Direct naar artikelinhoud
Onderwijs

Wetenschappers linken goede schoolprestaties aan genen: "Dit is baanbrekend"

Wetenschappers hebben honderden genetische varianten gevonden die gelinkt zijn aan onderwijssucces.Beeld Hollandse Hoogte / David Rozing

Eén gen voor onderwijssucces? Helaas. Maar onderzoekers zijn er wel in geslaagd om 1.271 genetische varianten te vinden die gelinkt zijn aan de prestaties op school.

Wetenschappers hebben het DNA van 1,1 miljoen mensen onder de loep genomen en hebben 1.271 genetische varianten aangetroffen die vasthangen aan schoolse prestaties. Op basis daarvan zijn ze tot een score gekomen die, grofweg, toont hoeveel opleiding een persoon heeft genoten. Samen voorspellen de resultaten 11 procent van de verschillen in het aantal jaren schoolopleiding tussen mensen. Dat staat te lezen in het vakblad Nature Genetics.

Om een idee te geven: dat percentage zegt meer over succes op school dan de financiële gezinssituatie en bijna evenveel als het opleidingsniveau van de ouders. Toch heeft het weinig zin om meteen een DNA-test te bestellen. Genen hebben niet in elke omgeving hetzelfde effect en ze kunnen elkaar beïnvloeden op zeer minieme wijze. Zo staat de genetische variant met het grootste effect gemiddeld voor amper drie weken meer aan onderwijs. Juist daarom zien wetenschappers pas verschillen als ze een grote groep mensen bestuderen en als ze de vele varianten samen bekijken.

Zittenblijven

Het is, voor alle duidelijkheid, geen verrassing dat onderwijsprestaties mee worden verklaard door genen. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat de studieloopbaan van identieke tweelingen, ook als ze onafhankelijk van elkaar zijn opgevoed, sterk overeenkomt. Wat tot nu toe minder duidelijk was, is welke genen hierbij precies een rol spelen. Het toont volgens ontwikkelings- en onderwijspsycholoog Wim Van den Broeck (VUB) meteen het belang aan van dit onderzoek. 

“Dit is baanbrekend, ook omdat ander recent onderzoek al toonde dat sommige genetische kenmerken van de moeder, die ze niet hebben doorgeven aan hun kind, mee bepalen of ze hun kinderen gunstig opvoeden. Ouders met betere genen creëren betere leeromstandigheden, bijvoorbeeld door meer voor te lezen.”

Criticasters vrezen dat zulke bevindingen de deur openzetten voor eugenetica

Criticasters vrezen dat zulke bevindingen de deur openzetten voor eugenetica. Een DNA-test waarbij onderzocht wordt welk potentieel een kind heeft om daar vervolgens de studiekeuze op te baseren, lijkt plots geen ethische sciencefiction meer. Ook de onderzoekers lijken hiervoor bevreesd te zijn. In een speciale toelichting bij hun studie geven ze aan dat er op basis van de resultaten “geen enkele” commerciële of beleidsmatige adviezen kunnen worden opgesteld. “Een praktische uitwerking zou extreem voorbarig zijn en is niet wetenschappelijk ondersteund.”

Toch komt uit andere bevindingen een ander beeld naar voren. In de groep met de laagste genetische score had ‘slechts’ 12 procent een universiteitsdiploma behaald. Van wie in de hoogste van de vijf categorieën was beland, had 57 procent een hogere studie afgemaakt. Ook op vlak van zittenblijven waren er veelzeggende verbanden. In de laagste groep moest 29 procent een jaar opnieuw doen, in de hoogste amper 8 procent. Ook hier houden de onderzoekers een slag om de arm: “Veel mensen met een lage score bereiken toch een hoog opleidingsniveau, terwijl een aanzienlijk deel van de mensen met een hoge score geen universitair diploma behaalt.”

Rijkdom

De waarde van dit onderzoek schuilt vooral in wat het niet aantoont. Bij studies naar een grote(re) groep mensen kan voortaan de impact van de genen worden geïsoleerd. Het ligt voor de hand dat onderzoekers en politici met deze gegevens tot effectievere maatregelen kunnen komen zodat meer kinderen, ongeacht hun DNA, sterk presteren. Want als bekend is welke rol de genen precies spelen, kunnen wetenschappers beter meten wat de impact is van een specifieke ingreep.

'We zullen discussies kunnen beslechten die nu vaak nog ideologisch worden gevoerd'
Ontwikkelingspsycholoog Wim Van den Broeck (VUB)

“We zullen beter in staat zijn om precieze omgevingsfactoren en hun impact, zoals de rijkdom of het opleidingsniveau van de ouders, te bestuderen”, zegt Van den Broeck. “We zullen discussies kunnen beslechten die nu vaak nog ideologisch worden gevoerd. Op die manier is de kans groter dat we tot interventies komen die meer effect hebben. Denk bijvoorbeeld aan welk soort onderwijs, meer klassikaal of individueel, het beste werkt voor achterstandskinderen.”