Direct naar artikelinhoud
Column

Thuis blader ik door mijn boeken over de freakshows. Hier zijn de monsters. Komt dat zien, kom dat zien

Thuis blader ik door mijn boeken over de freakshows. Hier zijn de monsters. Komt dat zien, kom dat zien
Beeld Illias Teirlinck

Anaïs Van Ertvelde is historica en podcaster bij Vuile Lakens. Elke twee weken schrijft ze over lichamen, seks, macht, kwetsbaarheid en verzet.

“Een monster, wat is dat Ananis?” Ik heb niet veel kinderen in mijn leven, dus de vragen van R. overvallen me altijd. Plots moet ik met een wezen van een andere orde communiceren. Al doet ze me aan mezelf denken. Of ­preciezer gezegd, aan wie ik mezelf nu voorhoud als kleuter te zijn geweest. Zo’n kind dat bejaard geboren is, ­onvermoeibaar moeilijke vragen stelt, net iets te gemakkelijk het gemoed van de mensen rondom haar oppikt. Met een reuzenlijf waar ze niet altijd goed blijf mee weet.

Ik moest ook altijd neerzitten op de klasfoto te midden van veel kortere, rechtstaande leeftijdsgenootjes. Anders stak ik een kop boven hen uit. Het is voor R. onmogelijk om enthousiast door de kamer te hollen zonder ongewild een spoor van destructie achter te laten. Over haar eigen snel groeiende ledematen struikelen, tegen het bezoek aan knallen. Lego-torens en poppenhuizen sneuvelen links en rechts. Godzilla in een bordkartonnen filmset, is het beeld dat me altijd te binnen schiet. Mocht Godzilla vooral goedhartig en gewoon onbehouwen zijn.

De schoolmeester in mij haalt er een zeker genot uit om orde te scheppen in haar kinderhoofd

“Een monster, wat is dat Ananis?” De vraag wordt met enige urgentie herhaald. Veel geduld hebben we niet, R. en ik. De schoolmeester in mij begint vol goede moed aan een antwoord. Hij haalt er een zeker genot uit om orde te scheppen in haar kinderhoofd. De wereld netjes op te delen in uitlegbare categorieën. “Monsters zijn wezens die ons angst aanjagen.” Zorgvuldig kies ik woorden waarvan ik vermoed dat een vierjarige die begrijpt.

Levendig ­herinner ik me een vakantiejob op de speelpleinen waar ik na een dag of twee gevraagd werd om de kleuterwerking te verlaten omdat ik de kleinsten lastigviel met ingewikkelde zinnen. Weggepro­moveerd naar het hoofdkantoor, werd dat, geloof ik, tactvol genoemd.

“Wezens zoals de bietebauw en de weerwolf. Of zoals Max en de maximonsters. Dat boek heb ik voor je gekocht, weet je nog? Heb je dat al gelezen? Het gaat over de monsters in jezelf.” R. kijkt me sceptisch aan: “Ik ben bang van bijen. Is bijen een monster Ananis?” Nee, een bij is geen monster.

Dat moet ik R. nageven. Mijn categorieën werken niet zo goed. De orde verkruimelt waar ik bij sta. R kijkt ernstig en fronst haar voorhoofd, niet één maar twee keer. Mijn uitleg is ondermaats. Ze heeft hier niets aan toe te voegen. “Ik denk er verder over na”, beloof ik haar.

R. kijkt me sceptisch aan: 'Ik ben bang van bijen. Is bijen een monster Ananis?' Nee, een bij is geen monster

Thuis blader ik door mijn boeken over de freakshows. Hier zijn de monsters. Komt dat zien, kom dat zien. De man met drie benen, the lobster twins, de vrouw zonder armen, the werewolf boy, de Siamese tweeling, General Tom Thumb. Waarom waren zij monsters? Waarom maakten deze mensen het publiek zo bang dat het opwindend genoeg werd om een toegangskaartje te betalen? Niet omdat zij kwaadaardig waren of omdat ze een fysieke bedreiging vormden. Het gaat hier om een heel specifieke soort angst. Een rauwe onrust over de orde der dingen, en wat er gebeurt als die niet gevolgd wordt.

Misschien is er dan wel helemaal geen orde der dingen. Zulke hybride wezens vervormen wat we verwachten van het bestaan, wat mogelijk is. Een fout in de morfologie van het leven zelf, zo noemde de Franse wetenschaps­filosoof Georges Canguilhem ze. Een verbroken belofte over hoe het leven ging zijn.

Hmm, hoe moet je dat met simpele woorden aan een vierjarige uitleggen?