Direct naar artikelinhoud
Gay Pride

Kan Amsterdam zich nog met goed fatsoen 'Gay Capital' noemen?

Feestvierende toeschouwers tijdens de botenparade in de grachten. De jaarlijkse Canal Parade is onderdeel van de Amsterdam Gay Pride.Beeld ANP

Gay Pride trekt deze week honderdduizenden bezoekers naar Amsterdam, zo verwacht de stad die zich tooit met de titel homohoofdstad van Europa. Kan het die reputatie nog waarmaken?

Het pezige lichaam van Maurice Padt (23) is nog kurkdroog. Zijn zwembril bungelt om een arm en zijn badmuts rust in zijn handen. In het Sloterparkbad moet de training van Gay Swim Amsterdam deze vrijdagavond nog beginnen. 

Voorheen zwom Padt bij een reguliere zwemclub, daarover had hij naar eigen zeggen niets te klagen. Waarom hij die dan verruilde voor deze roze vereniging? “De zekerheid”, zegt hij. “Het idee dat je jezelf kan en vooral mag zijn. Je sluit homofobie uit.” Op een heteroclub zou hij toch ietsjes geremd zijn, zegt Padt. “Als je iets te lang naar een man kijkt. Dat is niet alleen voor hen, maar ook voor mij ongemakkelijk.”

Padts zwemclub is onderdeel van een bloeiend roze verenigingsleven in de hoofdstad. Zo is er ook een zangvereniging, een tennis- en een rugbyclub. 

Die verenigingen bestaan sinds de jaren negentig en uit die tijd stamt ook de bijnaam Gay Capital of Europe voor Amsterdam. Die werd bedacht door de toeristische industrie, om een nieuw soort toerist te trekken, vertelt Laurens Buijs. Hij is sociaal wetenschapper en doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar homo-emancipatie. 

Die posters van Suitsupply met de zoenende mannen, die werden beklad. Daar schrok ik van
Maurice Padt

“In de flowerpowerreputatie van Amsterdam zagen ze lucratieve business. Ze dachten: ­homo’s hebben geen kinderen, en dus geld te besteden. De roze gulden heette het toen. En het bleek te werken. Voor veel homo’s werd Amsterdam legendarisch, net als San Francisco, New York en Berlijn. Dáár gebeurde het.”

Mooie en lieve Amsterdam

“Op zich hebben we het als Amsterdamse homo’s best goed voor mekaar”, zegt Padt bijna dertig jaar na die campagne. Maar hij heeft het idee dat het er niet beter op wordt. “Ik weet niet of het echt zo is”, zegt hij weifelend. “Je merkt wel dat de reacties ­feller worden op Facebook en op straat. Denk aan de ophef over de posters van Suitsupply, die posters met de zoenende mannen die werden beklad. Daar schrok ik van.”

Hij is niet de enige in Amsterdam die dat gevoel heeft. Afgelopen jaren ontstond er geregeld onrust na een geweldsincident. Zoals toen er in 2016 een homostel werd mishandeld bij de pont over het IJ; een van de slachtoffers liep een schedelbreuk op. 

Gay Pride 2017.Beeld Sanne De Wilde

Oud-VVD-raadslid Tjakko Dijk uitte eerder ­deze maand in een open brief in Het Parool zijn zorgen. ‘Ik kan het niet verkroppen dat ik in een stad als de onze, dat mooie en ­lieve Amsterdam, moeite heb om een andere man op straat te zoenen of hand in hand met hem te lopen’, schreef hij. In de aanloop naar de Amsterdam Pride-week van deze week ­begon de gemeente met een postercampagne tegen het respectloos behandelen van de ­Amsterdamse lhbt-gemeenschap.

Op het journaal

Wat zeggen de cijfers? Duidelijk is dat het aantal meldingen van anti-homogeweld en ­discriminatie afgelopen jaren is gegroeid. Specifieke gegevens over Amsterdam zijn niet beschikbaar, maar landelijk registreerde de ­politie in 2017 in totaal 954 incidenten van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. In 2011 waren dat er 622. 

Toch zijn op basis daarvan geen conclusies te trekken, waarschuwt Buijs. Het kan zijn dat er tegenwoordig simpelweg sneller melding wordt gemaakt van incidenten.

Als je niet meer jezelf kunt zijn op straat, mag je je de naam Gay Capital niet toe-eigenen als stad
Johan Bos

Geweld is zichtbaarder, legt Buijs uit, en we hebben het er meer over. Er is meer berichtgeving: als nu een homo in elkaar wordt geslagen, komt het in het journaal of in de krant. Er gaan foto’s en berichten rond op sociale media. Afgelopen week nog meldde een man op Facebook na een nachtje stappen het ziekenhuis te zijn ingeslagen, naar verluidt om zijn geaardheid. 

