ambiance op het Yeah!-festival (in een 15de-eeuws kasteel) in het Zuid-Franse Lourmarin, de woonplaats van Laurent Garnier. 'Ik vind het heerlijk om aan zo'n initiatief mee te werken.'Beeld RV Cauboyz

“Ik houd me maar zijdelings met de programmering bezig. Domweg omdat ik altijd nog een paar uur per dag nieuwe techno- en dancetracks moet beluisteren en geen tijd heb voor andere muziek. Maar wat me opvalt, is het zwakke aanbod aan Britse bands. We hebben al een paar jaar nauwelijks Britse gitaarbands geprogrammeerd. Zijn ze er niet meer, of zijn ze te duur?”

Eten: sushi

“Koken was naast muziek van jongs af aan mijn grote passie. De laatste jaren ben ik het weer wat fanatieker gaan doen. Bij mij in de buurt is een restaurant waar ik eens in de zoveel tijd word uitgenodigd om voor honderd man te komen koken. Japans en Thais gaat me geloof ik het beste af. Nee, geen sushi, dat is echt ­hogeschoolwerk, hoor. Maar wel leuk om te proberen. Het snijden van vis tot de juiste dunne plakjes is al heel moeilijk, maar het ­lastigst is het om de rijst goed te krijgen. De juiste plakkerigheid en vochtigheidsgraad, die heb je niet in één keer gevonden.

“Een goeie sushi is nu even het summum van de kookkunst voor mij, maar ik ben ook nog altijd niet klaar met de Italiaanse en de Franse keuken. Die zijn in de kern hetzelfde, alleen gebruiken wij Fransen meer ingrediënten en hebben we ook meer variatie. De Italianen kunnen daarentegen met minder middelen een maximaal effect bereiken, en zijn daardoor nog meer afhankelijk van de vers­heid van de producten.”

Wijn: Spaans

“Het zal je verbazen, een Fransman die ­liever Spaanse wijn drinkt, maar ik vind dat wij culinair zijn blijven stilstaan. Dat zie je ook aan onze wijnen. We hebben gewoon het antwoord niet op de meest fantastische wijnen die vanuit Spanje, Chili en zelfs Australië deze kant op komen.

“Ik heb twee jaar een cateringopleiding gevolgd waarin veel aandacht was voor wijn. Tot die tijd had ik er niks mee, maar inmiddels is het met wijn voor mij net als met muziek: die wil ik meteen delen.

“De lekkerste is niet eens de duurste en komt uit Spanje. Nee, geen Rioja, die is vaak veel te zwaar. De ­mooiste wijn vind ik de Ribera del Duero. Voor 20 euro heb je een prachtige fles.

“Ik kan daar heel erg blij van worden. Een fles opentrekken en die met vrienden delen: het ultieme genot.”

Film: The Square (Ruben Östlund, 2017)

“Anders dan de meeste mensen ga ik niet zozeer naar de film voor de ontspanning. Het liefst kom ik de ­bioscoop uit met een oncomfortabel gevoel. Dat ik echt even goed moet nadenken over wat ik heb gezien. Films die als een mokerslag aankomen, daar houd ik van.

“De laatste twee films van de Zweedse regisseur Ruben Östlund hielden me drie maanden bezig. Turist, uit 2014, en vooral The Square, van vorig jaar, stellen de kijker vragen. Ze plaatsen je voor een dilemma. Wat zou jij doen onder bepaalde omstandigheden? Welke gevolgen kunnen beslissingen hebben die je snel-snel hebt genomen? Vooral The Square, dat zich afspeelt in de museumwereld, hield me lang bezig. Kan onder het mom van kunst alles zomaar? Of zitten er grenzen aan artisticiteit? Het mooie aan de films van Östlund is dat hij de moeilijkste vragen oproept met een simpel gegeven. En altijd kom je dan de cinema uit met het gevoel van: ­verdomme, kan dat allemaal?

Uit 'The Square', van Ruben Östlund.Beeld RV

“Wat is kunst? Hoe ver kan een kunstenaar gaan zonder de grenzen van de moraal te overschrijden? Wat is de moraal eigenlijk en moet kunst daar wel naar luisteren? Ik heb daar niet zo snel een antwoord op en dat is volgens mij ook de bedoeling.”

Biografie: Nina Simone, door David Brun-Lambert (2007)

“Ik ben niet zo’n lezer. Toen we naar Zuid-Frankrijk verhuisden, vond mijn vrouw dat ik maar eens iets van Albert Camus moest lezen, want we ­woonden immers niet ver van zijn graf in Lourmarin. De vreemdeling vond ik mooi, maar liever lees ik iets óver hem dan ván hem. Ik houd meer van non-fictie. Biografieën van muzikanten en kunstenaars amuseren me wel en dan hoef ik hun werk niet eens te bewonderen.

“Ik lach me rot om de biografie van Lemmy, al heb ik nog nooit een plaat van Motörhead opgezet. Dat heb ik wel van Nina Simone en deed ik nog vaker toen ik haar ­biografie door David Brun-Lambert las. Er zijn meerdere boeken over haar geschreven. De meeste heb ik gelezen, maar dit boek is zo goed omdat de auteur niet alleen haar goede kanten belicht, maar ook oog heeft voor de nare kanten van Simone. Aan het eind van haar leven draaide ze behoorlijk door. Ze woonde toen in Zuid-Frankrijk vlak bij een goede vriend van me. Die vertelde me dat hij als jongetje doodsbang voor haar was. Met zijn vriendjes noemden ze haar ‘de heks’ en ­gooiden ze stenen naar haar als ze weer eens in een woeste bui achter hen aanzat. Ze hadden geen idee dat dit de grote Nina Simone was.

27 juni 1985, Nina Simone treedt op in de Avery Fisher Hall in New York.Beeld AP

“Ze was een tragisch figuur en een geweldige artiest. Maar ze had beslist boosaardige kanten. Een goede biograaf gaat daar niet aan voorbij.”

Laurent Garnier speelt op zondag 1 juli op Paradise City in Perk, paradisecity.be