Direct naar artikelinhoud
Wetenschap

Die lekkere geur na regen, dat zijn bacteriescheetjes

Die lekkere geur na regen, dat zijn bacteriescheetjes
Beeld Bart Borgerhoff

Het is een geur uit duizenden die bijna iedereen met graagte opsnuift. De dampen die uit de natuur opstijgen als het na een periode van droogte fiks geregend heeft. Fris en zoet, maar ook prikkelend en aards. Waar komen die geuren vandaan?

Het is een vraag die wetenschappers meer dan een eeuw heeft beziggehouden. Eind negentiende eeuw spitten Fransen biochemici de natte kleibodem om en slaagden ze erin 'de geur van de aarde' op te vangen. Maar het is geen typisch kleiachtige geur, schreven twee Australiërs ruim een halve eeuw later. Isabel Bear en Richard Thomas namen in 1964 diverse bodemmonsters mee naar hun laboratorium, analyseerden ze, maakten ze nat, droog of heel heet en kwamen tot de conclusie dat alle bodemsoorten die typische lucht af konden geven. In het vakblad Nature doopten ze de geur 'petrichor', afgeleid uit de Griekse woorden voor 'rots' en 'bloed van de goden'.

Petrichor is echter geen specifieke geur, ontdekten de Amerikanen Nancy Gerber en Hubert Lechevalier een jaar later, het is een melange. Er zitten allerlei geurstoffen in die afkomstig zijn van planten, maar het hoofdbestanddeel is geosmine – letterlijk: aardse geur. Geosmine is een stofje dat behoort tot de grote familie van terpenen, een verzameling van geur-, smaak- en signaalmoleculen die de natuur op allerlei manieren heeft benut.

Toen eenmaal duidelijk was dat het om geosmine ging, was de bron snel achterhaald: Streptomyces, een bacteriegeslacht dat alomtegenwoordig is in de bodem. De bacterie is druk met de recycling van allerlei organisch materiaal in de bodem en tijdens dat werk – of beter: tijdens die maaltijd – produceert hij geosmine. Dat deden zijn voorouders overigens al honderden miljoenen jaren geleden, zodat dieren ver vóór de tijd van de dinosauriërs al de typische geur konden ruiken.

In het vakblad 'Nature' doopten ze de geur 'petrichor', afgeleid uit de Griekse woorden voor 'rots' en 'bloed van de goden'

Als fruitvliegjes

In tijden van droogte gaan de bacteriën in een soort slaapstand en ligt hun metabolisme, en geosmine-uitstoot, stil. Totdat het gaat regenen. "Dan krijg je een explosie van microbiële activiteit", zegt Jaap Bloem, milieuwetenschapper van de Nederlandse Wageningen Universiteit. "Je ruikt de geur ook als je een vochtige akker omploegt, maar na zo'n regenbui ruik je pas echt dat de bodem leeft."

Het is niet alleen de dadendrang van de bacterie. Ook de regen zelf stuwt het geosmine de lucht in. Deels doordat de opspattende druppels de gassen meesleuren, maar vooral doordat het regenwater de holtes in de bodem opvult en de gassen wegdrukt. In de eerste uren na de regenbui geeft de bodem tot veertien keer zoveel vluchtige stoffen zoals geosmine af als twee dagen later.

'Na zo'n regenbui ruik je pas echt dat de bodem leeft'
Jaap Bloem, milieuwetenschapper

Lees ook: Is de zomer nu definitief voorbij?

Mensen zijn er bijzonder gevoelig voor. Aan enkele geosminemoleculen op een biljoen luchtmoleculen hebben we al genoeg om het te ruiken. Net als fruitvliegjes overigens. Maar terwijl deze beestjes een hekel aan de geur hebben – ze associëren hem met vergif – vinden mensen het prettig ruiken, vermoedelijk omdat wij de geur verbinden met vruchtbaarheid, met de groei van de gewassen. Gek genoeg proeven we het liever niet. Geosmine geeft water en wijn een grondige bijsmaak.

Tot slot: een deel van de geurmelange komt van boven. Bij bliksemflitsen ontstaat ozon, een variant van zuurstof. Dit molecuul heeft een scherpe, chloorachtige geur. Het wordt soms door de wind aangevoerd, ver vóór de storm uit, waardoor je kunt ruiken dat het noodweer eraan komt.