Eerder bleven zulke incidenten onder de radar, zegt Buijs. Op zich is die toegenomen aandacht een goede ontwikkeling, vindt hij. “Tegelijkertijd neemt het onveiligheidsgevoel erdoor toe. Terwijl het helemaal niet zo hoeft te zijn dat het onveiliger is geworden. Je moet oppassen dat je het verleden niet heel erg romantiseert en idealiseert.”

Al lang niet meer

Een schril fluitje klinkt bij het zwembad. Het is zwemcoach Johan Bos (52). “Amsterdam als Gay Capital?” De scepsis is van zijn gezicht te lezen. “Dat is lang geleden. Dat zijn we allang niet meer. Als je niet meer jezelf kunt zijn op straat, mag je je die naam niet toe-eigenen als stad.” 

Hij wordt weleens nageroepen of bespuugd op straat. Dat maakte hij vroeger niet mee. “Vandaag let ik op wat ik doe. Tien of vijftien jaar geleden niet. Dat was toen geen probleem.”

Bos concludeert dat de maatschappij minder tolerant is geworden. “Niet alleen tegenover homo’s. Ook andere bevolkingsgroepen hebben het zwaar te verduren. Men is bang, of vindt alleen het eigen perspectief van belang. Dan krijg je zulk gedrag. Alleen laten wij als homogemeenschap ons niet meer in een hoek drukken. We zijn zelfbewuster en assertiever geworden, activistischer zeg maar. We durven onze stem te laten horen.” 

'Wij laten ons als homogemeenschap niet meer in een hoek drukken'
Johan Bos

Als voorbeeld wijst hij op de mars tegen homogeweld door de binnenstad van Amsterdam waar vorig jaar 1500 tot 2000 mensen in meeliepen. “Dat de wet­geving en onze rechten netjes op orde zijn, is mooi. Maar het moet in de praktijk ook veilig zijn.” 

Met dat groeiend zelfbewustzijn, ging ook de aangiftebereidheid omhoog, zegt sociaal wetenschapper Buijs. “Bij de politie is er meer aandacht voor. Je kunt nu aangifte doen bij een homoseksuele agent.  En de homogemeenschap trekt een duidelijke grens: geweld ­tegen homo's is ­helemaal niet normaal, dat is een probleem.”

Boe!

De geschreeuwde aanwijzingen van waterpolospelers galmen vanuit de aangrenzende ruimte door de hal. Angelique ­Toonen (54) probeert eroverheen te komen. De omtrek van haar zwembril staat om de oogkassen ­gegroefd. Ze zit nu een jaar of zeven bij Gay Swim Amsterdam. Vooral het enthousiasme dat de vereniging onder vrijwilligers ontketent, vond ze aantrekkelijk.

De Amsterdamse homogemeenschap is ­bevoorrecht, vindt Toonen, maar niet vrij van problemen. Vorige week nog werd ze letterlijk opgeschrikt door een man op straat, toen ze met haar vrouw hand in hand liep, vertelt ze. “Hij riep ‘Boe!’, terwijl hij voor onze neus sprong. Zomaar.” Er klinkt verontwaardiging in haar stem. Of ze haar gedrag door zulke in­timidatie aanpast? Onbewust wel, denkt ze. “Stel, ik loop met mijn vrouw langs een grote groep mannen, dan vermijd ik het hand in hand lopen. Zo meteen maar weer, denk ik dan. Ik ga het niet opzoeken. Dat is trouwens altijd zo geweest. Dat is de tweede natuur die je ontwikkelt.”

Er wordt al snel gewezen naar moslims. Dat is niet helemaal juist
Laurens Buijs, onderzoeker homo-emancipatie, Universiteit van Amsterdam

Toonen merkt ook dat jongens van niet-­Nederlandse origine het vaak lastig vinden. “Dan staan ze met een groepje en doen ze heel erg giechelig, bijna meidenachtig.” 

Toch komen zij in onderzoeken niet naar voren als de enige of de grootste boosdoener, zegt Buijs, die voor zijn onderzoek Amsterdamse daders van homogeweld ondervroeg over hun motieven en achtergrond. Het gros van hen was man en in de twintig. “Er wordt al snel gewezen naar moslims. Zeker in Amsterdam, waar zij een aardig deel van de bevolking uitmaken. Dat is niet helemaal juist. De problemen zijn er echt wel, maar ze spelen binnen alle bevolkingsgroepen. De boosdoener is eerder de straatcultuur, waarin jongeren zich snel bedreigd voelen in hun mannelijkheid. De meeste van deze moslims gaan helemaal niet naar de moskee. En er zaten ook veel autochtonen tussen.”

Door een roze bril

Een paar kilometer van het zwembad, op de Dam, houdt Sanne Pols (35) op een zonnige dinsdagochtend een regenboogvlaggetje in haar handpalm geklemd. Om haar heen staan een stuk of twintig toehoorders, studenten uit Hongkong. Ze laat hen een geplastificeerde zwart-wit foto zien. Er staan mensen uit een concentratiekamp op, in kenmerkend gestreept plunje, met op hun borst een roze ­driehoek. “Nu wordt het roze gedragen als ­geuzensymbool”, legt ze uit.

Sinds november organiseert Pols, afgestudeerd religiewetenschapper, haar ‘LHBTours’. Tijdens die rondleidingen gidst ze lhbt’ers van over de hele wereld, die Amsterdam door een roze bril willen zien, langs de leukste plekjes van de stad. Waarom ze dit doet? “Om onze ­gemeenschap zichtbaarder te maken en mensen bewust te maken van de geschiedenis.”

Gay Pride poster uit 1994 van de gemeente Amsterdam.

Chan Wing Chun (22) en haar medestudenten zijn gebiologeerd. Door haar ronde brilleglazen ziet ze de met regenboogvlaggen versierde straten. Zelf weet ze niet goed of ze op mannen of vrouwen valt, zegt ze. “In de traditionele maatschappij van Hongkong kan je je seksuele voorkeur het best verbergen. In mijn familie zou ik als verrader worden gezien, als ik lesbisch zou blijken te zijn. En een vriendin van mij vertelde dat ze niet meer met me ­wilde praten, als dat het geval is.”

Maar Amsterdam? “Beter dan dit kan je niet treffen, toch? De omstandigheden om gay te zijn, lijken hier perfect. Homo’s worden gerespecteerd. Mijn overtuiging is: het gaat goed met een maatschappij als het goed gaat met de lhbt’ers.” Ze kan zich niet voorstellen dat hier sprake is van uitsluiting of zelfs homogeweld. Ze zegt het op zachte, haast onverstaanbare toon, terwijl ze met haar armen gekruist achter haar medestudenten aan loopt.

Waar zijn al die homo's?

Toeristen vragen het vaak aan Sanne Pols: “Waar zijn al die homo’s? Wanneer krijgen we ze te zien?” Dan vertel ik over de ­levendige lhbt-gemeenschap, de roze verenigingen, het uitgaansleven voor homo’s – en als ze dat nachtleven eenmaal hebben ontdekt, vinden ze dat ook fantastisch, vertelt Pols. “De naam van Amsterdam, de geschiedenis, die is er en die blijft.”

Sommige toeristen hebben een mythisch, extreem beeld van de stad, merkt ze. “Ze ­verwachten dat we hier volop experimenteren met gendernormen, en dat alles hier kan. Als ze dan van mij horen dat het niet altijd zo tolerant is, dat anti-homogeweld en racisme ook hier voorkomen, is dat voor hen soms een desillusie.”

Met de mond belijden we dat homo’s oké zijn, maar onder elkaar is het vaak lachen, gieren en brullen over homo’s
Laurens Buijs

Moderne uitsluiting

Hard ­bewijs dat het geweld tegen homo’s in Amsterdam is toegenomen, is er niet. En in mei presenteerde het Sociaal Cultureel Planbureau optimistische cijfers: bijna driekwart van de Nederlanders is positief over homoseksualiteit. In 2006 was dat nog 53 procent. 

Heeft Amsterdam dan niet alle recht op de Gay Capital-titel? De cijfers zijn mooi, zegt Buijs. “Maar vaak wordt overdreven hoe goed het gaat in Nederland. Alsof we klaar zijn en ons land een voorbeeld is voor de rest van de wereld.”

Ook zwemcoach Johan Bos is waakzaam: de tolerantie is flinterdun, zegt hij. “Als het eng wordt, te veel of lastig, verdwijnt die heel snel. Als het te spannend wordt, hoor je: het mag, maar niet voor mijn neus. Tolerantie is er, maar acceptatie? Nee. Dat betekent dat je het gesprek met elkaar aangaat en interesse in elkaar toont. Dat mis ik. De houding is: het is oké, maar niet in mijn familie, niet te dichtbij.”

'De houding is: het is oké, maar niet in mijn familie, niet te dichtbij'
Johan Bos

Moderne uitsluiting, noemt onderzoeker Buijs het. “De sociale norm in Nederland is nu dat het achterlijk is om homofoob te zijn. Liefst geven we religieuzen de schuld van homofobie, en moslims en vluchtelingen; mensen die er een traditionelere vorm van uitsluiting op nahouden. Wij Nederlanders zijn niet zo, nee, want wij zijn modern. Grotendeels is dat schijn. Zo heeft 29 procent van de Nederlanders nog steeds moeite met zoenende mannen. Met de mond belijden we dat iedereen gelijk is, dat homo’s oké zijn, dat het homo­huwelijk kan. Onder elkaar is het voor mannen nog vaak lachen, gieren en brullen over homo’s. Homo is nog steeds een veelgebruikt scheldwoord. Een cultuur verander je niet ­zomaar. Nee, we zijn nog niet klaar.”

De botenparade tijdens Gay Pride 2017.Beeld ANP